ECLI:NL:RBLIM:2021:3377

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
9025900 \ CV EXPL 21-840
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake vordering tot betaling en proceskosten in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, heeft de kantonrechter op 14 april 2021 uitspraak gedaan in de zaak tussen de eiser, vertegenwoordigd door mr. S.L. Smits-Emons, en de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. G.M.O. Puddu. De eiser heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die na verkregen uitstel niet meer heeft geantwoord. Hierdoor staat de vordering van de eiser als niet weersproken vast en wordt deze toegewezen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.625,00, vermeerderd met wettelijke rente over een deel van dit bedrag vanaf 13 augustus 2020. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eiser zijn begroot op € 657,01. De kantonrechter heeft ook de gevorderde rente over de proceskosten toegewezen, evenals de nakosten conform de richtlijnen van het LOVCK. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9025900 \ CV EXPL 21-840
Vonnis van de kantonrechter van 14 april 2021
in de zaak van:
[eiser],
wonende [adres 1] ,
[woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. S.L. Smits-Emons,
tegen:
[gedaagde] ,h.o.d.n.
[handelsnaam],
wonende [adres 2] ,
[woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. G.M.O. Puddu.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het verzoek om uitstel van gedaagde partij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Gedaagde partij heeft, na verkregen uitstel niet meer geantwoord. De vordering van eisende partij staat daarom als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
2.2.
Gedaagde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 106,01
  • griffierecht € 240,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 657,01
2.3.
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
2.4.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 124,00 aan nakosten salaris.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 5.625,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.000,00 vanaf 13 augustus 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde partij voorts in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 657,01, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt gedaagde partij onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door eisende partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC