ECLI:NL:RBLIM:2021:3535

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
ROE 20/1585
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek uitbreiding woning en beoordeling omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 16 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, de buurman van de derde-partij, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf. De eiser had een handhavingsverzoek ingediend tegen de derde-partij, die een omgevingsvergunning had verkregen voor de uitbreiding van zijn woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitbreiding van de woning niet in strijd met de verleende omgevingsvergunning is gerealiseerd. De rechtbank oordeelde dat de controles door toezichthouders op 5 december 2018 en 18 september 2019 hebben aangetoond dat de aanbouw en het speeltoestel in overeenstemming zijn met de omgevingsvergunning. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat de door hem aangevoerde gronden niet voldoende onderbouwd waren en de metingen van de toezichthouders als betrouwbaar werden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen overtreding was van het bestemmingsplan en dat de derde-partij zich aan de voorwaarden van de omgevingsvergunning had gehouden. De uitspraak benadrukt het belang van de deskundigheid van toezichthouders en de noodzaak voor eiser om met deskundig bewijs te komen om zijn claims te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 20/1585
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2021 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats 1] , eiser
(gemachtigde: J.T.F. van Berkel),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf, verweerder
(gemachtigden: mr. M. Costongs-Muris en L.M.A. Kruijen).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[derde-partij], te [woonplaats 2]
(gemachtigde: mr. C. Lubben).
Procesverloop
In het besluit van 14 december 2019 (primair besluit) heeft verweerder eisers verzoek om handhavend op te treden tegen diverse bouwwerken op het perceel [adres 1] te [plaats] afgewezen.
In het besluit van 4 mei 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primair besluit gegrond verklaard wat betreft de aanwezigheid van het speeltoestel en voor het overige ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft aanvullende stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door W. Koster, vervanger van eisers gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Derde-partij is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
1. Eiser is de buurman van de derde-partij. Op grond van het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ” (hierna: bestemmingsplan) rust op het perceel van de derde-partij de bestemming ‘woondoeleinden’, ‘grondgebonden, twee aaneen of aaneengesloten’. Daarnaast geldt het bestemmingsplan “Bestemmingsplan bijgebouwen, beroeps/- bedrijfsmatige activiteiten aan huis en parkeren bij woningen” (hierna: facetbestemmingsplan). Bij besluit van 14 november 2017 heeft verweerder de derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor de realisering van een aanbouw op de begane grond, een uitbreiding van de kelder en de verplaatsing en uitbreiding van de garage. Het tegen dit besluit gerichte bezwaar van eiser heeft verweerder ongegrond verklaard. Deze rechtbank heeft bij uitspraak van 17 mei 2019, ECLI:NL:RBLIM:2019:4577, het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar ongegrond verklaard. Het hiertegen door hem ingestelde hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) bij uitspraak van 25 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:843, ongegrond verklaard. Dit betekent dat de omgevingsvergunning van 14 november 2017 onherroepelijk is.
1.1. Op 19 november 2018 heeft eiser verzocht om handhavend op te treden tegen bouwwerken op het perceel van de derde-partij. Het handhavingsverzoek heeft betrekking op de bij de omgevingsvergunning van 14 november 2017 (hierna ook: verleende omgevingsvergunning) vergunde aanbouw, uitbreiding van de kelder en verplaatsing en uitbreiding van de garage. Volgens eiser zijn deze bouwwerken niet conform de omgevingsvergunning opgericht. Tevens heeft het handhavingsverzoek betrekking op een speeltoestel en tuinhuis in de achtertuin. De toezichthouders hebben, blijkens het inspectierapport van de op 5 december 2018 uitgevoerde controle, geconcludeerd dat geen sprake is van een overtreding.
2. Bij het primair besluit heeft verweerder het verzoek om handhaving afgewezen, omdat uit de controle van 5 december 2018 blijkt dat de aanbouw en het speeltoestel in overeenstemming zijn met de op 14 november 2017 aan de derde-partij verleende omgevingsvergunning. Het tuinhuis dat was ingetekend op de bij de omgevingsvergunning van 14 november 2017 behorende bouwtekening is afgebroken en het nieuwe tuinhuis met een oppervlakte van 12,25 m² is vergunningsvrij. Voor het overige is volgens verweerder niet gebleken van strijdigheid met het (facet)bestemmingsplan.
3. Tijdens de door toezichthouders opnieuw uitgevoerde controle van 5 juni 2019 is gebleken dat voor zowel het speeltoestel als het (nieuw gerealiseerde) tuinhuis een omgevingsvergunning voor het bouwen (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) en voor het tuinhuis ook voor het afwijken van het (facet)bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo) nodig is.
3.1. Verweerder heeft dit bij brief van 3 juli 2019 te kennen gegeven aan de derde-partij en daarbij tevens aangegeven bereid te zijn om het tuinhuis met toepassing van artikel 4, eerste lid, van bijlage II van het Besluit omgevingswet (hierna: Bor) te legaliseren.
Op 5 augustus 2019, gewijzigd op 16 maart 2019, heeft de derde-partij een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het oprichten van een (nieuw) tuinhuis/berging. Op 18 september 2019 en 30 september 2019 zijn nogmaals controles uitgevoerd, waarbij bij de laatst genoemde controle is gebleken dat het tuinhuis was verwijderd. Op 25 maart 2020 heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning voor het (nieuw) tuinhuis/ berging verleend.
4. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat, gelet op de controles van 5 december 2018 en 18 september 2019, de gerealiseerde uitbreiding van de woning van de derde-partij conform de verleende omgevingsvergunning is. Er is geen aanleiding te twijfelen aan hetgeen de toezichthouders hebben geconstateerd en geconcludeerd. Verweerder heeft besloten aan de derde-partij alsnog een last onder dwangsom op te leggen inhoudende dat hij binnen 8 weken na verzending van het bestreden besluit het speeltoestel dient te verwijderen en verwijderd te houden onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per week met een maximum van € 10.000,-.
Toetsingskader
5. De rechtbank stelt vast dat de gronden van beroep enkel zijn gericht tegen de uitbreiding van de woning van de derde-partij, meer specifiek, de meetresultaten en verschillen tussen de van de omgevingsvergunning van 14 november 2017 deel uitmakende bouwtekening en de feitelijk gerealiseerde uitbreiding. Ter zitting is vastgesteld dat het geschil zich beperkt tot de overstek, de muren bij het terras en de door verweerder gemeten hoogtes van meerdere muren. Voorts is in geschil de ophoging van het plateau en de belending van het perceel. Het (nieuw) tuinhuis/berging en de last onder dwangsom ten aanzien van het speeltoestel liggen niet ter beoordeling voor.
Is gebouwd in afwijking van de omgevingsvergunning?
6. Eiser voert in beroep aan dat de derde-partij in afwijking van de omgevingsvergunning van 14 november 2017 heeft gebouwd. Volgens eiser is de hoogte van 2,25 meter in werkelijkheid hoger, namelijk 3,56 meter
.Ook klopt de gestelde 5,17 meter niet, omdat het langer lijkt te zijn (6,17 meter ?). De gemeten waarde van 5,17 meter is ten onrechte gemeten vanaf het einde van de eetkamer, omdat de eetkamer is vergroot bij de aanbouw en de lengte van het oorspronkelijke huis circa 8,67 meter was. Op de tekening staat -0-0 bij de oorspronkelijke eetkamer in de buurt. Tevens stelt eiser dat in de verleende omgevingsvergunning 15,35 meter is aangegeven van de voor- tot achtergevel, terwijl sprake is van 1 meter overstek. Op geen enkele bouwtekening behorende bij de omgevingsvergunning staat 16,35 meter aangegeven. In een door eiser gemaakte tekening zijn de door hem geconstateerde afmetingen opgenomen. De desbetreffende tekeningen zijn ter zitting bekeken en besproken.
7. In de op 5 december 2018 en 18 september 2019 door twee toezichthouders uitgevoerde controles is, middels metingen, geconcludeerd dat de gerealiseerde uitbreiding van de woning van de derde-partij conform de omgevingsvergunning is gerealiseerd. In de bijlage bij het controlerapport van 18 september 2019 zijn de handgeschreven resultaten van de door de toezichthouders verrichte metingen opgenomen op een kopie van de bij de verleende omgevingsvergunning behorende bouwtekening. Naar het oordeel van de rechtbank bevatten de controlerapporten een deugdelijke vaststelling van de maten van de uitbreiding van het huis. Niet betwist is dat de afmetingen ter plaatse binnen- en buitenwerks zijn opgemeten en dat buiten elke muur met een rolmaat en een digitale meter is opgemeten. Daarnaast zijn de meetresultaten vergeleken met de metingen die vooral aan de hand van luchtfoto’s zijn gedaan. Verweerder mocht uitgaan van de deskundigheid van de toezichthouders, zijnde twee technisch medewerkers integrale handhaving, en dus van de controlerapporten. De uitbreiding van de woning is tot twee maal toe nagemeten en op beide controlemomenten werd geconstateerd en geconcludeerd dat de uitbreiding van de woning conform de omgevingsvergunning is verleend. Bij de metingen - de rechtbank verwijst hiervoor naar ro 8 tot en met 14 - is verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht uitgegaan van de perceelhoogte van het perceel van de derde-partij en de peilhoogte van de bestaande woning, omdat hiermee dezelfde peilhoogte is aangehouden als bij de vergunningverlening. Eiser heeft geen tegenrapport overgelegd, enkel een door hem opgestelde tekening. Dit betreft geen tekening van een deskundige. Gelet hierop is verweerder terecht uitgegaan van de (met name) in het inspectierapport van
18 september 2019 opgenomen (en de in het verweerschrift nader toegelichte) metingen.
Meetwaarde 2,25 meter
8. De meetwaarde van 2,25 meter gaat over de afstand tussen de afgewerkte vloer en het plafond. Niet betwist is dat op de bouwtekening, behorend bij de verleende bouwtekening, is aangegeven dat de hoogtemaat van de aanbouw gemeten vanaf de peilhoogte 2,95 meter is. Evenmin is betwist dat bij deze hoogtemaat 0,52 meter (ook op de tekening aangegeven als 520) dient te worden opgeteld, omdat dit het verschil is tussen de afgewerkte vloer van de aanbouw en de peilhoogte van de woning. De afgewerkte vloer van de aanbouw ligt namelijk lager dan de peilhoogte van de bestaande woning. Deze twee waarden bij elkaar opgeteld komen nagenoeg overeen met de door eiser gemeten 3,56 meter hoogte. Het betoog van eiser faalt.
Overstek, meetwaarde 5,17 meter en 15,35 meter
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft gesteld dat eiser bij zijn schatting dat de betreffende afstand wellicht 6,17 meter bedraagt rekening heeft gehouden met de gemeten overstek van 1 meter. Blijkens de bouwtekening is vergund een afstand tussen de voor- en achtergevel van 15,35 meter (15350 op de tekening bij de omgevingsvergunning) plus een overstek. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de overstek van 1 meter niet op de bouwtekening zou zijn ingetekend. Op de bouwtekening is de overstek namelijk met een stippellijn weergegeven. Het klopt dat op deze tekening niet expliciet is aangegeven dat de overstek 1 meter is, maar ter zitting heeft verweerder toegelicht dat aan de hand van de op de bouwtekening gebruikte schaal de lengte van de overstek kan worden bepaald. De overstek is 1 centimeter op de bouwtekening, hetgeen 1 meter in werkelijkheid is. Uit de genoemde Afdelingsuitspraak van 25 maart 2020 volgt dat verweerder hiermee voldoende heeft gemotiveerd dat de bouwtekeningen duidelijk zijn. Dat zoals eiser heeft gesteld de totale bouwlengte van 19,55 meter niet op de bouwtekening is vermeld doet daaraan niet af, omdat als alle maten die op de bouwtekening staan worden opgeteld er sprake is van 19,55 meter (6000 + 300 + 8730 + 320 + 3955 + 250 = 19555). Dit betekent dat dit is vergund en dat daarom geen sprake is van een overtreding. Dit betoog faalt.
De muren bij het terras
10. In de als bijlage bij het inspectierapport van 19 september 2019 opgenomen doorsnede B-B nieuw is aangegeven dat de grote muur bij het terras 1,98 meter is en het kleine muurtje 0,79 meter. Dit correspondeert met de op de bouwtekening aangegeven lengte, gecombineerd met de schaal van 1 centimeter = 1 meter. Voorts heeft eiser ter zitting aangegeven dat hij de muur vanaf zijn perceel heeft gemeten. Het peil van het perceel van de derde-partij is leidend bij de bepaling van de hoogte, niet het peil van eisers perceel. Dit betekent dat eiser ten onrechte de hoogte van de muren vanaf het peil van zijn eigen perceel heeft gemeten en als het ware bij de hoogte van de muren heeft opgeteld. Gebleken is dat de hoogtes ongeveer overal 50 centimeter schelen met de werkelijke hoogtes. Dit betreft dus (zeer) waarschijnlijk het verschil in peil tussen het perceel van de derde-partij en dat van eiser. Dit betekent dat geen sprake is van strijd met de verleende omgevingsvergunning. Dit betoog slaagt niet.
Ophoging plateau
11. Eiser stelt dat door de trap ook te zien is dat er een ophoging van het plateau is, waardoor de oorspronkelijke loop van de grond anders is geworden, namelijk niet meer gelijkmatig naar beneden. Hierdoor ontstaat ook een verschil met de hoogte ten opzichte van eisers perceel.
12. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat er op het perceel van de derde-partij een hoogteverschil is tussen het peil van de bestaande woning en het peil van de tuin. Dit is op de bouwtekening (behorend bij de verleende omgevingsvergunning) aangegeven, evenals de trap. Dit betekent dat de trap en het hoogteverschil niet in strijd zijn met de verleende omgevingsvergunning, zodat geen sprake is van een overtreding. Dit betoog faalt.
Belending perceel
13. Eiser stelt zich vervolgens op het standpunt dat de belending naar de buren op nummer [nummer] niet klopt. Hier wordt de achterkant van de aanbouw in een schuine lijn aangegeven na de hoek van de woonkamer richting terras. Dit is volgens eiser onjuist, omdat de aanbouw in een haakse bocht naar het terras loopt.
14. Nog afgezien van het feit dat het perceel [adres 2] niet eisers perceel, noch het perceel van de derde-partij betreft, heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat eisers stelling niet juist is, omdat uit de bouwtekening blijkt dat de aanbouw op de zijdelingse perceelsgrens is gesitueerd. Dat dit feitelijk ook het geval is blijkt uit de foto’s bij het controlerapport van 18 september 2019. Het betoog slaagt niet.
Conclusie

15.Het beroep is ongegrond.

16.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.M. van den Brekel, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 16 april 2021
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.