Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dagvaarding € 102,96
- griffierecht € 499,00
- salaris gemachtigde €
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de onderlinge waarborgmaatschappij Onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars Groep, Zorgverzekeraar U.A. (hierna: CZ) een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De gedaagde had een ziektekostenverzekering afgesloten bij CZ, maar bleef in gebreke met de betaling van de premie, het eigen risico en/of de eigen bijdrage. CZ vorderde een totaalbedrag van € 2.133,36, inclusief rente en kosten, als gevolg van de betalingsachterstand.
De procedure omvatte een dagvaarding, een conclusie van antwoord, een rolbeslissing voor een comparitie van partijen, een akte aan de zijde van CZ en een proces-verbaal van de comparitie die op 26 november 2020 plaatsvond. Tijdens de comparitie erkende de gedaagde de vordering, maar verzocht om een betalingsregeling. CZ was bereid om een regeling te treffen, maar wenste toch een vonnis.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de verschuldigdheid van de hoofdsom had erkend, waardoor het gevorderde bedrag van € 1.823,39 aan hoofdsom toewijsbaar was. Ook de gevorderde wettelijke rente werd toegewezen, aangezien de gedaagde hiertegen geen zelfstandig verweer had gevoerd. Daarnaast werd de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat CZ had voldaan aan de vereisten van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
De gedaagde werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van CZ tot op heden waren begroot op € 975,96. Het vonnis werd uitgesproken door de kantonrechter en is uitvoerbaar bij voorraad.