1.2.Eiseres heeft op 9 maart 2017 een aanvraag gedaan voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015. Verweerder heeft vervolgens opdracht gegeven aan Argonaut voor een medisch onderzoek. Op 7 juli 2017 heeft Argonaut advies uitgebracht.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiseres een indicatie voor begeleiding groep toegekend voor de periode van 1 maart 2017 tot en met 16 juli 2017 voor vijf dagdelen per week. De hoogte van het pgb is € 35.44 per dagdeel. Deze indicatie werd gegeven tot het moment dat er meer duidelijkheid is over het bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag voor een Wlz-indicatie. Nu inmiddels duidelijk is dat ook na bezwaar voor de Wlz geen indicatie wordt gegeven, wordt de indicatie voor begeleiding groep op grond van de Wmo 2015 ook niet verlengd. Gelet op voornoemd medisch advies van Argonaut is er nog behandeling mogelijk waardoor vermindering van de klachten te verwachten valt met als gevolg verbetering in het functioneren en afname van begeleidingsbehoefte. Tevens zal een Wmo - voorziening een negatief effect op de behandeling hebben. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar, onder verwijzing naar het advies van de Commissie bezwaarschriften van 11 juni 2018, van eiseres ongegrond verklaard. Geconcludeerd wordt dat het onderzoek van de medisch adviseur zorgvuldig en volledig is geweest. Objectieve en verifieerbare (medische) gegevens die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, heeft eiseres niet overgelegd. Eerst is (psychiatrische) behandeling aangewezen alvorens een Wmo - voorziening aan de orde kan zijn. Bovendien volgt uit het medisch advies dat het indiceren van een Wmo - voorziening wordt afgeraden vanwege het negatieve effect op de behandeling.
4. Eiseres voert in beroep, kort samengevat, aan dat het (medisch) dossier niet compleet is. Voorts meent eiseres dat de aanwezigheid van een voorliggende voorziening geen in de wet geformuleerde afwijzingsgrond meer is. Eiseres meent dat er gelet op haar klachten sprake is van een langdurige noodzaak. Het standpunt van verweerder dat er nog behandeling mogelijk is en dit ook tot verbetering zal leiden is nergens op gebaseerd. Iedere onderbouwing ontbreekt. Eiseres stelt dat uit de vele medische informatie blijkt dat de problematiek van eiseres chronisch is, dat behandeling met medicatie noodzakelijk is om haar medische situatie enigszins stabiel te houden, maar dat een verbetering zeker niet meer aan de orde is. Het besluit is onvolledig, onduidelijk en niet zorgvuldig en ongemotiveerd tot stand gekomen. Eiseres stelt dat zij op en ná 17 juli 2017 recht heeft op een maatwerkvoorziening, te weten acht uren begeleiding individueel, vijf dagdelen begeleiding groep en huishoudelijke hulp. Ter onderbouwing van haar standpunt wordt een rapport van dr. F. Coucke, endocrinoloog, van 25 februari 2019 ingebracht.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. Wettelijk kader
Ingevolge artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 2.3.5, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Wmo 2015 bepaalt dat de maatwerkvoorziening, voor zover daartoe aanleiding bestaat, is afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt.
7. Verweerder heeft het bestreden besluit op het medisch advies van Argonaut van
7 juli 2017 gebaseerd. Door M.A.A.B. Opheij, verzekeringsarts bij Argonaut, heeft een (dossier)onderzoek plaatsgevonden. Eiseres is thuis bezocht door de verzekeringsarts op
31 mei 2017. Bij dit onderzoek was haar dochter en [naam 2] aanwezig. Er heeft een beperkt lichamelijk onderzoek en observatie plaatsgevonden en een oriënterend psychisch onderzoek. [naam 2] heeft medische informatie aangeleverd van L. Cornelissen-Houben, medisch adviseur van het CIZ en er heeft telefonisch overleg met de huisarts Ficken plaatsgevonden. De huisarts heeft aanvullende medische informatie opgestuurd van drs. J. Potjewijd, internist-immunoloog van 18 april 2017 en van drs. A.G.C.J. Vlasman, psychotherapeut van 9 mei 2017. Op 7 juli 2017 heeft Argonaut advies uitgebracht. In het advies wordt door de verzekeringsarts geconcludeerd dat de verwachting is dat de beperkingen afnemen met adequate behandeling. Eiseres staat onder controle van dr. F. Coucke, endocrinoloog uit Sint-Gillis-Waas te België. Er is nog een behandeling mogelijk. Van behandeling is vermindering van klachten te verwachten, waardoor verbetering in functioneren en afname van begeleidingsbehoefte. Adequate, multidisciplinaire behandeling is aangewezen, gericht op de somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK) problematiek door terzake specifieke (SOLK)deskundigen. Ten tweede blijken er ook nog behandelmogelijkheden te zijn van de psychiatrische problematiek. Deze behandelingen worden als voorliggend beschouwd op de aangevraagde voorziening. Volgens behandelaars van een traject met een op beperkingenreductie gerichte aanpak wordt het indiceren van Wmo - voorzieningen afgeraden, omdat het een negatief effect op de behandeling kan hebben.
8. In een aanvullend rapport van 1 november 2019 heeft L. ten Hove, verzekeringsarts bij Argonaut, nu verzekeringsarts Opheij niet meer bij Argonaut werkzaam is, aanvullend geadviseerd op verzoek van de rechtbank. Gemachtigde van eiseres heeft daarvoor (nogmaals) een uitvoerig medisch dossier aangeleverd. Deze stukken bevinden zich onder de gedingstukken. De ontvangen stukken worden genoemd in het rapport. De verzekeringsarts geeft aan dat er een discrepantie is tussen veel stukken en benoemt deze discrepanties ook. Aangegeven wordt dat uitgaande van de richtlijn SOLK gesproken kan worden van een ernstig beeld met klachten op meerdere vlakken. Het feit dat eiseres de klachten vanuit lichamelijk lijden wil verklaren maakt niet dat daar op voorhand in mee gegaan moet worden. Reeds eerder werd aangegeven dat hier een multidisciplinair traject aan de orde is. Dit is in overeenstemming met de NHG standaard uit 2013. Citaat: “Stap 3 Patiënt met ernstige SOLK: in samenwerking met tweedelijnshulpverleners Samenwerking met/verwijzing naar multidisciplinaire teams/behandelcentra.” Door het treffen van voorzieningen zal de noodzaak tot verandering voor eiseres weggehaald worden. Door het uitblijven van verandering zal eiseres steeds minder kunnen en steeds afhankelijker worden van anderen. Hierdoor zal haar participatie afnemen. Aangegeven wordt dat de beperkende factor tot nog toe ten aanzien van herstel niet in de behandeling is gelegen, maar in de cognities van eiseres over haar functioneren en het hierin bevestigd worden door de alternatieve behandeling door de Belgische arts en de mantelzorgers. Dit “vasthouden aan haar invaliditeit” wordt verder verstevigd als er verregaande begeleiding en verzorging gefaciliteerd gaat worden onder de noemer “medisch noodzakelijk”. Vanuit de reguliere medische zorg is niet te verklaren dat een licht energetisch trauma verregaande invaliditeit met zich meebrengt. Er zijn geen uitvalsverschijnselen geconstateerd die de invaliditeit kunnen verklaren. Dat eiseres zich als zodanig gedraagt en door inactiviteit en niet gebruiken van bepaalde functies bepaalde taken ook steeds minder goed kan uitvoeren door conditieverlies maakt dit niet anders. Revalidatie zal – door doorbreken van haar overtuigingen en door het leren van vertrouwen op haar lichaam – de toestand van eiseres kunnen verbeteren en de weg naar participatie aan deze maatschappij betekenen. Dit is zeker niet een traject van korte duur. Mogelijk vraagt het zelfs een klinisch traject en het vraagt in ieder geval de wens van eiseres om beter te functioneren en de bereidheid om te veranderen. Het vraagt ook een revalidatietraject met medewerkers van verschillende disciplines die bereid zijn tijd en energie te steken in het verbeteren van eiseres functioneren. Ten aanzien van de psychiatrische behandeling wordt aangegeven dat, gezien de diagnose die volgens de DSM5 geschaard kan worden onder het disfunctioneel omgaan met klachten, er in ieder geval een behandeldoel op het specifieke terrein van de geestelijke gezondheidszorg ligt. Er zijn verschillende behandelingen welke effect kunnen hebben. Het niet behandelen heeft tot op heden geleid tot een persisterende en zelfs progressieve gestelde invaliditeit. Of behandeling verbetering met zich meebrengt is van te voren niet te voorspellen omdat vele niet medische factoren een rol hierbij spelen.
9. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding is voor het oordeel dat de medisch adviezen niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen of dat niet concludent of anderszins onjuist zijn. De medisch adviseur Opheij heeft eiseres thuis bezocht, heeft medische informatie bij de huisarts opgevraagd en medisch adviseur Ten Hove heeft vervolgens alle aanwezige medische informatie van eiseres, die nogmaals verstrekt is, waaronder informatie van alle behandelaars, opnieuw in haar beoordeling betrokken. De rechtbank maakt daarbij de kanttekening dat het door eiseres in beroep overgelegde medische rapport van Coucke van 25 februari 2019 niet expliciet door verzekeringsarts Ten Hove genoemd is, maar de rechtbank leest in de andere brieven van Coucke, die zich onder de gedingstukken bevinden, geen andere informatie nu de informatie in de brief van 25 februari 2019 vooral betrekking heeft op de jaren 2014 tot en met 2016. Daarnaast constateert de rechtbank dat de informatie van de Belgische arts Coucke, in tegenstelling tot het eerdere standpunt van verzekeringsarts Opheij die aangeeft dat informatie van een Belgische arts niet als ‘evidence based medicine’ wordt beschouwd, in de aanvullende advisering door Ten Hove wel meegenomen is en genoemd is onder de discrepanties. De rechtbank is van oordeel dat voldoende uitgebreid en gemotiveerd naar voren komt dat er behandelmogelijkheden voor eiseres bestaan, welke behandelmogelijkheden dat zijn en dat het verstrekken van voorzieningen anti-revaliderend zal werken. Voor de overwegingen verwijst de rechtbank naar hetgeen opgenomen is onder 7 en 8. De enkele niet nader met (medische) stukken onderbouwde betwisting van stellingen uit het rapport van verzekeringsarts Ten Hove, is daartoe onvoldoende.
10. Met betrekking tot het standpunt van eiseres dat een voorliggende voorziening geen afwijzingsgrond meer is in de Wmo 2015, merkt de rechtbank op dat ook bij de beoordeling van een aanvraag in het kader van de Wmo 2015 van belang is of betrokkene is uitbehandeld. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de CRVB van 23 januari 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:558). Daarnaast geldt dat een gevraagde maatwerkvoorziening kan worden afgewezen, indien deze een anti-revaliderend effect zal hebben (ECLI:NL:CRVB:2016:1741) 11. Verweerder heeft de voorziening begeleiding (groep) terecht niet verder verlengd na 16 juli 2017.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.