ECLI:NL:RBLIM:2021:3933

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 mei 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
AWB 20/1792
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van wapenverlof na escalatie van burenconflict

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de intrekking van een wapenverlof. Eiser, die betrokken was bij een langdurig burenconflict dat op 18 mei 2019 escaleerde in een vechtpartij, had zijn wapenverlof aangevraagd. De politiechef van Limburg heeft op 24 oktober 2019 het wapenverlof ingetrokken, waarna eiser administratief beroep heeft ingesteld. Verweerder, de Minister van Justitie en Veiligheid, heeft het beroep ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende redenen waren om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van eiser als wapenverlofhouder. De rechtbank stelde vast dat de mutatierapporten van de politie objectieve informatie bevatten die de intrekking van het wapenverlof onderbouwden. Eiser had weliswaar aangevoerd dat hij slachtoffer was van de vechtpartij, maar de rechtbank oordeelde dat de getuigenverklaringen en de context van het burenconflict voldoende aanleiding gaven om te concluderen dat eiser niet langer te vertrouwen was met het voorhanden hebben van wapens.

De rechtbank benadrukte dat er zeer zware eisen worden gesteld aan de betrouwbaarheid van wapenverlofhouders en dat zelfs geringe twijfel voldoende is om een wapenverlof in te trekken. De belangen van eiser om zijn schietsport te kunnen uitoefenen, wogen niet op tegen het belang van de veiligheid in de samenleving. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de intrekking van het wapenverlof.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 20/1792

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. J.H.P. Hardy,
en

de Minister van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. S. Azarkani.

Procesverloop

In het besluit van 24 oktober 2019 (de intrekking) heeft de politiechef van Limburg namens de korpschef van politie (de korpschef) eisers verlof tot het voorhanden hebben van (vuur)wapens en munitie (wapenverlof) ingetrokken.
Eiser heeft hiertegen administratief beroep bij verweerder ingesteld. Bij besluit van
4 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder dit beroep ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als getuige is verschenen [naam wijkagent] , wijkagent. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Op 18 mei 2019 is een langdurig burenconflict geëscaleerd in een vechtpartij. Dit was voor de korpschef reden om te onderzoeken of eiser een wapenverlof mocht hebben. De korpschef heeft vervolgens het wapenverlof van eiser ingetrokken en aan deze intrekking meerdere redenen ten grondslag gelegd. Verweerder heeft de intrekking vervolgens in stand gelaten. Eiser is het niet eens met de intrekking.
Wat is de reden voor het bestreden besluit?
2. Verweerder heeft aangevoerd dat er zeer zware eisen worden gesteld aan de betrouwbaarheid van een wapenverlofhouder zodat reeds geringe twijfel aan de betrouwbaarheid reden is om een wapenverlof in te trekken. Uit de vijf mutatierapporten van de politie blijkt volgens verweerder dat eiser betrokken is bij een langdurend (ten minste 8 jaar) burenconflict. Op 18 mei 2019 is dit bij het donateur schieten bij een schutterij geëscaleerd in openlijke geweldpleging. Op basis van de inhoud van het proces-verbaal en de mutatierapporten, in onderlinge samenhang gezien en gewogen, zijn er volgens verweerder voldoende aanknopingspunten om te concluderen dat aan eiser het onder zich hebben van wapens en munitie niet langer kan worden toevertrouwd. Bovendien volgt uit het proces-verbaal en de mutatierapporten, volgens verweerder, dat eiser vanwege stressvolle omstandigheden onder een mogelijk psychische druk staat, hetgeen tot uitdrukking kan komen in een onvoorspelbaar gedragspatroon en waarbij de indruk bestaat dat eiser zichzelf niet in de hand heeft. In een dergelijke situatie acht verweerder het ongewenst dat één der betrokken partijen wapens of munitie voorhanden heeft. Volgens verweerder is daarom voldoende concreet en objectief toetsbaar onderbouwd dat het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer aan eiser kan worden toevertrouwd. Het persoonlijk belang van eiser, dat de schietsport zijn ideale hobby is waar hij ook goed in is, weegt volgens verweerder niet op tegen het door verweerder te beschermen algemene belang van de veiligheid in de samenleving.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser stelt dat hij op 18 mei 2019 slachtoffer was van een mishandeling en dat hij geen actieve rol heeft gespeeld in het burenconflict. Er bestaat al jarenlang een civiel conflict tussen zijn vader (waar eiser bij inwoont) en diens buren over een erfafscheiding. Eiser heeft in dat kader nooit geweld gebruikt en is nooit agressief geweest. Objectieve redenen op basis waarvan geringe twijfel bestaat over de verantwoordelijke omgang met een vuurwapen, ontbreken. Van de oorspronkelijke argumenten om het wapenverlof van eiser in te trekken is zo goed als niets overgebleven, aldus eiser. In het bestreden besluit wordt slechts gewag gemaakt van geringe twijfel of eiser verantwoord met zijn wapens kan omgaan. Gelet op het feit dat de verdenkingen tegen hem ongegrond zijn, zijn er extra zware motiveringseisen voor de intrekking van het wapenverlof nodig en daar voldoet het bestreden besluit niet aan. Bovendien is er nadat eiser slachtoffer werd op 18 mei 2019, niets meer voorgevallen. Dit is dusdanig lang (meer dan een jaar) dat elke vrees voor eigenrichting geweken moet worden geacht. Tot slot dient volgens eiser ook een belangenafweging in zijn voordeel uit te vallen. Door de intrekking en het bestreden besluit wordt hij namelijk hard geraakt in zijn belangen. De schietsport is voor eiser zijn lust en leven.
Wat is het juridische kader?
4. Op grond van artikel 7, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet wapens en munitie (Wwm) kunnen verloven worden ingetrokken door het bestuursorgaan dat deze heeft verleend of door verweerder, indien er aanwijzingen zijn dat aan de houder daarvan het onder zich hebben van wapens en munitie niet langer kan worden toevertrouwd. Gelet op de bewoordingen van de wettekst, is sprake van een discretionaire bevoegdheid van verweerder. Aan verweerder komt dus beoordelingsruimte toe bij de beantwoording van de vraag of sprake is van aanwijzingen dat aan de houder van een wapen het onder zich hebben van wapens en munitie niet langer kan worden toevertrouwd.
5. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat iemand die een wapen heeft zich in een uitzonderingspositie bevindt ten opzichte van andere burgers. Deze uitzonderingspositie brengt mee dat in de houder van een wapenverlof het vertrouwen moet kunnen worden gesteld, dat hij zich strikt aan de toepasselijke regels zal houden en zich onthoudt van overtredingen die kunnen worden beschouwd als een tamelijk ernstige aantasting van de rechtsorde. Geringe twijfel aan het verantwoord zijn van de gemaakte uitzondering is reeds voldoende grond om daaraan een einde te maken en de vergunning in te trekken. Deze twijfel moet wel objectief toetsbaar zijn. [1]
6. Voor die toetsing heeft verweerder beleid vastgesteld omtrent redenen om te vrezen dat van het wapenverlof misbruik zal worden gemaakt. Dit beleid is voor zover het betreft de toetsing van het bestreden besluit, neergelegd in de Circulaire wapens en munitie 2019 (Cwm 2019). Voor de beoordeling van de vraag of in een bepaald geval vrees voor misbruik bestaat, worden in paragraaf B.1.2 een aantal concrete criteria gegeven. Aan de hand van deze criteria zal in elk geval afzonderlijk moeten worden bezien of er sprake is van ‘vrees voor misbruik’ dan wel ‘het niet langer kunnen toevertrouwen’.
7. De vrees voor misbruik kan bij andere omtrent de betrokkene bekende feiten worden gebaseerd op informatie die (nog) niet tot een veroordeling heeft geleid. Niet de veroordeling is immers de reden de vergunning in te trekken, maar de vrees voor misbruik. Die vrees kan er uiteraard ook al zonder veroordeling zijn. De bevoegdheid van verweerder om een wapenverlof in te trekken is dan ook een eigen bestuursrechtelijke verantwoordelijkheid, die los staat van het strafrechtelijke traject.
De inhoudelijke beoordeling
8. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de mutatierapporten waar verweerder naar heeft verwezen aan te merken als objectieve informatie omdat de mutatierapporten zijn opgesteld door politieambtenaren. Niet is gebleken dat de betrokken politieambtenaren een belang hebben bij het onjuist vermelden wat zij hebben waargenomen en gehoord. In de mutatierapporten zijn niet alleen de verklaringen van eiser en diens buren zijn opgenomen, maar ook de verklaringen van andere getuigen die over de vechtpartij hetzelfde verhaal vertellen en die geen partij zijn in het burengeschil. In hetgeen eiser naar voren heeft gebracht ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoudelijke juistheid van de mutatierapporten. De enkele betwisting daarvan door eiser is daarvoor onvoldoende.
9. Op basis van de mutatierapporten en de verklaring van eiser stelt de rechtbank vast dat er sprake is van een jarenlang conflict tussen (de familie van) eiser en diens buren. Op 18 mei 2019 is het burengeschil geëscaleerd in een vechtpartij op een schutterij. Desgevraagd heeft eiser ter zitting bevestigd dat bij die vechtpartij onder andere eiser, diens vader, moeder en zus en de buurjongen betrokken waren. Eiser heeft ter zitting aangegeven dat hij weliswaar heeft gevochten, maar dat hij niet is begonnen en hij zich moest verdedigen. Uit het mutatierapport dat ziet op de vechtpartij, blijkt echter dat meerdere getuigen hebben verklaard dat eiser begon met slaan. Eiser is tevens door de politie als verdachte gehoord. Dat de zaak tegen eiser is geseponeerd wegens onvoldoende bewijs is niet van belang, nu de vrees voor misbruik ook mag worden gebaseerd op informatie die niet tot een veroordeling heeft geleid. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank het standpunt van eiser, dat hij slechts het slachtoffer was, niet. Dat de getuige, wijkagent [naam wijkagent] , ter zitting heeft verklaard dat eiser in zijn ogen van onbesproken gedrag is, maakt het voorgaande niet anders. De getuige heeft immers ook verklaard dat hij met name de vader van eiser goed kent en eiser zelf alleen via diens vader. Daarnaast heeft de getuige verklaard dat hij in de periode dat de vechtpartij heeft plaatsgevonden ziek thuis zat en derhalve niet als wijkagent bij deze zaak betrokken was. De getuigenverklaring biedt dan ook geen steun voor het standpunt van eiser dat hij slechts slachtoffer was in de vechtpartij.
10. Zoals de rechtbank onder 5 heeft overwogen is reeds geringe twijfel aan de betrouwbaarheid voldoende om een wapenverlof in te trekken. Nu het conflict met de buren al eens is geëscaleerd en niet gebleken is dat eiser slechts slachtoffer was, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat het wapenverlof aan eiser niet langer is toevertrouwd en dat de drempel van geringe twijfel in dit geval is overschreden. De rechtbank acht in dat kader ook van belang dat eiser ter zitting heeft aangegeven dat hij die dag op de schutterij aan het werk was en dat de buurjongen de hele avond heeft zitten stoken waarna op een gegeven moment de bom is ontploft. De rechtbank is van oordeel dat hieruit volgt dat eiser zich niet (tijdig) uit de situatie heeft onttrokken, terwijl dat wel van hem als wapenverlofhouder, gezien zijn uitzonderingspositie zoals overwogen onder 5, mag worden verwacht. Verweerder mocht zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat er een risico bestaat dat het conflict met de buren voor een tweede keer uit de hand loopt, waarbij het risico bestaat dat daarbij wapens worden gebruikt en dat het tijdsverloop sinds de intrekking van het wapenverlof nog onvoldoende is om te concluderen dat er niet langer sprake is van een risicofactor nu het burenconflict tot op heden voortduurt.
11. Eiser heeft betoogd dat verweerder had moeten afzien van de intrekking, omdat een belangenafweging in het voordeel van eiser uitvalt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in redelijkheid zich op het standpunt mocht stellen dat het niet meer kunnen uitoefenen van de schuttershobby onvoldoende opweegt tegen het belang van verweerder om een veilige samenleving te waarborgen.
Conclusie
12. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het houden van wapens en munitie niet langer aan eiser kan worden toevertrouwd. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D. Kock, rechter, in aanwezigheid van R. Viester, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2021. .
de griffier is verhinderd te ondertekenen
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 7 mei 2021.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie o.a. de uitspraak van de Afdeling van 10 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1126