Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- het vonnis van 21 augustus 2019,
- de akte houdende opgave getuigen en overlegging bewijsstukken, met productie 33, ter griffie ontvangen op18 september 2019,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 15 juni 2020,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor zijdens [gedaagden] (contra-enquête) van
- de conclusie na enquête zijdens [eiseres] , ter griffie ontvangen op 13 oktober 2020 met producties 34 tot en met 39,
- de conclusie na enquête zijdens [gedaagden] , ter griffie ontvangen op 14 oktober 2020,
- de akte uitlating producties zijdens [gedaagden] , ter griffie ontvangen op 21 januari 2021.
3.De verdere beoordeling
De bewijsopdracht ter zake de klachtplicht
van januari 2017 zijn wij aan de tafel blijven zitten. Na het gesprek hebben wij de gebreken van het pand aan [gedaagde sub 2] laten zien. Ik weet niet meer wat wij specifiek hebben laten zien. Het zit namelijk overal. [gedaagde sub 2] reageerde nonchalant. (…) [getuige 2] was aanwezig bij het gesprek in verband met het dak. Hij kwam voor reparatiewerkzaamheden en was van begin af aan bij de gebreken aan het dak betrokken. (…).”