ECLI:NL:RBLIM:2021:4075

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
17 mei 2021
Zaaknummer
7303800 CV EXPL 18-6731
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schadevergoeding en proceskosten in Dexiazaak

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft de kantonrechter op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee eisers en Dexia Nederland B.V. De eisers, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk, vorderden schadevergoeding van Dexia wegens geleden schade in het kader van een leaseovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Dexia de stelling van eiseres sub 1 met betrekking tot het genoten fiscaal voordeel cijfermatig heeft onderbouwd. Eiseres sub 1 erkende dat zij een jaaropgaaf van Dexia had ontvangen, waaruit bleek dat het door Dexia gestelde bedrag aan restant hoofdsom correct was. De kantonrechter concludeerde dat Dexia aan eiseres sub 1 een bedrag van € 37.522,81 moest terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van betaling.

Daarnaast heeft eiseres sub 1 aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke kosten, maar deze vordering werd door Dexia gemotiveerd betwist. De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat de kosten al in de proceskostenvergoeding waren begrepen. Eiseres sub 1 vorderde ook dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad werd verklaard, wat Dexia betwistte. De kantonrechter oordeelde dat het belang van eiseres sub 1 zwaarder woog dan dat van Dexia, en wees de vordering tot uitvoerbaar bij voorraad toe.

Tot slot werd Dexia veroordeeld in de proceskosten van eiseres sub 1, die tot de uitspraak van het vonnis werden begroot op € 3.063,01. De kantonrechter wees ook de vorderingen van eiser sub 2 af, en veroordeelde eiser sub 2 tot betaling van de proceskosten van Dexia. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 7303800 CV EXPL 18-6731
Vonnis van de kantonrechter van 12 mei 2021
in de zaak van
[eiseres sub 1],
[eiser sub 2],
beiden wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. G. van Dijk,
tegen
de besloten vennootschap
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J.R. van Staveren.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] , [eiser sub 2] (en tezamen en in enkelvoud: [eiser] ) en Dexia genoemd worden.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 november 2020 waarin aan Dexia de gelegenheid is gegeven een akte te nemen met betrekking tot de onderbouwing van het door [eiser] genoten fiscaal voordeel
- de akte van Dexia
- de antwoordakte van [eiser]
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

Te verrekenen voordelen
2.1.
De kantonrechter stelt vast dat Dexia in haar akte haar stelling met betrekking tot het door [eiseres sub 1] genoten fiscaal voordeel cijfermatig heeft onderbouwd.
2.2.
[eiseres sub 1] heeft in haar antwoordakte erkend dat zij van Dexia een jaaropgaaf 2001 heeft ontvangen waaruit blijkt dat het door Dexia gestelde bedrag aan restant hoofdsom aan het eind van het jaar 2000 correct is. Daaruit vloeit voort dat de berekening van Dexia van de hoogte van het fiscaal voordeel over het jaar 2000 zoals weergegeven in productie 1 bij conclusie van antwoord correct is. [eiseres sub 1] erkent alsnog dat rekening moet worden gehouden met een door haar genoten fiscaal voordeel van € 2.230,31.
2.3.
De conclusie uit het hiervoor overwogene gelezen in combinatie met het overwogene in rov. 2.12 van het tussenvonnis van 25 november 2020 is dat Dexia aan [eiseres sub 1] wegens de door haar geleden schade een bedrag van € 26.851,77 aan inleg minus € 2.230,31 wegens genoten fiscaal voordeel en € 12.901,35 aan betaalde restschuld (in totaal een bedrag van € 37.522,81 moet terugbetalen, vermeerderd met de wettelijke rente telkens vanaf de dag van de door [eiseres sub 1] gedane betalingen.
Buitengerechtelijke kosten
2.4.
[eiseres sub 1] heeft aangevoerd dat nog aanspraak bestaat op vergoeding van buitengerechtelijke kosten door Dexia, hetgeen Dexia gemotiveerd heeft betwist.
2.5.
Leaseproces heeft, specifiek ter zake de vordering van [eiseres sub 1] , twee sommaties gestuurd voorafgaande aan deze procedure, te weten de brieven van 10 april 2006 (productie C van [eiseres sub 1] ) en 6 augustus 2018 (productie F van [eiseres sub 1] ). Deze brieven vormen de vereiste voorbereiding van deze procedure, waarvoor de kosten in de hierna te bepalen proceskostenvergoeding zijn begrepen. Dit geldt ook voor de overige door de gemachtigde van [eiseres sub 1] gestelde werkzaamheden die aan de start van deze procedure vooraf zijn gegaan. De gevorderde vergoeding van de gestelde buitengerechtelijke kosten zal dan ook worden afgewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad verklaring?
2.6.
[eiseres sub 1] vordert het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dexia voert verweer hiertegen en verzoekt een eventuele veroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Daarbij wijst Dexia er op dat deze vordering onderdeel is van een groot aantal procedures. De financieel nadelige gevolgen voor Dexia bij een (massale) uitvoerbaar bij voorraad verklaring van betalingsveroordelingen staan niet in verhouding tot het relatieve ongemak van [eiseres sub 1] om wat langer te moeten wachten op betalingen, te meer omdat [eiseres sub 1] zelf al vele jaren gewacht heeft voordat de procedure is begonnen. Ook is er een restitutierisico, aldus Dexia.
heeft bij repliek betwist dat er in haar geval sprake is van een restitutierisico.
2.7.
Volgens vaste jurisprudentie kan aangenomen worden, dat degene, die een veroordeling tot betaling van een geldsom vordert, het vereiste belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft (HR 27 februari 1998, NJ 1998/512), terwijl een daartegenover gesteld restitutierisico geconcretiseerd moet worden (HR 17 juni 1994, NJ 1994/591). Dat de executie mogelijk tot ingrijpende gevolgen leidt, die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden, staat op zichzelf niet in de weg aan uitvoerbaarverklaring bij voorraad, maar is slechts een omstandigheid die meegewogen moet worden (HR 28 mei 1993, NJ 1993/468). Dexia heeft niet onderbouwd dat en waarom uitvoerbaar bij voorraadverklaring voor haar zal leiden tot financieel nadelige gevolgen. Het gestelde restitutierisico is niet geconcretiseerd voor wat betreft de situatie van [eiseres sub 1] . Het belang van Dexia weegt niet zwaarder dan het belang van [eiseres sub 1] , zodat de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring toegewezen zal worden.
Proceskostenveroordeling
2.8.
Dexia dient, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres sub 1] ten onrechte de juistheid van de stelling van Dexia met betrekking tot het genoten fiscaal voordeel heeft betwist. Dexia heeft daardoor nodeloos kosten moeten maken voor de akte waarin zij het fiscaal voordeel heeft berekend. Deze kosten zal [eiseres sub 1] dan ook aan Dexia moeten vergoeden, door middel van verrekening in de vorm van aftrek van een half procespunt. Bovendien heeft dit ertoe geleid dat op 25 november 2020 nog geen eindvonnis kon worden gewezen. De kantonrechter zal daarom het voor 1 februari 2021 geldende tarief toepassen.
De kosten van [eiseres sub 1] worden met in achtneming van het voorgaande tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
- explootkosten € 98,01
- griffierecht € 81,00
- salaris gemachtigde
€ 2.884,00(4 punten x tarief € 721,00)
Totaal € 3.063,01.
2.9.
De door [eiseres sub 1] gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.
2.10.
In het tussenvonnis van 25 september 2019 is in rov. 4.1 al geoordeeld dat [eiser sub 2] niet als contractpartij kan worden beschouwd, dat zijn vorderingen zullen worden afgewezen en dat de kosten van het verweer op dit punt van Dexia door [eiser sub 2] zullen moeten worden gedragen. De kantonrechter acht een kostenvergoeding wegens salaris gemachtigde van een half punt in tarief € 721,00, uitkomend op een bedrag van € 360,50, redelijk. Dit bedrag zal aan Dexia worden toegewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt Dexia om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres sub 1] te betalen de door haar geleden schade, bestaande uit de door [eiseres sub 1] betaalde inleg (termijnbetalingen minus genoten fiscaal voordeel) en betaalde restschuld, een bedrag van in totaal € 37.522,81, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf het moment waarop een desbetreffend gedeelte van de inleg / restschuld daadwerkelijk is voldaan tot de dag van algehele voldoening,
3.2.
veroordeelt Dexia tot betaling van de proceskosten van [eiseres sub 1] , die tot de uitspraak van dit vonnis worden begroot op € 3.063,01,
3.3.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiseres sub 1] volledig aan de veroordelingen hiervoor onder 3.1 en 3.2 voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 120,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met de kosten van dat exploot,
3.4.
wijst het meer of anders door [eiseres sub 1] gevorderde af,
3.5.
wijst de vorderingen van [eiser sub 2] af,
3.6.
veroordeelt [eiser sub 2] tot betaling van de proceskosten van Dexia wegens verweer tegen zijn vorderingen, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 360,50,
3.7.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoer bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en is in het openbaar uitgesproken.
WE