ECLI:NL:RBLIM:2021:4401

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 mei 2021
Publicatiedatum
31 mei 2021
Zaaknummer
9174780 CV EXPL 21-2109
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontruimingsvordering wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 21 mei 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting Meerssen en een gedaagde partij die niet is verschenen. Woningstichting Meerssen vorderde de ontruiming van een door de gedaagde gehuurde woning, met als argument dat er sprake was van overlast die een ontbinding van de huurovereenkomst zou rechtvaardigen. De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 17 mei 2021, waarbij de gedaagde niet aanwezig was en verstek werd verleend.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat voor het toewijzen van een vordering tot ontruiming, er een spoedeisend belang moet zijn dat zwaarder weegt dan de belangen van de gedaagde. De rechter heeft geconcludeerd dat Woningstichting Meerssen niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op dat moment een zodanig spoedeisend belang was bij de ontruiming. De overlast waar Woningstichting Meerssen naar verwees, was voornamelijk van oudere datum (2018 en 2019) en recente klachten van omwonenden waren niet overgelegd. Hierdoor heeft de kantonrechter de vordering afgewezen wegens gebrek aan voldoende spoedeisend belang.

De beslissing van de kantonrechter is dat de gevorderde ontruiming niet wordt toegewezen, en het vonnis is openbaar uitgesproken op 21 mei 2021.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: 9174780 CV EXPL 21-2109
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 21 mei 2021
in de zaak van
de naar Nederlands recht rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
WONINGSTICHTING MEERSSEN,
gevestigd en kantoorhoudend te Meerssen,
eisende partij,
gemachtigde mr. C.F.J. Leenarts
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.
Partijen worden nader aangeduid als Wonen Meerssen en [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 16
  • de mondelinge behandeling op 17 mei 2021 te 9.00 uur,
  • het tijdens de behandeling tegen [gedaagde] verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Wonen Meerssen verhuurt aan [gedaagde] , gelijk [gedaagde] van Wonen Meerssen huurt, de woonruimte, plaatselijk bekend [adres] te [woonplaats] .
2.2.
Wonen Meerssen vordert -samengevat – de ontruiming van het gehuurde – met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
2.3.
Bij de beoordeling van een vordering tot het treffen van een onmiddellijke voorziening moet de voorzieningenrechter zich – bij wijze van uitgangspunt – richten naar de waarschijnlijke uitkomst van een eventuele bodemprocedure. Dat betekent dat de gevorderde veroordeling tot ontruiming van de door [gedaagde] gehuurde woning en de daarmee samenhangende vorderingen alleen kunnen worden toegewezen als met grote mate van waarschijnlijkheid valt te verwachten dat een op art. 7:213 BW gebaseerde vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Bovendien moet Wonen Meerssen een spoedeisend belang hebben bij het treffen van de gevorderde voorziening. Dat belang moet zwaarder wegen dan het belang van [gedaagde] bij afwijzing van de vordering. Uit art. 254 Rv volgt immers dat de voorzieningenrechter (lees: de kantonrechter) alleen in spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist, bevoegd is om deze te geven.
2.4.
Alle omstandigheden en belangen van dit geval in aanmerking genomen is de kantonrechter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat Wonen Meerssen op dit moment een zodanig spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorziening die strekt tot ontruiming van het gehuurde dat dit belang zwaarder dient te wegen dan de belangen van [gedaagde] . Wonen Meersen heeft als grond voor de door haar gevorderde ontruiming aangevoerd dat sprake is van zodanige overlast dat dit een ontbinding van de huurovereenkomst zou rechtvaardigen. Ter staving van deze stelling verwijst Wonen Meerssen naar de door haar overgelegde producties. Een groot deel van deze producties heeft echter betrekking op overlast in 2018 en 2019. De overige producties (uit 2021) zijn antwoorden op een brief van de gemachtigde van Wonen Meerssen. Recente en uit eigener beweging geuite klachten van omwonenden zijn op dit moment niet voorhanden/kenbaar gemaakt.
2.5.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het gevorderde wegens gebrek aan voldoende spoedeisend belang zal worden afgewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter als voorzieningenrechter
3.1.
wijst het gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2021. [1]

Voetnoten

1.type: JvdH