In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 2 juni 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ASR Schadeverzekering N.V. en Bonafizo B.V., waarbij ASR schadevergoeding vorderde na een aanrijding op 15 oktober 2018 op de N276 in Sittard. De aanrijding betrof een Volkswagen Golf, bestuurd door een onderbewindgestelde, die in botsing kwam met twee andere voertuigen. ASR, als WAM-verzekeraar van de Golf, stelde de onderbewindgestelde aansprakelijk voor de schade aan de andere voertuigen, die door ASR was vergoed. ASR vorderde een bedrag van € 2.763,29, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.
Bonafizo, de gedaagde partij en bewindvoerder van de onderbewindgestelde, voerde verweer en stelde dat de onderbewindgestelde toestemming had om de Golf te besturen en dat hij over een geldig rijbewijs beschikte. Bonafizo betwistte dat de aanrijding het gevolg was van de manoeuvre van de onderbewindgestelde, en stelde dat de aanrijding was veroorzaakt door de bestuurder van het andere voertuig, die te laat had gereageerd op het vertraagde verkeer.
De kantonrechter oordeelde dat ASR niet voldoende bewijs had geleverd voor het causaal verband tussen de manoeuvre van de onderbewindgestelde en de schade aan de andere voertuigen. De rechter wees de vordering van ASR af en veroordeelde ASR tot betaling van de proceskosten aan Bonafizo. De uitspraak benadrukte het belang van het bewijs van causaal verband in aansprakelijkheidszaken en de rol van de betrokken bestuurders in de toedracht van de aanrijding.