ECLI:NL:RBLIM:2021:4624
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen personenauto
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 12 april 2021 uitspraak gedaan in een vordering tot onttrekking aan het verkeer van een personenauto, ingediend door de officier van justitie. De vordering was gebaseerd op artikel 552f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, in samenhang met artikel 36b, eerste lid, aanhef en onder 4° van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet is verschenen tijdens de zitting. De rechtbank heeft de inhoud van het dossier en de in raadkamer naar voren gebrachte argumenten van de officier van justitie beoordeeld.
De rechtbank concludeert dat er geen relatie kan worden vastgesteld tussen de belanghebbende en een strafbaar feit, hetgeen vereist is volgens artikel 36b, eerste lid, aanhef onder 4° van het Wetboek van Strafrecht. De zaak tegen de belanghebbende was eerder op 13 november 2020 geseponeerd wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af, omdat niet is voldaan aan de vereisten voor onttrekking aan het verkeer. De beslissing is genomen door rechter K.G. Witteman, in aanwezigheid van griffier M.J.M. Penders, en is uitgesproken in openbare raadkamer. Tegen deze beschikking staat voor de officier van justitie beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen 14 dagen na dagtekening van de beschikking.