ECLI:NL:RBLIM:2021:4644

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
8781063 CV EXPL 20-4670
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling lening afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing

In deze zaak vordert de eisende partij, vertegenwoordigd door mr. R.G.P. Voragen, terugbetaling van een lening van € 5.848,95 die hij aan de gedaagde partij heeft verstrekt. De gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. J. in 't Ven, betwist echter dat er sprake is van een lening en stelt dat zij niet op de hoogte was van de bedragen die haar zoon van de eisende partij heeft ontvangen. De kantonrechter heeft de procedure op 9 juni 2021 behandeld, waarbij de eisende partij zijn vordering heeft onderbouwd met een overzicht van de bedragen en whatsapp-berichten. Echter, de kantonrechter oordeelt dat de eisende partij onvoldoende heeft aangetoond dat de gedaagde partij verantwoordelijk is voor de terugbetaling van de lening. De kantonrechter wijst de vordering af, omdat de eisende partij niet heeft kunnen onderbouwen wanneer en aan wie de bedragen zijn geleend. Ook de vordering tot teruggave van een televisie wordt afgewezen, omdat de eisende partij heeft erkend dat hij deze aan de zoon van de gedaagde partij heeft gegeven. De eisende partij wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 622,00, vermeerderd met wettelijke rente. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. G.M. Drenth.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8781063 CV EXPL 20-4670
Vonnis van de kantonrechter van 9 juni 2021
in de zaak van:
[eisende partij]
wonend [adres 1] ,
[woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. R.G.P. Voragen,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres 2] ,
[woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J. in 't Ven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord met 4 producties
  • productie 1 van [eisende partij]
  • een nadere productie van [eisende partij]
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 21 januari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Volgens [eisende partij] heeft [gedaagde partij] geld van hem geleend/is zij aansprakelijk voor hetgeen hij heeft (uit)geleend aan haar zoon [zoon gedaagde partij] . Op grond van deze stellingen vordert [eisende partij] uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde partij] te veroordelen tot terugbetaling van het geleende bedrag van € 5.848,95;
[gedaagde partij] te veroordelen tot het teruggeven van de geleende televisie dan wel het betalen van een daarvoor passende schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
[gedaagde partij] te veroordelen in de kosten van het geding;
[gedaagde partij] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten.
2.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben in 2019 een relatie gehad, die datzelfde jaar is beëindigd.
[eisende partij] stelt dat hij meerdere malen geld aan [gedaagde partij] en – naar later is gebleken – haar meerderjarige zoon [zoon gedaagde partij] heeft geleend tot een totaalbedrag van € 5.858,95. Hij stelt dat hij hiervoor met [gedaagde partij] een terugbetalingsregeling van € 250,00 per maand heeft getroffen die [gedaagde partij] niet nakomt. Daarnaast stelt hij dat zij een televisie van hem heeft geleend die zij heeft verkocht.
3.2.
[gedaagde partij] betwist enig bedrag van [eisende partij] te hebben geleend. Zij weet dat haar zoon [zoon gedaagde partij] geld van [eisende partij] heeft ontvangen, maar ze weet niet om welke bedragen het gaat en of dit leningen of schenkingen waren omdat zij hier niet bij betrokken was. Ook betwist zij een televisie van [eisende partij] te hebben geleend. Zij weet alleen dat [eisende partij] een televisie aan [zoon gedaagde partij] heeft gegeven.
3.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. [eisende partij] heeft in haar dagvaarding niet gesteld wanneer hij waarvoor welke bedragen op welke wijze (contant of via de bank) aan wie ( [gedaagde partij] of zoon [zoon gedaagde partij] ) heeft geleend. Ook over de betalingsregeling ontbreekt elke informatie anders dan dat [gedaagde partij] zou hebben toegezegd dat zij in termijnen van minimaal
€ 250,00 per maand zou terugbetalen. Pas na de dagvaarding legt [eisende partij] een overzicht over van de bedragen die hij stelt te hebben uitgeleend aan [gedaagde partij] en [zoon gedaagde partij] tot een totaal van € 5.848,95 en legt hij (een transcriptie van) whatsappberichten over, waaruit volgens hem blijkt van (een deel van) deze leningen. Tevens blijkt daaruit volgens hem van de betalingsregeling die is toegezegd door [gedaagde partij] en die volgens [eisende partij] tevens ziet op de bedragen die hij aan [zoon gedaagde partij] heeft uitgeleend.
3.4.
[eisende partij] stelt echter niet welke bedragen hij aan [gedaagde partij] (en niet aan [zoon gedaagde partij] ) heeft uitgeleend en waaruit dat blijkt. Dat [gedaagde partij] in een whatsappbericht van 17 augustus 2019 aan [eisende partij] schrijft dat hij vanaf oktober elke maand € 250,00 krijgt “tot het bedrag weg is”, is daarbij niet genoeg om te concluderen dat zij heeft bedoeld (ook) de aan [zoon gedaagde partij] geleende bedragen terug te zullen betalen. Daarbij komt dat de kantonrechter geen idee heeft op welk bedrag hierbij wordt gedoeld. Dat dit zou gaan om (het totaal van) de vordering in deze procedure heeft [eisende partij] op geen enkele wijze onderbouwd.
3.5.
Ten aanzien van hetgeen [eisende partij] aan [zoon gedaagde partij] zou hebben geleend geldt bovendien dat hij onvoldoende heeft gesteld waarom [gedaagde partij] gehouden zou zijn dit terug te betalen. [eisende partij] heeft tegen het verweer van [gedaagde partij] – dat niet is voldaan aan de vereisten van contractsovername, schuldoverneming en/of borgstelling is voldaan – niets ingebracht. Hierbij komt dat ook op dit punt de hoogte van de hiermee gemoeide bedragen onvoldoende is onderbouwd. Bij gebrek aan onderbouwing kan de kantonrechter de eerste vordering dan ook niet toewijzen.
3.6.
Met betrekking tot de televisie heeft [eisende partij] ter zitting erkent dat hij deze aan [zoon gedaagde partij] heeft gegeven. Voor de vordering tot teruggave of tot betaling van schadevergoeding door [gedaagde partij] bestaat dan ook geen grondslag. Deze vordering wijst de kantonrechter dus ook af.
3.7.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [gedaagde partij] worden begroot op € 622,00 (2 punten x tarief € 311,00) aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.8.
De nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna in de beslissing omschreven.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vordering van [eisende partij] af;
4.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde partij] en tot op heden begroot op € 622,00, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [eisende partij] onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door [gedaagde partij] volledig aan de proceskostenveroordeling onder 4.2. voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag der voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
4.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
type: TN
coll: