Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord met 4 producties
- productie 1 van [eisende partij]
- een nadere productie van [eisende partij]
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 21 januari 2021.
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert de eisende partij, vertegenwoordigd door mr. R.G.P. Voragen, terugbetaling van een lening van € 5.848,95 die hij aan de gedaagde partij heeft verstrekt. De gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. J. in 't Ven, betwist echter dat er sprake is van een lening en stelt dat zij niet op de hoogte was van de bedragen die haar zoon van de eisende partij heeft ontvangen. De kantonrechter heeft de procedure op 9 juni 2021 behandeld, waarbij de eisende partij zijn vordering heeft onderbouwd met een overzicht van de bedragen en whatsapp-berichten. Echter, de kantonrechter oordeelt dat de eisende partij onvoldoende heeft aangetoond dat de gedaagde partij verantwoordelijk is voor de terugbetaling van de lening. De kantonrechter wijst de vordering af, omdat de eisende partij niet heeft kunnen onderbouwen wanneer en aan wie de bedragen zijn geleend. Ook de vordering tot teruggave van een televisie wordt afgewezen, omdat de eisende partij heeft erkend dat hij deze aan de zoon van de gedaagde partij heeft gegeven. De eisende partij wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 622,00, vermeerderd met wettelijke rente. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. G.M. Drenth.