ECLI:NL:RBLIM:2021:4685

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
11 juni 2021
Zaaknummer
8936855 CV EXPL 20-6479
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de kantonrechter in vordering van onbepaalde waarde

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht, heeft de kantonrechter op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in een incident. De eiseres in de hoofdzaak, die tevens verweerster is in beide incidenten, heeft een procedure gestart tegen de gedaagde in de hoofdzaak en Tandartspraktijk Mheer. De eiseres verwijt de gedaagden toerekenbaar tekort te zijn geschoten in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. De vordering betreft een onbepaalde waarde, wat aanleiding gaf tot een bevoegdheidsincident van de gedaagden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat vorderingen van onbepaalde waarde enkel door de kantonrechter behandeld kunnen worden indien er duidelijke aanwijzingen zijn dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. In dit geval was er geen bewijs dat dit het geval was, waardoor de kantonrechter zich onbevoegd verklaarde om van de hoofdzaak kennis te nemen. De zaak is vervolgens verwezen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht. De kantonrechter heeft partijen erop gewezen dat zij in het vervolg van de procedure alleen bij advocaat kunnen procederen. De beslissing omtrent de kosten van het incident is aangehouden tot de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: 8936855 CV EXPL 20-6479
Vonnis in incident van de kantonrechter van 9 juni 2021
in de zaak van
[eiseres in hoofdzaak, verweerster in beide incidenten],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in beide incidenten,
gemachtigde mr. A. Sarkis,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in hoofdzaak, eiseres in het incident sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
gemachtigde mr. A.K. Sjouw,

2 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidTANDARTSPRAKTIJK MHEER B.V.,gevestigd te Mheer, gemeente Eijsden-Margraten,

gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
gemachtigde mr. E.J.C. de Jong.
Partijen zullen hierna [eiseres in hoofdzaak, verweerster in beide incidenten] , [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in het incident sub 1] en Tandartspraktijk Mheer genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties A, B en 1 t/m 28,
  • de conclusie van antwoord, tevens houdend een bevoegdheidsincident van
  • de conclusie van antwoord, naar de kantonrechter begrijpt, tevens houdend een
  • incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in beide incidenten.

2.De beoordeling in beide incidenten

2.1.
[eiseres in hoofdzaak, verweerster in beide incidenten] is een procedure gestart (de hoofdzaak) tegen [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in het incident sub 1] en Tandartspraktijk Mheer omdat zij – kort gezegd – [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in het incident sub 1] en/of Tandartspraktijk Mheer verwijt toerekenbaar tekort geschoten te zijn in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. [eiseres in hoofdzaak, verweerster in beide incidenten] heeft tevens opgemerkt dat het een vordering van onbepaalde waarde betreft.
2.2.
[gedaagde in hoofdzaak, eiseres in het incident sub 1] en Tandartspraktijk Mheer hebben in de hoofdzaak allebei een incident opgeworpen. Zij vorderen ieder afzonderlijk dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart om van de hoofdzaak kennis te nemen. De kantonrechter begrijpt uit hun verweer dat zij van mening zijn dat de kantonrechter niet bevoegd is, nu het een vordering van onbepaalde waarde betreft en dat er ook verder niet is gebleken van een grondslag die kan leiden tot bevoegdheid van de sector kanton.
2.3.
Zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde worden enkel door de kantonrechter behandeld en beslist indien duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval. [eiseres in hoofdzaak, verweerster in beide incidenten] stelt in haar dagvaarding dat de kantonrechter op grond van art. 93 c Rv bevoegd is van de zaak kennis te nemen. De kantonrechter is van oordeel dat onderhavige zaak niet kwalificeert als een ‘aardvordering’, die door de kantonrechter wordt behandeld, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering, dit is ook niet nader door [eiseres in hoofdzaak, verweerster in beide incidenten] gemotiveerd.
2.4.
De kantonrechter zal dan ook de zaak in de staat en stand waarin deze zich bevindt verwijzen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht.
2.5.
Wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure alleen bij advocaat kunnen procederen.
2.6.
De kantonrechter zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

3.De beslissing

De kantonrechter
in beide incidenten
3.1.
verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
3.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt naar de civiele rolzitting van de kamer voor andere zaken dan kantonzaken in de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht van
woensdag 23 juni 2021 om 10.00 uurvoor stellen advocaat,
3.4.
wijst [eiseres in hoofdzaak, verweerster in beide incidenten] erop dat na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat deze verhoging binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort,
3.5.
wijst [gedaagde in hoofdzaak, eiseres in het incident sub 1] en Tandartspraktijk Mheer erop dat na verwijzing griffierecht verschuldigd is, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH