Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eisende partij sub 1] ,
[eisende partij sub 2],
beiden wonend [adres 1] ,
[woonplaats] ,
eisende partij,
[handelsnaam gedaagde partij],
1.De procedure
- het exploot van de dagvaarding van 12 oktober 2020
- de conclusie van antwoord
- de brief waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 februari 2021 met aangehechte spreekaantekeningen.
2.De feiten
“An unserer Absicht das Haus bis zum 31.10.2019 zu mieten hat sich bislang nichts geändert.”
“Hiermit kündige ich den Mietvertrag von das Haus.”
Die Kündigung is nicht begründet; siehe Artikel 4 C des Mietvertrages und hier inbesondere den Hinweis auf Artikel 7:274 des Dutch Civil Code.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
“Ik zou geen makelaar hebben ingeschakeld of een verkoopcontract hebben ondertekend indien ik maar de geringste twijfel bij zijn vertrek zou hebben gehad”.[handelsnaam gedaagde partij] heeft vlak na het ondertekenen van de bemiddelingsovereenkomst aangeboden te bemiddelen bij de verhuur van de woning, echter [eisende partij] heeft er toen voor gekozen om de verhuur uit te besteden aan Housing Office Brunssum, en later ook gezegd dat hij haar zal infomeren over de verkoop. Op het moment dat [eisende partij] op 11 juni 2019 de e-mail van [huurder] ontving waaruit bleek dat hij niet per 1 november 2019 wilde vertrekken, maar de huurovereenkomst wenste voort te zetten, heeft [eisende partij] zich ook gewend tot Housing Office Brunssum. Toen Housing Office Brunssum liet weten niets voor [eisende partij] te kunnen betekenen heeft [eisende partij] zich tot [handelsnaam gedaagde partij] gewend. Aangezien [eisende partij] de verhuur had uitbesteed aan Housing Office Brunssum – een professionele dienstverlener gespecialiseerd in de verhuur aan expats en belangenbehartiger van [eisende partij] voor wat betreft de verhuur – en gezien de diverse mededelingen van [eisende partij] in e-mails en op de vragenlijst, waaruit blijkt dat [eisende partij] steeds stellig meedeelt dat verhuurder per 1 november 2019 vertrekt, bestond voor [handelsnaam gedaagde partij] ten tijde van het ondertekenen van de koopovereenkomst en de periode daaraan voorafgaand geen aanleiding om [eisende partij] expliciet te wijzen op een rechtsgeldige huuropzegging, de noodzaak van een ontbindende voorwaarde dan wel eventuele (financiële) risico’s. In het licht van deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat [handelsnaam gedaagde partij] op dit punt niet tekort geschoten is in zijn zorgplicht.
“Wanneer ga je de koper informeren? Niet dat dit ook nog te laat gebeurt.”Uit deze zinsnede blijkt geenszins dat deze duidt op de opzegtermijn van zes maanden. [eisende partij] heeft behalve de partijgetuigen ook geen ander (getuigen)bewijs aangeboden, zodat bewijsaanbod op dit punt zal worden gepasseerd.
5.De beslissing
30 juni 2021voor akte aan de zijde van [eisende partij] waarin hij zich dient uit te laten over de vraag of hij van de gelegenheid tot bewijslevering gebruik zal maken door middel van overlegging van bewijsstukken en/of het horen van getuigen,