ECLI:NL:RBLIM:2021:4903

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
03.321465.20 en 03.250540.19 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van een agent en openlijke geweldpleging met wapenbezit en drugsbezit

Op 22 juni 2021 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1982, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging van een politieagent, openlijke geweldpleging, wapenbezit en bezit van verdovende middelen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 8 juni 2021, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten gepresenteerd. De verdachte werd bijgestaan door mr. B.M.A. Jegers, advocaat te Heerlen.

De tenlastelegging omvatte onder andere de poging tot zware mishandeling van een slachtoffer op 12 juni 2019, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte geweld heeft gepleegd. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van bedreiging van een verbalisant op 18 december 2020, waarbij hij via een filmpje op sociale media een beloning uitloofde voor informatie over de agent. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de agent daadwerkelijk heeft bedreigd, wat leidde tot vrees bij de agent.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de openlijke geweldpleging en de bedreiging, maar sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor de intentie om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, het criminele verleden van de verdachte en zijn mentale toestand na een eerdere liquidatiepoging.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03.321465.20 en 03.250540.19 (ttz.gev.)
Parketnummer : 03.265510.18 (tul)
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 juni 2021.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum en plaats] 1982,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.M.A. Jegers, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 08 juni 2021. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
De strafzaken zijn tegelijkertijd, doch niet gevoegd, behandeld met de strafzaken tegen medeverdachte [naam 1] (03.320903.20 en 03.141624.19).

2.De tenlasteleggingen

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
03.250540.19:
op 12 juni 2019 samen met een ander heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ;
03.321465.20:
Feit 1:op 18 december 2020 een verbalisant heeft bedreigd;
Feit 2:op 18 december 2020, al dan niet samen met een ander, een revolver voorhanden heeft gehad;
Feit 3:op 18 december 2020, al dan niet samen met een ander, munitie voorhanden heeft gehad;
Feit 4:op 18 december 2020, al dan niet samen met een ander, een hoeveelheid hennep aanwezig heeft gehad.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
03.250540.19:
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich samen met de medeverdachte heeft schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] .
03.321465.20:
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, met dien verstande dat de verdachte de feiten alleen heeft gepleegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
03.250540.19:
De verdediging heeft bewijsverweren gevoerd en stelt zich op het standpunt dat de verdachte van de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dient te worden vrijgesproken, als verwoord in het schriftelijk pleidooi. Wel acht de verdediging de subsidiair ten laste gelegde variant, te weten openlijke geweldpleging, bewijsbaar.
03.321465.20:
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging vrijspraak bepleit nu de aan de verdachte ten laste gelegde handelingen – die op zichzelf niet worden betwist – niet kunnen worden gekwalificeerd als een bedreiging in strafrechtelijke zin. Voor de feiten 2 en 3 bepleit de verdediging ontslag van alle rechtsvervolging nu aan de verdachte een geslaagd beroep op psychische overmacht toekomt. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het bewijs voor het ten laste gelegde feit onder 4.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
03.250540.19: [1]
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan en heeft – samengevat weergegeven – als volgt verklaard. Op 12 juni 2019 kwam aangever zijn ex-vriendin [naam 1] tegen in een coffeeshop te Roermond. Toen hij de coffeeshop verliet en richting zijn auto liep, kwam [naam 1] op hem af en sloeg hem op zijn kaak. Vervolgens voelde aangever dat hij een trap van achteren kreeg waardoor hij op zijn rug op de grond viel, waarna de verdachte op zijn borst ging zitten. Toen aangever zich probeerde af te weren, begon [naam 1] op hem in te trappen. Van de verdachte kreeg aangever vuistslagen in zijn gezicht. Hij kreeg stoten en trappen en op een gegeven moment was hij “weg”, waarna hij weer wakker werd.
Verbalisanten [naam 2] en [naam 3] die de aangifte hebben opgenomen, omschrijven in het proces-verbaal van aangifte het letsel dat bij aangever zichtbaar is als volgt: bij het strottenhoofd een lichtelijke bloeduitstorting, bloeduitstortingen, schaaf en kraswonden op de schouderbladen, een bloeduitstorting achter het linker oor en de linker slaap. De oogkas is blauw, rood en paars gekleurd. Het ooglid is opgezwollen, en hangt een beetje. [2] Bij de aangifte zijn ook foto’s van het letsel gevoegd. [3]
Ter terechtzitting heeft de rechtbank de camerabeelden van het incident op 12 juni 2019 getoond. Op deze camerabeelden neemt de rechtbank waar dat aangever vanuit de coffeeshop richting zijn auto loopt en de deur wil opendoen. Vervolgens neemt de rechtbank waar dat medeverdachte [naam 1] richting aangever loopt wanneer aangever naast zijn auto staat. De rechtbank neemt waar dat [naam 1] aangever een paar keer tegen zijn gezicht slaat, waarna de verdachte in beeld komt en aangever naar de grond werkt door – terwijl hij zich achter aangever bevindt – de benen onder zijn lichaam weg te schoppen. Aangever valt hierdoor op zijn rug op de grond. De rechtbank neemt waar dat de verdachte op de borst van aangever gaat zitten en aangever tegen zijn gezicht en hoofd slaat. Ook neemt de rechtbank waar dat [naam 1] ondertussen met haar voet schopt in de richting van het hoofd van aangever. Voorts neemt de rechtbank waar dat de verdachte zijn handen in de buurt van de keel van aangever houdt. Vervolgens neemt de rechtbank waar dat de verdachte opstaat, aangever nogmaals tegen zijn hoofd slaat en dan wegloopt. Ook medeverdachte [naam 1] loopt weg. Tot slot neemt de rechtbank waar dat aangever opstaat.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zichzelf herkent op de getoonde camerabeelden en dat het klopt dat hij aangever van achteren naar de grond heeft gewerkt, vervolgens op aangever is gaan zitten, aangever bij de kraag heeft gepakt en aangever heeft geslagen met zijn vuist in het gezicht en tegen het hoofd.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt aan de hand van de bewijsmiddelen vast dat medeverdachte [naam 1] de confrontatie met aangever opzoekt en het gevecht met hem aangaat door hem te slaan. Vervolgens komt de verdachte aanlopen en ziet dat er tussen zijn vriendin [naam 1] en aangever een gevecht gaande is. De verdachte gaat hier op af, schopt aangever onderuit en gaat bovenop aangever zitten. De verdachte slaat aangever meermalen in zijn gezicht en tegen zijn hoofd, terwijl [naam 1] ondertussen in de richting van het hoofd van aangever schopt. Hoewel aangever heeft verklaard dat de verdachte hem bij zijn keel heeft gepakt en zo hard heeft gedrukt tot aangever geen lucht kreeg en hij wegviel, kan de rechtbank op basis van de camerabeelden niet vaststellen dat de verdachte aangever daadwerkelijk bij zijn keel vastpakt en op deze keel drukt en/of de keel dichtknijpt aangezien op de camerabeelden slechts te zien is dat de verdachte zijn hand(en) in de buurt van aangevers keel houdt. Gelet hierop kan de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij aangever slechts bij zijn kraag vasthield en niet bij zijn keel, juist zijn. De rechtbank kan op basis van de camerabeelden evenmin vaststellen dat de medeverdachte aangever tegen zijn hoofd schopt. Enkel kan worden vastgesteld dat zij in de richting van aangevers hoofd schopt, maar of zij aangevers hoofd ook raakt is niet voldoende duidelijk te zien. De verdachte zal van deze handelingen dan ook partieel worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de kwalificatie van de gedragingen van de verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om te komen tot het oordeel dat er bij de bewezen verklaarde handelingen sprake was van een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel en dat de verdachten op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel opzet hadden. De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling in vereniging dan ook niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte hiervan wordt vrijgesproken.
Over de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging overweegt de rechtbank dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdachte verrichte handelingen jegens aangever kunnen worden aangemerkt als een bijdrage van voldoende gewicht aan het door [naam 1] gestarte geweld jegens aangever. Tussen de verdachte en de medeverdachte [naam 1] was naar uiterlijke verschijningsvorm sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. [naam 1] is het gevecht gestart, waarna de verdachte haar “te hulp schoot” door aangever naar de grond te werken en hem onder controle te brengen waardoor zowel de verdachte als [naam 1] vervolgens geweld konden blijven uitoefenen op aangever. Gelet op deze samenwerking is de verdachte ook strafrechtelijk aansprakelijk voor het, in de tenlastelegging vermelde, geweld voor zover dat niet door hem maar door zijn medeverdachte is gepleegd.
De rechtbank komt gelet op het vorenstaande tot een bewezenverklaring van de subsidiair aan de verdachte ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
03.321465.20: [4]
Feit 1: bewijsmiddelen
Verbalisant nr. 1064342 heeft aangifte gedaan van bedreiging door de verdachte. Hij heeft – samengevat weergeven – verklaard dat hij op 18 december 2020 te Maastricht samen met collega verbalisant nr. lbz00554 een controle uitvoerde van de inzittenden van een personenauto. Aangever controleerde de identiteitsgegevens van de bestuurder, zijnde de verdachte. Aangever zag dat de verdachte hem tijdens deze controle met zijn mobiele telefoon aan het filmen was via Snapchat. Aangever hoorde de verdachte – al filmend – zeggen: “Wie kan mij het adres van deze man bezorgen?" en zag dat de verdachte op zijn telefoon meerdere contacten aanklikte en het filmpje verstuurde. Omdat het aangever ambtshalve bekend is dat de verdachte zich bezig houdt met zware criminaliteit, vermoedde hij dat als de verdachte achter zijn adres zou komen, hij represailles zou nemen. [5] Na beëindiging van de controle, liep aangever terug naar zijn dienstauto. Collega verbalisant nr. lbz00554 beëindigde de controle van de bijrijder en liep ook terug naar de dienstauto. Onderweg naar de dienstauto hoorde hij de verdachte in hun richting roepen: “Ik heb in 2008 al eens een auto van een collega laten ontploffen.” [6] Dit vertelde hij in de dienstauto tegen verbalisant nr. 1064342 . Gezien het feit dat de verdachte al eens een auto van een collega heeft opgeblazen c.q. in brand heeft gestoken, is aangever erg bang dat de verdachte dit ook bij hem zal doen. [7]
Bij het Team Criminele Inlichtingen is op 18 december 2020 een filmpje van social-media binnengekomen, waarop te zien is dat de verdachte een beloning uitlooft voor de persoon die de politieagent op het filmpje herkent en de gegevens van die politieagent aan de verdachte bekend maakt. Op het filmpje is de "social-media naam” van de verdachte te zien, namelijk “ [verdachte] ”. Over het filmpje is de volgende tekst gemonteerd: “2000 € euro voor deze agent, werkende in Maastricht, z’n adres familie mag ook!!!”. [8]
Inspecteur [naam 4] werd op 19 december 2020 door een kennis geconfronteerd met dit filmpje, welk filmpje deze kennis op Instagram had gezien. [9] Van dit filmpje is een screenshot gemaakt. [10]
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend voormeld filmpje te hebben opgenomen, voormelde tekst erbij te hebben geplaatst en het filmpje te hebben verspreid op internet. Ook heeft de verdachte bekend dat hij naar de agent heeft geroepen dat hij in 2008 al eens een auto van een collega had opgeblazen.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook zou worden gepleegd en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Aan de hand van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte verbalisant nr. 1064342 heeft gefilmd, tijdens dit filmen zei “wie kan mij het adres van deze man bezorgen” en dit filmpje op het internet heeft verspreid met daarbij gevoegd de tekst “2000 € euro voor deze agent, werkende in Maastricht, z’n adres familie mag ook!!!” Ook stelt de rechtbank vast dat de verdachte naar verbalisant nr. lbz00554 heeft geroepen dat hij in 2008 al eens een auto van een collega heeft laten ontploffen, hetgeen vervolgens via verbalisant nr. lbz00554 ter ore is gekomen van verbalisant nr. 1064342.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde uitingen van de verdachte in de gegeven omstandigheden, en zeker wanneer deze in onderlinge samenhang worden bezien, een bedreiging oplevert.
De rechtbank betrekt bij dit oordeel tevens het gegeven dat de aangever er ambtshalve van op de hoogte was dat de verdachte een bekende was in het zwaardere criminele milieu en geweld niet schuwde. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van dit ten laste gelegde feit.
Feiten 2 en 3
De rechtbank acht deze ten laste gelegde feiten bewezen. De rechtbank zal, gelet op de omstandigheid dat de verdachte heeft bekend de ten laste gelegde feiten te hebben begaan en er geen vrijspraak is bepleit voor deze feiten, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 juni 2021;
- een proces-verbaal van bevindingen in verband met de doorzoeking van de woning [adres 2] te Roermond d.d. 20 december 2020, p. 69 en 70 van de doornummering;
- een proces-verbaal van het team forensische opsporing, betreffende een onderzoek naar een revolver (goednummer 1379599) en naar munitie (goednummer 1379597) d.d. 23 december 2020, p. 75 t/m 77 van de doornummering.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de verdachte deze feiten tezamen en in vereniging met medeverdachte [naam 1] heeft gepleegd, zodat de rechtbank tot een bewezenverklaring van deze feiten komt in die zin dat de verdachte ze alleen heeft gepleegd.
Feit 4: bewijsmiddelen
Op 18 december 2020 is de woning van medeverdachte [naam 1] aan de [adres 2] te Roermond doorzocht, waarbij in de slaapkamer, in de opbergruimtes onder de matrassen van het bed, plastic tassen zijn aangetroffen waar een sterke hennepgeur van af kwam. [11] De inhoud van deze tassen is onderzocht door verbalisanten [naam 5] en [naam 6] . Zij herkenden de inhoud van de tassen als hennep aan de kleur, geur en verschijningsvorm. Het totale bruto gewicht van de tassen betrof 4092 gram. [12]
De verdachte heeft verklaard dat hij met zijn vriendin [naam 1] samenwoont op het adres [adres 2] te Roermond en dat de aangetroffen hennep van hem was. [13] Door de politie is onderzoek gedaan naar de telefoons van de verdachte en van medeverdachte [naam 1] . Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de medeverdachte [naam 1] op 6, 7 en 11 december 2020 filmpjes en foto’s heeft gestuurd aan de verdachte waarop henneptoppen en een stapel cash geld te zien zijn. [14] Ook zijn op de telefoon van [naam 1] chatgesprekken aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met de handel in hennep. Dit betreft een chatgesprek met een onbekende, alsmede een chatgesprek tussen de verdachte en de medeverdachte. [15]
Conclusie
Op basis van de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte, tezamen en in vereniging met medeverdachte [naam 1] , opzettelijk ruim 4 kg hennep aanwezig heeft gehad in hun woning te Roermond, hetgeen leidt tot een bewezenverklaring van dit feit.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
03-250540-19:
op 12 juni 2019 te Roermond, aan de openbare weg, de Zwartbroekstraat, in elk geval op de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] welk geweld bestond uit het,
- meermalen in/op/tegen zijn gezicht geslagen,
- met kracht onderuit geschopt/getrapt/gestampt door op/tegen zijn benen te schoppen, als gevolg waarvan die [slachtoffer] op zijn rug op de grond is gevallen,
- meermalen met kracht geslagen terwijl die [slachtoffer] door haar en haar mededader op de grond werd gehouden door middel van het zitten op zijn borst, terwijl het door haar gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
03-321465-20:
Feit 1:
op 18 december 2020 in de gemeente Maastricht een persoon bekend als verbalisant nr. 1064342 heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen en
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat en
- enig misdrijf tegen het leven gericht en
- brandstichting
door die verbalisant nr. 1064342 met zijn telefoon te filmen en daarbij te vragen/zeggen: "Wie kan mij het adres van deze man bezorgen?" en vervolgens dat fimpje naar meerdere contacten/personen te versturen en door tegen een collega van verbalisant 1064342 te zeggen: "Ik heb in 2008 al eens een de auto van een collega laten ontploffen", welke woorden ter kennis van verbalisant nr. 1064342 zijn gekomen en door een filmpje op social-media (Instagram) te plaatsen waarop die verbalisant 1064342 te zien was, welk fimpje vergezeld was van de tekst: "2000€ voor deze agent, werkende in maastricht, z'n adres familieleden mag ook!!!";
Feit 2:
op 18 december 2020 in de gemeente Roermond een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (merk Colt, model Police positive special, kaliber 32-20 CWF), zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad;
Feit 3:
op 18 december 2020 in de gemeente Roermond munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten vier kogelpatronen van het kaliber 32 20 WIN, voorhanden heeft gehad;
Feit 4:
op 18 december 2020 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten ongeveer 4092 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
03-250540-19:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
03-321465-20:
Feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen/goederen, bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat en bedreiging met brandstichting;
Feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
Feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er sprake was van psychische overmacht zijdens de verdachte, om welke reden de ten laste gelegde feiten onder 2 en 3 van het parketnummer 03.321465.20 niet aan de verdachte kunnen worden verweten. De verdachte dient dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Er is in september 2020 gepoogd om de verdachte te liquideren. Hij heeft een aanslag met een automatisch vuurwapen ternauwernood overleefd. In de weken na de liquidatiepoging heeft de verdachte in een safehouse verbleven. Na het verlaten van het safehouse en het wegvallen van bescherming, zag de verdachte nog maar één manier om zichzelf te beschermen tegen zijn belagers - welke belagers ‘de klus wilden afmaken’, zo bleek uit informatie van de politie - en dat was door zichzelf te bewapenen. In deze prangende en acute omstandigheden kon (en behoefde) de verdachte geen weerstand meer (te) bieden tegen de drang om zichzelf te bewapenen.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van psychische overmacht, nu er geen sprake was van een van buiten komende drang waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon bieden.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Een beroep op psychische overmacht kan alleen slagen wanneer sprake is geweest van een zodanige, van buiten komende drang, dat de verdachte daaraan redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden.
De rechtbank kan zich voorstellen dat de verdachte na de liquidatiepoging in angst leefde en dat hij bang was dat de eerdere aanvallers hun klus zouden komen afmaken. Toch is dit niet voldoende om een beroep op psychische overmacht te laten slagen. Dat die angst daadwerkelijk heeft bestaan en zo groot was dat daaraan geen weerstand geboden behoefde te worden moet onderbouwd worden. Die onderbouwing, bij voorkeur met objectieve en/of verifieerbare gegevens, mist de rechtbank.
Daarbij is het ook zo dat de verdachte zich wederom tot de politie had kunnen wenden en eventuele opties van onderduikadressen had kunnen bezien. Ten slotte betrekt de rechtbank in haar oordeel dat de verdachte door zijn criminele verleden ook een eigen aandeel heeft gehad in de situatie waarin hij is beland. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het door de raadsman namens de verdachte gedane beroep op psychische overmacht faalt en dat daarmee het beroep op ontslag van alle rechtsvervolging moet worden verworpen.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft vijf strafbare feiten gepleegd.
Op 12 juni 2019 heeft hij zich op de openbare weg in een gevecht gemengd en samen met medeverdachte [naam 1] geweld uitgeoefend op aangever [slachtoffer] , ook nadat deze naar de grond was gewerkt en weerloos was. Van deze vechtpartij zijn meerdere mensen getuige geweest, hetgeen zonder meer heeft bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
De verdachte heeft zich verder op 18 december 2020 schuldig gemaakt aan bedreiging van een politieambtenaar, waarmee hij angst heeft veroorzaakt bij de betreffende politieambtenaar. Het gedrag van de verdachte getuigt van een ernstig gebrek aan respect voor de politie, die tot taak heeft de openbare orde te handhaven en de veiligheid op straat te bewaren.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan wapenbezit. In zijn woning had de verdachte een revolver met bijbehorende munitie. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen brengt in het algemeen reeds een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee en is daarom bij wet verboden.
De verdachte had ook drugs voorhanden. En dit, naar eigen zeggen, voor de handel. Het voorhanden hebben van drugs vormt voorts een bedreiging voor de volksgezondheid. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen als hennep, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, zeer schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. Het gebruik van en de handel in drugs leidt bovendien direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit en vormt zo een bron van overlast voor de samenleving. De verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij blijkens zijn strafblad d.d. 20 mei 2021 eerder veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 5 maart 2021. Ten slotte heeft de rechtbank niet haar ogen gesloten voor de fysieke en mentale toestand waarin de verdachte is komen te verkeren na de poging hem van het leven te beroven. Die toestand weegt mee bij de bepaling van straf.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf gerechtvaardigd is. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk en met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht met een proeftijd van 2 jaren op zijn plaats.
De rechtbank merkt hierbij nog op dat, gelet op de ernst van de feiten, in beginsel een hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd zou zijn. Gelet evenwel op de toestand van verdachte en de beperkingen die hij dientengevolge daarvan dagelijks ondervindt, acht de rechtbank het onwenselijk dat verdachte door deze strafoplegging wederom gedetineerd raakt.
Overigens betekent dit niet dat verdachte nu een vrijbrief heeft voor het plegen van strafbare feiten; het voorwaardelijk deel van de uit te spreken gevangenisstraf is juist bedoeld hem hiervan te weerhouden. Daarbij kan de rechtbank zich heel wel voorstellen dat mocht de verdachte wederom strafbare feiten plegen, de rechters die daar dan over moeten oordelen, minder coulance op zullen brengen dan thans. De toestand van de verdachte ten spijt.

7.Het beslag

De in beslag genomen revolver en munitie zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. De rechtbank beslist verder dat de mobiele telefoon van de verdachte aan hem dient te worden teruggegeven, nadat het filmpje zoals onder feit 1 van de zaak met parketnummer 03-321465-20 is omschreven, van de telefoon is verwijderd.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken in de strafzaak met parketnummer 03-265520-18, vanwege het tijdens de proeftijd plegen van nieuwe strafbare feiten.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen omdat de verdachte niet op de hoogte is van dit vonnis. Subsidiair heeft hij aangevoerd de proeftijd te verlengen met een jaar.
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding van de zaak met parketnummer 03-265520-18 in persoon aan de verdachte is betekend, zodat hij op de hoogte zou moeten zijn, en in ieder geval had kunnen zijn, van deze zaak.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door hetgeen nu bewezen en strafbaar is verklaard, zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Hoewel de verdachte verantwoordelijk is voor het opnieuw recidiveren, acht de rechtbank het in dit geval niet opportuun om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten. Wel zal de rechtbank de proeftijd verlengen met één jaar.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 141, 285 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3, 11 van de Opiumwet en de artikelen 26, 55 van de Wet wapens en munitie.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte ten aanzien van de zaak met parketnummer 03-250540-19 vrij van het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten opleveren zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten 1, 2, 3 en 4 van de zaak met parketnummer 03-321465-20 en voor feit 1 subsidiair van de zaak met parketnummer 03-250540-19 tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 03-321465-20: 1 STK Revolver;
  • 03-321465-20: 4 STK Munitie;
- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan de verdachte:
03-321465-20: 1 stk gsm, doch dit alleen nadat het filmpje betreffende de bedreiging van verbalisant nr. 1064342 daarvan is verwijderd;
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling
- verlengt de proeftijd, bepaald bij vonnis van de politierechter te limburg d.d. 22 maart 2019, gewezen onder parketnummer 03-265510-18, met één jaar;
Voorlopige hechtenis
- heft op het tegen de verdachte verleende (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. W.A.M. de Loo en mr. drs. M.A.M. Pijnenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. van Rie, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juni 2021.
Buiten staat
Mr. W.A.M. de Loo en mr. M.A.M. Pijnenburg zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. 03-321465-20 feit 1:
hij op of omstreeks 18 december 2020 in de gemeente Maastricht een persoon bekend als verbalisant nr. 1064342 heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen
en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
of goederen ontstaat
en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of
- gijzeling
en/of
- zware mishandeling
en/of
- brandstichting
door die verbalisant nr. 1064342 met zijn telefoon te filmen en daarbij te vragen/zeggen: "Wie kan mij het adres van deze man bezorgen?" en vervolgens dat fimpje naar meerdere contacten/personen te versturen en/of door tegen een collega van verbalisant 1064342 te zeggen: "Ik heb in 2008 al eens een de auto van een collega laten ontploffen", welke woorden ter kennis van verbalisant nr. 1064342 zijn gekomen en/of door een filmpje op social-media (Instagram) te plaatsen waarop die verbalisant 1064342 te zien was, welk fimpje vergezeld was van de tekst: "2000€ voor deze agent, werkende in maastricht, z'n adres familieleden mag ook!!!";
T.a.v. 03-321465-20 feit 2:
hij op of omstreeks 18 december 2020 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (merk Colt, model Police positive special, kaliber 32-20 CWF), zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad;
T.a.v. 03-321465-20 feit 3:
hij op of omstreeks 18 december 2020 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten vier kogelpatronen van het kaliber 32 20 WIN, voorhanden heeft gehad;
T.a.v. 03-321465-20 feit 4:
hij op of omstreeks 18 december 2020 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten ongeveer 4092 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
T.a.v. 03-250540-19 feit 1 primair:
hij op of omstreeks 12 juni 2019 te Roermond
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] :
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) (met de vuist) in/op/tegen zijn gezicht, althans op/tegen zijn lichaam geslagen/gestompt,
- ( met kracht) onderuit geschopt/getrapt/gestampt door op/tegen zijn benen te schoppen/trappen/stampen, als gevolg waarvan die [slachtoffer] op zijn rug op de grond is gevallen,
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen zijn hoofd, althans op/tegen zijn lichaam geschopt/getrapt/gestampt terwijl die [slachtoffer] op de grond lag,
- gedurende langere tijd (stevig) op zijn borst, althans op zijn lichaam, gezeten en/of vervolgens (met kracht) (met twee handen) (enige tijd) de keel dicht geknepen/geduwd als gevolg waarvan deze [slachtoffer] het bewustzijn heeft verloren,
en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt/gestampt op/tegen zijn hoofd, althans op/tegen zijn lichaam terwijl die [slachtoffer] door haar en/of haar mededader(s) op de grond werd gehouden door middel van het zitten op zijn borst, althans op zijn lichaam, en/of die [slachtoffer] bewusteloos op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
T.a.v. 03-250540-19 feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 12 juni 2019 te Roermond, op of aan de openbare weg, de Zwartbroekstraat, in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit
het,
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) (met de vuist) in/op/tegen zijn gezicht, althans op/tegen zijn lichaam geslagen/gestompt,
- ( met kracht) onderuit geschopt/getrapt/gestampt door op/tegen zijn benen te schoppen/trappen/stampen, als gevolg waarvan die [slachtoffer] op zijn rug op de grond is gevallen,
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen zijn hoofd, althans op/tegen zijn lichaam geschopt/getrapt/gestampt terwijl die [slachtoffer] op de grond lag,
- gedurende langere tijd (stevig) op zijn borst, althans op zijn lichaam, gezeten en/of vervolgens (met kracht) (met twee handen) (enige tijd) de keel dicht geknepen/geduwd als gevolg waarvan deze [slachtoffer] het bewustzijn
heeft verloren, en/of
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt/gestampt op/tegen zijn hoofd, althans op/tegen zijn lichaam terwijl die [slachtoffer] door haar en/of haar mededader(s) op de grond werd gehouden door middel van het zitten op zijn borst, althans op zijn lichaam, en/of die [slachtoffer] bewusteloos op de grond lag, terwijl het door haar gepleegde geweld enige lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Eenheid Limburg, district Noord- en Midden-Limburg, basisteam Roermond, registratienummer PL2300-2019127523 Z, gesloten d.d. 14 augustus 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 75.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 13 juni 2019, p. 6 t/m 12.
3.Foto’s letsel [slachtoffer] , p. 13 t/m 19.
4.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de districtsrecherche Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummer 24/ LB3R020244, gesloten d.d. 20 januari 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 159.
5.Proces-verbaal van aangifte van verbalisant nr. 1064342 d.d. 18 december 2020, p. 109 t/m 111.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2020, p. 27 en 28.
7.Proces-verbaal van aangifte van verbalisant nr. 1064342 d.d. 18 december 2020, p. 111.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 december 2020, p. 30 en 31.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2021, p. 32.
10.Screenshot, p. 34.
11.Proces-verbaal van bevindingen in verband met de doorzoeking van de woning [adres 2] te Roermond d.d. 20 december 2020, p. 69 en 70.
12.Proces-verbaal van bevindingen betreffende onderzoek naar inbeslaggenomen henneptoppen d.d. 20 december 2020, p. 82 t/m 86.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 december 2020, p. 126 en 127.
14.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone X van de verdachte d.d. 12 januari 2021, p. 97 t/m 100.
15.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone 7 van de medeverdachte [naam 1] d.d. 27 januari 2021, p. 151 t/m 157.