In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bouwmachines Hollanders B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De eisende partij, Hollanders, had een huurovereenkomst gesloten met de gedaagde partij voor de verhuur van een trilplaat, wackerstamper en aggregaat-aanhangwagen. Na afloop van de huurovereenkomst heeft de gedaagde partij de gehuurde zaken niet geretourneerd en heeft Hollanders een factuur van € 3.798,28 gestuurd, die niet is betaald. Hollanders vorderde onder andere de ontbinding van de huurovereenkomst, afgifte van de gehuurde zaken, betaling van het openstaande bedrag, en vergoeding van incassokosten.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Hollanders haar vorderingen tot ontbinding en afgifte ingetrokken, maar de vordering tot betaling van het openstaande bedrag en de incassokosten gehandhaafd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde partij, door niet te verschijnen, onvoldoende verweer heeft gevoerd tegen de stellingen van Hollanders. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij geen consument is en dat de bepalingen in de huurovereenkomst, inclusief het eigen risico, niet onredelijk bezwarend zijn. De kantonrechter heeft de vordering van Hollanders tot betaling van het openstaande bedrag en de incassokosten toegewezen, evenals de wettelijke rente over deze bedragen.
De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 3.798,28, vermeerderd met de contractuele rente, en € 569,74 aan incassokosten, alsook de proceskosten aan de zijde van Hollanders. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.