Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dagvaarding € 106,01
- griffierecht € 240,00
- salaris gemachtigde
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder en een verhuurder. De huurder, [gedaagde], had een huurachterstand van meer dan acht maanden, wat leidde tot een vordering van de verhuurder, [eiser], tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De huurovereenkomst was aangegaan voor onbepaalde tijd met een minimum van drie jaar, en de huurder had in totaal € 9.400,- aan huurachterstand opgebouwd. De huurder erkende dat hij tekortgeschoten was in zijn betalingsverplichtingen, maar voerde aan dat de achterstand slechts vier maanden bedroeg en dat hij in financiële problemen verkeerde.
De kantonrechter oordeelde dat de huurder onvoldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen dat hij slechts vier maanden huur niet had betaald. De rechter stelde vast dat de huurder een huurachterstand had van € 7.100,- tot 1 april 2021 en dat deze achterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De rechter wees de vorderingen van de verhuurder toe, inclusief de ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de huurder om tijdig huur te betalen en de gevolgen van een aanzienlijke huurachterstand, waarbij de rechter de belangen van de verhuurder beschermt door ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming toe te staan.