Op 23 juni 2021 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van kinderporno in de periode van 16 augustus 2019 tot en met 29 september 2020. De verdachte werd bijgestaan door mr. H. van der Ende. Tijdens de zitting op 9 juni 2021 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie stelde dat er kinderporno was aangetroffen op twee harde schijven in de woning van de verdachte, maar de verdediging betwistte dat de verdachte in de ten laste gelegde periode beschikkingsmacht had over het materiaal.
De rechtbank oordeelde dat het kinderpornografisch materiaal 'carved' was, wat betekent dat het verwijderd was van de harde schijven en alleen met speciale software kon worden teruggehaald. De rechtbank kon niet vaststellen wanneer het materiaal was verwijderd en of de verdachte daadwerkelijk beschikkingsmacht had over de kinderporno in de ten laste gelegde periode. Aangezien niet bewezen kon worden dat de verdachte het materiaal in die periode in zijn bezit had, werd hij vrijgesproken van de tenlastelegging.
De rechtbank benadrukte dat het bezit van kinderporno opzet vereist in de vorm van beschikkingsmacht, en dat deze macht niet kon worden vastgesteld zonder bewijs dat de verdachte toegang had tot de speciale software die nodig was om het materiaal te bekijken. De uitspraak concludeerde dat de verdachte niet schuldig was aan het ten laste gelegde feit, en dat de officier van justitie's argumenten niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen.