ECLI:NL:RBLIM:2021:5348

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
2 juli 2021
Zaaknummer
AWB 21/1692
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om inzage in onderzoekdossier en persoonsgegevens op grond van de AVG

In deze zaak heeft verzoeker de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot zijn inzageverzoek naar persoonsgegevens en het onderzoekdossier. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade, had op 21 juni 2021 besloten om verzoeker inzage te geven in zijn persoonsgegevens, maar weigerde inzage in het onderzoekdossier. Verzoeker stelde dat hij recht had op inzage in het dossier ter voorbereiding op een rechtmatigheidsgesprek dat op 5 juli 2021 zou plaatsvinden.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat verzoeker reeds inzage had gekregen in de persoonsgegevens die door verweerder waren verwerkt, en dat er geen spoedeisend belang was om de beslissing van verweerder te schorsen. De voorzieningenrechter verwees naar de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), waarin staat dat de verwerkingsverantwoordelijke niet verplicht is om een kopie van documenten waarin persoonsgegevens staan te verstrekken. De rechter concludeerde dat verzoeker de afhandeling van het geschil in de hoofdzaak kon afwachten, aangezien de inzage in de persoonsgegevens niet in geschil was.

De uitspraak werd gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken op 2 juli 2021, en er werd geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak open gesteld. De voorzieningenrechter maakte gebruik van de bevoegdheid om zonder zitting uitspraak te doen, omdat het verzoek kennelijk ongegrond was. Er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht opgelegd aan verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1692
uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 juli 2021 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[Naam 1], wonende in [plaatsnaam], verzoeker

(gemachtigde: [naam 2]),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder beslist op het inzageverzoek van verzoeker gebaseerd op artikel 15 van Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

Inleiding
1. Bij brief van 2 juni 2021 heeft verzoeker verweerder gevraagd om inzage van zijn persoonsgegevens c.q inzage in het dossier dat over hem is opgemaakt ter zake van het rechtmatigheidsonderzoek dat tijdens het rechtmatigheidsgesprek op 5 juli 2021 wordt besproken.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft verzoeker bij het bestreden besluit inzage gegeven van persoonsgegevens van verzoeker die verweerder in het kader van het rechtmatigheidsonderzoek verwerkt. Verweerder heeft verzoeker geen inzage gegeven in het onderzoekdossier. Verweerder stelt zich op het standpunt dat artikel 15, derde lid, van de AVG geen recht geeft op stukken waarin persoonsgegevens staan en dat lopende het onderzoek ook artikel 23, eerste lid, onder d of e van de AVG in de weg staat aan inzage in het onderzoekdossier.
Het verzoek om een voorlopige voorziening
3. Verzoeker vraagt de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening het bestreden besluit te schorsen en verweerder op te dragen hem voordat het rechtmatigheidsgesprek op 5 juli 2021 wordt gehouden of zo snel mogelijk inzage te geven van zijn persoonsgegevens c.q inzage in het onderzoekdossier. Verzoeker wil zich kunnen voorbereiden op dat gesprek en duidelijkheid krijgen over het soort onderzoek dat verweerder houdt.
Spoedeisend belang
4. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) treft de voorzieningenrechter alleen een voorlopige voorziening als een spoedeisend belang dat vereist. Er moet niet gewacht kunnen worden op de afhandeling van het geschil in de hoofdzaak. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom deze situatie zich in dit geval niet voordoet.
4.1
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de AVG heeft de betrokkene het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke inzage te verlangen van zijn persoonsgegevens die onder verantwoordelijkheid van de verwerkingsverantwoordelijke worden verwerkt. Ingevolge het derde lid van artikel 15 van de AVG verstrekt de verwerkingsverantwoordelijke de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. De verwerkingsverantwoordelijke is niet verplicht een kopie te verstrekken van documenten waarin persoonsgegevens staan. De voorzieningenrechter verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 maart 2021 (ECLI:NL:RVS:20201:452).
4.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker met het bestreden besluit inzage heeft gekregen van zijn persoonsgegevens die verweerder in het kader van het rechtmatigheidsonderzoek verwerkt. Tot inzage in documenten is verweerder niet gehouden zoals volgt uit hiervoor genoemde uitspraak en een recht op inzage van andere gegevens dan persoonsgegevens geeft de AVG niet. Verweerder hoefde verzoeker dan ook naar aanleiding van zijn inzageverzoek geen inzage te geven in het onderzoekdossier. Gelet hierop en omdat verzoeker inzage heeft gekregen van persoonsgegevens waarvan hij op grond van de AVG inzage kan verlangen en deze inzage niet in geschil is ziet de voorzieningenrechter niet in waarom verzoeker de afhandeling van het geschil in de hoofdzaak niet kan afwachten.
Conclusie
5. De conclusie is dat geen sprake is van een spoedeisend belang dat nodig is om een voorlopige voorziening te kunnen treffen. Het verzoek om een voorlopige voorziening is daarom kennelijk ongegrond en zal worden afgewezen. Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is heeft de voorzieningenrechter gebruik gemaakt van de haar in artikel 8:83, derde lid, van de Awb gegeven bevoegdheid uitspraak te doen zonder een zitting te houden.
6. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding te bepalen dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht dient te vergoeden en evenmin voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.W.C.M. Frings, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2021.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
Afschrift verzonden aan partijen op: 2 juli 2021

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.