Op 8 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaken AWB 21/1598 en 21/1599, waarin verzoekers een voorlopige voorziening vroegen met betrekking tot een kennisgeving van een betoging. Verzoekers hadden op 25 mei 2021 een kennisgeving ingediend voor een betoging die zou plaatsvinden van 31 mei tot 30 juni 2021. De burgemeester van Brunssum, als verweerder, had echter aangegeven dat de kennisgeving niet in behandeling zou worden genomen, omdat niet voldaan was aan de voorwaarden voor een betoging. Verzoekers maakten bezwaar tegen deze beslissing en vroegen de voorzieningenrechter om het besluit te schorsen.
De voorzieningenrechter overwoog dat voor een ontvankelijk verzoek om een voorlopige voorziening procesbelang vereist is. Aangezien de periode waarin de betoging zou plaatsvinden inmiddels was verstreken, concludeerde de voorzieningenrechter dat verzoekers geen actueel procesbelang meer hadden. Verzoekers hadden weliswaar aangegeven dat zij een nieuwe betoging wilden aankondigen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de wens om een principiële uitspraak geen voldoende procesbelang opleverde. Daarom verklaarde de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
De uitspraak werd gedaan door mr. J.M.E. Kessels, in aanwezigheid van griffier mr. E.W. Seylhouwer, en is openbaar uitgesproken op 8 juli 2021. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.