ECLI:NL:RBLIM:2021:5522

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
C/03/293427 / JE RK 21-1290
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • L. Bastiaans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van ouderschap en gezinsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 juli 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling van een éénjarig kind, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad heeft zorgen geuit over de thuissituatie van [minderjarige], die opgroeit in een conflictueuze omgeving tussen de ouders, waarbij in het verleden sprake is geweest van huiselijk geweld. De Raad verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden, met als doel de ouders te ondersteunen in hun omgang en opvoeding van [minderjarige].

De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader, en vertegenwoordigers van de Raad en de GI aanwezig waren. De moeder heeft betoogd dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] is en dat zij goed voor haar kind zorgt. De vader heeft aangegeven dat hij ook geen ondertoezichtstelling nodig acht, omdat [minderjarige] gezond is en goed verzorgd wordt.

Na het horen van de partijen en het bestuderen van de stukken, concludeert de kinderrechter dat de zorgen van de Raad niet voldoende zijn om een ondertoezichtstelling op te leggen. De huidige situatie is niet zo ernstig dat [minderjarige] in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. De kinderrechter wijst het verzoek van de Raad af, maar benadrukt dat de ouders wel moeten werken aan rust en duidelijkheid in hun relatie, om toekomstige problemen te voorkomen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2021 door mr. L. Bastiaans, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Roermond
Zaaknummer: C/03/293427 / JE RK 21-1290
Datum uitspraak: 2 juli 2021
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
regio Limburg, locatie Maastricht, hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. A. van den Eshoff, gevestigd te Sittard.
De kinderrechter heeft als informant voor de zitting uitgenodigd:
- [de vader] , hierna te noemen: de vader.
De kinderrechter heeft als toehoorder voor de zitting uitgenodigd:
- Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, hierna te noemen: de GI.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 21 juni 2021, op dezelfde dag ingekomen bij de griffie.
1.2.
Op 2 juli 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- [naam 1] namens de Raad;
- [naam 2] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de Raad het volgende naar voren gebracht.
Een ondertoezichtstelling van [minderjarige] is nodig, omdat zij opgroeit in een situatie waarin er met momenten sprake is van een conflictueuze ex-partnerrelatie tussen de moeder en de vader. Ondanks het feit dat er op dit moment geen signalen zijn van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] , zijn er wel zorgen over haar veiligheid in de thuissituatie bij de moeder. In het verleden is namelijk sprake geweest van (fysieke) ruzies tussen de moeder en de vader. Deze houden onder meer verband met de persoonlijke problematiek van beide ouders – moeder is gediagnosticeerd met PTSS, een paranoïde stoornis en trekken van borderline; de vader is gediagnosticeerd met PTSS, is snel argwanend en is bekend met overmatig alcoholgebruik. Ondanks de gemaakte veiligheidsafspraken blijven de ouders elkaar opzoeken. Zij zijn naar elkaar toe niet duidelijk over het perspectief van hun relatie, hetgeen telkens zorgt voor onderlinge escalaties. [minderjarige] wordt hierdoor op sociaal emotioneel vlak belast. Zij zit immers midden in deze situatie, waarbij zij voortdurend de emoties van de moeder meekrijgt. Bovendien bestaat er geen duidelijkheid en structuur ten aanzien van de momenten dat zij de vader ziet.
De ouders krijgen het niet voor elkaar om de gemaakte afspraken na te komen en het belang van [minderjarige] voorop te stellen. Dit maakt dat zij onvoldoende bereid en in staat zijn om onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening in een vrijwillig kader te accepteren.
Omdat de ouders niet kunnen bieden wat [minderjarige] nodig heeft en de spanningen en onduidelijkheid in hun relatie funest zijn voor [minderjarige] , acht de Raad een ondertoezichtstelling noodzakelijk. Een periode van zes maanden zal voldoende zijn om de ouders een duwtje in de juiste richting te geven. Zij kunnen dan een start maken met de begeleide omgangsregeling en de ouderschapsreorganisatie bij AnaCare. Van daaruit zou de situatie gestabiliseerd kunnen worden.

4.Het standpunt van de belanghebbende

4.1.
De moeder
De moeder is van mening dat niet wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een ondertoezichtstelling, omdat geen sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging die de vader en zij niet binnen een bepaalde termijn zelf kunnen oplossen.
Het enige punt van zorg is dat de vader en zij het nog niet eens zijn geworden over een omgangsregeling. Met het oog hierop heeft de moeder op 30 juni jongstleden een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling ingediend bij de rechtbank. Daarbij gaat het ook om een stuk ouderschapsreorganisatie. Dit kan plaatsvinden binnen een vrijwillig kader.
Over [minderjarige] zijn er geen zorgen. Zij wordt goed verzorgd en groeit goed op.
Overigens kan de vader in het kader van een ondertoezichtstelling niet gedwongen worden tot het meewerken aan hulpverlening, omdat hij geen gezag uitoefent over [minderjarige] . De moeder werkt overal vrijwillig aan mee. Ook dit is een contra-indicatie voor het opleggen van een ondertoezichtstelling.

5.De mening van de informant

5.1.
De vader
De vader geeft aan dat sprake is geweest van een knipperlichtrelatie, omdat de moeder en hij nog verschillende keren hebben geprobeerd om een en ander op de rit te krijgen. Dit is echter niet gelukt. Op dit moment hebben zij geen (affectieve) relatie.
De vader is van mening dat een ondertoezichtstelling van [minderjarige] niet nodig is, omdat [minderjarige] een gezond kind is dat alles krijgt wat zij nodig heeft. Het enige wat de vader mist is een omgangsregeling tussen [minderjarige] en hem. Hij meent echter dat het de moeder en hem zal lukken om hierover samen afspraken te maken.

6.De beoordeling

6.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien de minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn gezaghebbende ouder(s), door hen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Ook dient de verwachting gerechtvaardigd te zijn dat de gezaghebbende ouder(s) binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige in staat zijn te dragen.
6.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling overweegt de kinderrechter het volgende.
De kinderrechter begrijpt de zorgen die door de Raad zijn geuit. [minderjarige] groeit namelijk op in een omgeving met ouders die elkaar aantrekken en afstoten. Dit heeft regelmatig geleid tot conflicten tussen beide ouders, waarbij bovendien sprake is geweest van huiselijk geweld. Hoewel het erop lijkt dat de ontwikkeling van [minderjarige] nog niet (erg) heeft geleden onder dit gedrag van haar ouders, is deze onrust in haar leven niet fijn. Het is dan ook denkbaar dat zij op sociaal emotioneel vlak wel wordt belast door deze situatie. Zij zit er immers middenin en wordt telkens geconfronteerd met de emoties van de moeder naar aanleiding van de conflicten en escalaties.
Daarnaast bestaat er geen duidelijkheid en structuur ten aanzien van de omgangsmomenten tussen [minderjarige] en de vader, terwijl [minderjarige] hierbij juist gebaat zou zijn.
De kinderrechter is evenwel met de moeder van oordeel dat niet wordt voldaan aan de vereisten die de wet stelt voor het opleggen van een ondertoezichtstelling. De huidige situatie is namelijk niet zo ernstig dat [minderjarige] zodanig opgroeit dat zij in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Uit het raadsonderzoek blijkt juist dat er geen zorgen zijn in het kader van het ouderschap. Daarbij is de onrust tussen de ouders, hoewel onwenselijk voor [minderjarige] , een situatie die vaker speelt bij de beëindiging van een relatie tussen twee ouders. De benoemde persoonlijke problematiek bij de ouders is op zichzelf geen reden om het verzoek van de Raad toe te wijzen. Verder neemt de kinderrechter in ogenschouw dat de moeder inmiddels bij de rechtbank een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling heeft ingediend, dat het Centrum voor Jeugd en Gezin hierbij wordt betrokken en dat de moeder open staat voor hulpverlening.
6.3.
Gelet op de overwegingen onder 6.1. en 6.2. zal de kinderrechter het verzoek van de Raad afwijzen. Dit neemt niet weg dat de ouders er goed aan doen om in het belang van [minderjarige] rust te creëren en duidelijkheid te bieden, onder meer over hun onderlinge relatie. Als de onrustige situatie een langere tijd aanhoudt, zou deze op enig moment namelijk wel kunnen leiden tot een ernstige ontwikkelingsbedreiging.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
wijst af het verzoek van de Raad om [minderjarige] onder toezicht te stellen van Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2021 door mr. L. Bastiaans, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 12 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.