ECLI:NL:RBLIM:2021:5550

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
C/03/262514 / HA ZA 19-174
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake wijziging van eis in een civiele procedure met betrekking tot vorderingen en deskundigenrapport

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Limburg, is op 7 juli 2021 een vonnis gewezen in een zaak waarin eisers in conventie en gedaagden in reconventie betrokken zijn. De zaak betreft een wijziging van eis door de gedaagden in reconventie, die een vordering hebben ingediend tegen de eiser in conventie. De rechtbank heeft de procedure gevolgd vanaf een tussenvonnis van 22 juli 2020, waarin een deskundigenbericht is uitgebracht. De deskundige, H.J.W.M. Kuijpers RA RV, heeft in zijn rapportage geconcludeerd dat er een vordering is van de gedaagde in conventie tegen de eiser in conventie, wat aanleiding heeft gegeven tot de wijziging van eis. De rechtbank heeft de wijziging van eis beoordeeld aan de hand van artikel 130 Rv en geconcludeerd dat deze wijziging niet in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank heeft de gedaagden in reconventie in staat gesteld om hun gewijzigde eis verder toe te lichten en heeft de eisvermeerdering niet als tardief aangemerkt. De rechtbank heeft ook de grondslag van de beoordeling van de stille reserve/goodwill heroverwogen, waarbij de deskundige een factorberekening heeft toegepast. De rechtbank heeft de partijen in staat gesteld om bij akte te reageren op de gewijzigde uitgangspunten van de beoordeling van de vordering. De beslissing om verdere beslissingen aan te houden is genomen, waarbij de rechtbank de partijen de gelegenheid biedt om hun standpunten verder te verduidelijken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/262514 / HA ZA 19-174
Vonnis van 7 juli 2021
in de zaak van

1.[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. A. Schmidt,
tegen

1.[gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
2. commanditaire vennootschap
RDL ADVIESGROEP,
gevestigd te Born, gemeente Sittard-Geleen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LURIPA BEHEER B.V.,
gevestigd te Born, gemeente Sittard-Geleen,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 5],
gevestigd te Buchten, gemeente Sittard-Geleen,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.T.J. Gorissen.
Partijen zullen hierna afzonderlijk [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] , [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] , [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , RDL, [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] , Luripa en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 5] worden genoemd. Eisers in conventie, verweerders in reconventie, zullen hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud [eiser in conventie, verweerder in reconventie] genoemd worden en gedaagden in
conventie, eisers in reconventie, zullen hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] genoemd worden.
De rechter die in deze zaak de eerdere vonnissen heeft gewezen is wegens pensionering niet in staat verder vonnis te wijzen in dit geschil.

1.Het verloop de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 juli 2020,
  • het deskundigenbericht van 16 december 2020,
  • de conclusie na deskundigenbericht van 3 februari 2021,
  • de conclusie na deskundigenbericht met wijziging van eis in reconventie van
3 februari 2021,
- de antwoordakte van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van 10 maart 2021, met de daarbij gevoegde productie 23.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het verdere geschil

Wijziging van eis

2.1.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wensen hun eis in reconventie te wijzigen en willen thans vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
( i) [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] veroordeelt € 157.341,00, althans € 142.341,00, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie vast te stellen, aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a dag als gehele dag begrepen;
Subsidiair, voor zover het onder (i) gevorderde niet kan worden toegewezen,
(ii) [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] veroordeelt € 115.000,00, althans € 100.000,00 te betalen aan de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] , te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:11 9a BW vanaf 3 februari 2021 tot aan de dag der algehele betaling, een gedeelte van de dag als gehele dag begrepen;
(iii) [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] veroordeelt, hoofdelijk des dat de een betalende de ander bevrijd zal zijn:
  • aan Luripa te betalen € 39.768,54;
  • aan [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 5] te betalen € 34.040,00;
beiden te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW vanaf 6 november 2019 tot aan de dag der algehele betaling, een gedeelte van de dag als gehele dag begrepen;
(iv) [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in de proceskosten van deze reconventionele vorderingen in de hoofdzaak veroordeelt, hoofdelijk, des dat de een betalende de ander bevrijd zal zijn;
( v) zulks te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex art. 6:11 9a BW, althans met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW, vanaf de achtste dag volgend op de datum van het in dezen te wijzen vonnis ingeval eisers weigerachtig mochten blijven om vrijwillig aan dit vonnis te voldoen.
2.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft aan zijn eiswijziging ten grondslag gelegd dat uit de bevindingen van de deskundige blijkt dat er een vordering is jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] hebben de vordering van RDL op [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] ingetrokken, gelet op het gegeven dat de deskundige heeft berekend wat de aanspraken jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] in privé zijn.
2.3.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft zich tegen deze eiswijziging verzet.

3.De verdere beoordeling

Wijziging van eis

3.1.
In het op grond van het tussenvonnis van 22 juli 2020 uitgebrachte deskundigenbericht van de Registeraccountant en Register Valuator H.J.W.M. Kuijpers RA RV concludeert de deskundige (onder meer) dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] een bedrag van € 238.302,00 van RDL heeft ontvangen. RDL heeft zich, naar aanleiding van het vorenstaande, alsmede gelet op de berekeningen van de deskundige ten aanzien van de aanspraken in privé, op het standpunt gesteld dat zij haar vordering jegens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] niet wenst te handhaven. Deze vorderingen zijn dan ook ingetrokken door RDL.
3.2.
Naar aanleiding van de bevindingen van de deskundige heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voor RDL tevens de grondslag van zijn eis gewijzigd ten aanzien van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] . Hij heeft hiertoe gesteld dat uit de bevindingen van de deskundige blijkt dat er een vordering is jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] . Deze vordering bedraagt een bedrag van € 157.341,00, uitgaande van een portefeuillewaarde van € 115.000,00 en subsidiair een bedrag van € 142.341,00 indien wordt uitgegaan van een portefeuillewaarde van € 100.000,00. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft zich tegen deze eiswijziging verzet.
3.3.
Het verzet van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tegen de wijziging slaagt niet. Hierbij wordt voorop gesteld dat op grond van artikel 130, lid 1, Rv aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de bevoegdheid toekomt zijn eis of de gronden daarvan te wijzigen behoudens indien de wijziging in strijd is met de eisen van een goede procesorde, bijvoorbeeld indien de eiswijziging leidt tot onredelijke vertraging van het geding en/of tot onredelijke bemoeilijking van de verdediging. In de hiervoor aangehaalde conclusie na deskundigenbericht met wijziging van eis in reconventie heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn gewijzigde eis toegelicht. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft daarbij aangegeven dat hij deze eiswijziging niet eerder heeft kunnen doen, alleen al omdat pas na het uitbrengen van het deskundigenbericht tot deze conclusie kon worden gekomen. Dit is volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] het gevolg van het gegeven dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] deze informatie eerst aan de deskundige ter beschikking heeft gesteld en niet op een eerder tijdstip aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
3.4.
In zijn antwoordakte stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onder meer dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de eiswijziging al in een veel eerder stadium had kunnen indienen. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft zelf ervoor gekozen geen vorderingen ter zake de (afrekening van) zijn portefeuille en beweerdelijke schuld jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] in te stellen, hetgeen voor eigen rekening en risico komt. De eisvermeerdering moet dan ook als tardief worden aangemerkt. Het is onjuist dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] pas na ontvangst van de aan de deskundige ter beschikking gestelde stukken aan deze vorderingen kon komen. De eiswijziging bevat immers geen aanvullende argumentatie of onderbouwing die eerder niet had kunnen worden gegeven. Daarenboven lag aan de vordering jegens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] een eigen berekening ten grondslag en was deze niet het spiegelbeeld van de vorderingen jegens [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] . Kortom, er is geen enkele rechtvaardiging te geven voor deze late eiswijziging en deze is in strijd met de eisen van een goede procesorde, aldus [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
3.5.
De rechtbank ziet niet, mede gelet op de verklaring van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , dat de wijziging van eis strijd met de goede procesorde oplevert. Onredelijke vertraging levert de eiswijziging naar het zich laat aanzien niet op. Uit niets van wat Lenaers heeft aangevoerd maakt dat hij onredelijk wordt bemoeilijkt van de verdediging. De stelling van Lenaers da het eerder had gekund leidt, zelfs als die stelling juist is, niet tot onredelijke vertraging of bemoeilijking. Het gaat hier niet om een feitelijk en juridisch omvangrijke en complexe wijziging in de procedure, maar van cijfermatige wijzigingen gegrond op het deskundigenrapport. Daarnaast heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] uit eigen beweging in zijn akte al inhoudelijk gereageerd op de gewijzigde eis, zodat de procedure verder niet onredelijk wordt vertraagd. De rechtbank zal dan ook recht doen op de gewijzigde eis omdat deze niet in strijd komt met de goede procesorde.
Grondslag beoordeling stille reserve/goodwill
3.6.
De rechtbank heeft bij vonnis van 25 maart 2020, rov. 4.29., geoordeeld dat de deskundige de waarde van de stille reserve dient te bepalen aan de hand van de grondslag van going concern. De deskundige heeft in zijn deskundigenbericht op pagina 5 onder ‘A. Waarde stille reserve/goodwill’, voor zover thans van belang, het volgende opgemerkt:
‘Waarde portefeuille -algemeen-
Het is algemeen bekend dat aan de waardering van een assurantie- en bankportefeuille een factorberekening ten grondslag wordt gelegd. De factorberekening bestaat uit twee componenten: de jaarlijkse inkomsten uit de portefeuille maal een factor. Dit geldt voor de assurantie- en de bankportefeuille met dien verstande dat aan beide portefeuilles een andere factor wordt toegekend. Mede na consulatie van o.a. de heer [naam] (…) is de deskundige van oordeel dat, uitgaande van een gezonde stabiele assurantieportefeuille, met een niet abnormale schadelast en zonder grote afhankelijkheden, een factor van 2,7 – 3,0 niet ongebruikelijk is. Voor een bankportefeuille bedraagt deze factor 1,5 – 1,75. (…).’
3.7.
De rechtbank ziet in hetgeen de deskundige in dit kader opgemerkt heeft, aanleiding af te wijken van hetgeen zij eerder in haar tussenvonnis heeft overwogen en de waarde van de stille reserve te bepalen aan de hand van de factorberekening. De stelling van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] , zoals ingenomen in zijn conclusie na deskundigenbericht, dat partijen vooraf niet zijn geïnformeerd door de deskundige over de consultatie van derden en dat zij niet beschikken over concrete informatie met betrekking tot deze deskundige, zal de rechtbank passeren. Zij overweegt daartoe dat het de deskundige vrij staat verdere inhoudelijke informatie in te winnen bij derden teneinde een goed onderbouwd deskundigenbericht samen te stellen. Hetgeen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in dit kader naar voren heeft gebracht, is dermate algemeen en abstract van aard dat niet valt in te zien dat moet worden afgeweken van de uitgangspunten en antwoorden van de deskundige wat dit betreft.
3.8.
De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, zowel [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in staat stellen bij akte te reageren op de wijziging van de grondslag van de berekening van de stille reserves zoals door de deskundige is vermeld.
Verschil in opnamen en verdeelsleutel
3.9.
De rechtbank heeft in rov. 4.12. van het vonnis van 25 maart 2020 overwogen dat partijen het met elkaar eens zijn dat op basis van de gemaakte afspraken de winst uit alle vennootschappen met activiteiten, zijnde RDL, [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] , gelijkelijk zou worden verdeeld. Zij heeft hiertoe verwezen naar hetgeen partijen bij gelegenheid van de comparitie van partijen hebben verklaard. De rechtbank heeft op grond van het vorenstaande overwogen dat voormelde afspraak neerkomt op een winstdeling voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] van ieder 50% en dat in die zin het verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] slaagt dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen vordering heeft op [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 5] en Luripa.
3.10.
De deskundige heeft op pagina 15 en 16 van het deskundigenbericht, in het kader van een door de rechtbank gestelde vraag, voor zover thans van belang, het volgende opgemerkt:

6. Beantwoording van de vragen van de rechtbank
Nadere afspraken met Partijen over de vragen van de rechtbank
(…). De peildata 6 juli 2018 en 23 november 2018 zijn van belang in verband met de overname van het opgebouwde vennootschapsvermogen bij RDL Adviesgroep CV door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] privé. Op 6 juli 2018 neemt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 1] privé 50% van het vennootschapsvermogen over en op 23 november 2018 de overige 50%. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] was de beherende vennoot en de opbrengst van de overname is daarom verantwoord binnen [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] . Uiteindelijk werkt een en ander door naar het vermogen van Luripa Beheer BV, de vennootschap waarin [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 5] ieder een belang van 50% hebben.
De deelname van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] in RDL Adviesgroep CV is per 23 november 2018 beëindigd. Echter de deelname van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 5] BV in Luripa Beheer BV en haar twee dochterondernemingen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] duurt voort.
De deskundige beschikt over de cijfers tot en met31 december 2018. In de verdere beantwoording van de vragen zal de deskundige deze datum aanhouden als referentiepunt voor de onderlinge verhouding tussen de aandeelhouders.
(…).
Antwoord vraag b:

De opgebouwde winstreserve in Luripa Beheer BV per 31 december 2018 is af te leiden uit bijlage 5.c. Hierin is vermeld dat het eigen vermogen per 31 december 2018 van Luripa Beheer BV € 75.131 bedraagt. In dit eigen vermogen is € 18.000 begrepen aan Aandelenkapitaal. Het resterende bedrag van € 57.131 vertegenwoordigt de opgebouwde winstreserve. (Bijlage 5.c). De uitgetreden vennoot komt hiervan 50% toe. Dit is € 28.566.
Antwoord vraag c:
  • [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] heeft een 50% belang in het eigen vermogen per 31 december 2018 van Luripa Beheer BV, zijnde 50% van € 75.131= € 37.566. Dit bedrag is inclusief de stille reserve op basis van going concern van de deelname in RDL Adviesgroep CV. (Bijlage 5.c)
  • [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] heeft een tegoed van € 45.275 op Luripa Beheer BV in verband met de omzetbelasting. (Bijlage 6)
  • [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] heeft vanwege opnamen in rekening-courant (onttrekkingen) een schuld aan Luripa Beheer BV van € 60.203. (Bijlage 1.a)
  • Daarnaast heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] in 2011 bij Luripa Beheer BV een lening opgenomen van
€ 20.000. (Bijlage 1.a)

Het totaal van deze vier componenten resulteert in een tegoed van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] van
€ 37.566 + € 45.275 minus € 20.000 = € 2.638. (…).’
3.11.
Nu uit hetgeen de deskundige heeft opgemerkt volgt dat Luripa een vennootschap is met activiteiten en gelet daarop een eigen vermogen heeft opgebouwd uit winstreserve, evenals RDL, [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] , ziet de rechtbank hierin aanleiding af te wijken van hetgeen zij eerder in haar tussenvonnis heeft overwogen en ook Luripa, evenals RDL, [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] , mee te nemen bij de berekening van de winst die gelijkelijk tussen partijen dient te worden gedeeld. Aangezien de deskundige beschikt over de cijfers tot en met 31 december 2018, alsmede gelet op het gegeven dat de deelname van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 5] in Luripa en haar twee dochterondernemingen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3] heeft voortgeduurd, zal deze datum worden aangehouden als referentiepunt voor de onderlinge verhouding tussen de aandeelhouders.
3.12.
De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, zowel [eiser in conventie, verweerder in reconventie] als [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in staat stellen bij akte te reageren op de op grond van het deskundigenrapport ten opzichte van het tussenvonnis van 25 maart 2020 gewijzigde uitgangspunten van de beoordeling van de vordering.
3.13.
Elke andere beslissing zal worden aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in staat om zich bij akte te nemen ter rolle van
4 augustus 2021 uit te laten over hetgeen de rechtbank in rov. 3.8. en 3.12. heeft overwogen;
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Sijmonsma en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2021. [1]

Voetnoten

1.type: AP