ECLI:NL:RBLIM:2021:5702

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
C/03/288554 / FA RK 21-575
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming inschrijving middelbare school en wijziging zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 5 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vader en de moeder van de minderjarige [minderjarige]. De vader verzocht om vervangende toestemming voor de inschrijving van [minderjarige] op het [naam school 1] te [plaats 1] en om wijziging van de zorgregeling, zodat [minderjarige] voortaan bij hem zou wonen. De moeder verzocht om vervangende toestemming voor inschrijving op het [naam school 2] te [plaats 2] en om een zorgregeling waarbij [minderjarige] bij haar zou verblijven.

De rechtbank heeft de procedure gestart op basis van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek, dat de mogelijkheid biedt om geschillen over de uitoefening van het ouderlijk gezag te beslechten. Tijdens de zitting op 11 juni 2021 heeft de minderjarige zijn voorkeur uitgesproken om naar het [naam school 1] te gaan, omdat al zijn vrienden daarheen gaan. De rechtbank heeft overwogen dat de wens van een kind van twaalf jaar groot gewicht dient te krijgen in de beslissing over de schoolkeuze.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de vader vervangende toestemming krijgt voor de inschrijving op het [naam school 1] en heeft het verzoek van de moeder afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank de zorgregeling voorlopig gewijzigd, zodat [minderjarige] bij de vader zal verblijven van maandagmiddag tot donderdagochtend en om de week in het weekend. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om advies over het hoofdverblijf en de zorgregeling, en heeft verdere beslissingen aangehouden in afwachting van dit advies.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 5 juli 2021
Zaaknummer: C/03/288554 / FA RK 21-575
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[de vader] ,
verzoeker, verder te noemen: de vader,
wonend te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. C.C.J. van Pol, kantoorhoudend te Echt, gemeente Echt-Susteren,
tegen:
[de moeder] ,
wederpartij, verder te noemen: de moeder,
wonend te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. G.M.O. Puddu, kantoorhoudend te Sittard, gemeente Sittard-Geleen.
Met toepassing van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, is
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost-Nederland,gevestigd te Maastricht,
verder te noemen: de raad, door de rechtbank als adviseur bij deze zaak betrokken.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van de vader, ingediend op 16 februari 2021;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vader van 28 mei 2021;
  • het verweerschrift van de moeder, ingediend op 10 juni 2021;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vader van 11 juni 2021.
1.2.
Het minderjarige kind van partijen, [minderjarige] , heeft op 1 juni 2021 zijn mening in een gesprek met kinderrechter kenbaar gemaakt.
1.3.
De zaak is behandeld ter zitting van 11 juni 2021, waarbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordigster van de raad.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] (roepnaam: [minderjarige] ) is geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] uit de inmiddels beëindigde relatie tussen de moeder en de vader.
2.2.
[minderjarige] is erkend door de vader. De ouders hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.4.
Partijen hebben op 23 oktober 2017 een ouderschapsplan ondertekend. In dit ouderschapsplan zijn partijen de volgende (reguliere) verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) overeengekomen:
“Maandag: Wordt [minderjarige] opgehaald van school door [de vader] . [minderjarige] blijft in overleg slapen of wordt terug naar [de moeder] gebracht, uiterlijk 20:30. (..)
Dinsdag: Als [minderjarige] blijft slapen, wordt hij bij vrij [de vader] naar school gebracht. Bij vroege dienst [de vader] komt [de moeder] [minderjarige] ophalen en brengt hem naar school. (..)
Woensdag: [de vader] haalt [minderjarige] van school en gaan karten. ’s Avonds wordt [minderjarige] naar huis gebracht, uiterlijk 20:30 uur. Bij vrij [de vader] op donderdag kan [minderjarige] in overleg blijven slapen.
Vrijdag: de vrijdag aansluitend aan het weekend van [de vader] word [minderjarige] opgehaald van school. Op zondag wordt hij terug naar [de moeder] gebracht, uiterlijk 1 uur voor bedtijd.”
Partijen hebben verklaard dat deze regeling er feitelijk op neerkomt dat [minderjarige] op maandagmiddag en woensdagmiddag bij de vader is, alsmede één weekend per veertien dagen. Over de feestdagen, verjaardagen en vakanties hebben partijen in het ouderschapsplan andere afspraken gemaakt.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De vader verzoekt, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
 aan de vader vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] per direct, althans per 1 september 2021 in te schrijven op het [naam school 1] te [plaats 1] ; en
 het ouderschapsplan van 23 oktober 2017 te wijzigen en te bepalen dat [minderjarige] voortaan het hoofdverblijf bij hem zal hebben, waarbij tevens wordt verzocht de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen, in die zin dat [minderjarige] :
  • (
  • (subsidiair) bij de moeder zal verblijven in een vierwekenschema gedurende drie van de vier weekenden van vrijdag na school tot zondag 19.00 uur en tijdens een wekelijks contactmoment in goed onderling overleg te bepalen, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen; dan wel
  • (
  • een in goede justitie te bepalen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
 kosten rechtens.
3.2.
De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van de vader in zijn verzoeken, althans de verzoeken af te wijzen omdat ze ongegrond zijn. Bij wege van zelfstandig verzoek heeft de moeder verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
 aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] per direct, althans met ingang van het nieuwe schooljaar (1 september 2021) in te schrijven op het [naam school 2] te [plaats 2] , welke toestemming in de plaats treedt van de benodigde toestemming van de vader; en
 uitsluitend voor het geval dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader zal zijn, de navolgende zorgregeling vast te stellen, waarbij [minderjarige] bij de moeder zal verblijven:
 de ene week van woensdag na school tot zondagavond 20.00 uur;
 de week daarop van woensdag na school tot donderdagochtend met overnachting waarbij de moeder [minderjarige] naar school brengt;
 de helft van de feestdagen en daarmee gelijkgestelde dagen;
 gedurende minimaal de helft van de reguliere school en/of werkvakanties.
3.3.
Op de in het kader van het verzoek en verweer betrokken stellingen van partijen en hun nadere toelichting ter zitting wordt, voor zover relevant, hierna ingegaan.

4.Het kindgesprek

4.1.
De kinderrechter heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hiervan gebruik gemaakt en is op een aparte zitting op
1 juni 2021 afzonderlijk en buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Ter zitting van 11 juni 2021 heeft de kinderrechter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
[minderjarige] heeft – kort samengevat - verteld dat hij naar de middelbare school het [naam school 1] in [plaats 1] wil gaan en dat hij het liefste bij zijn vader wil wonen. Hij wil naar het [naam school 1] omdat al zijn vrienden er naartoe gaan en hij dan samen met zijn vrienden naar school kan fietsen. Niemand van zijn klas gaat naar het [naam school 2] in [plaats 2] . Hij zou er dan alleen naartoe moeten. Ook is het [naam school 1] het dichtst bij vader gelegen. De regeling over wanneer hij bij vader en wanneer hij bij moeder is, kan hetzelfde blijven, maar met dat verschil dat [minderjarige] bij de vader woont en dan op donderdag en vrijdag naar de moeder gaat en om de week ook in het weekend naar moeder gaat.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank toetst de verzoeken van de vader en de moeder in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit artikel voorziet in een geschillenregeling in het geval van gezamenlijke gezagsuitoefening. Hierbij geldt als criterium dat een zodanige beslissing wordt genomen als in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.2.
Vervangende toestemming school
5.2.1.
De verzoeken van de vader en van de moeder omtrent de vervangende toestemming tot inschrijving op de middelbare school in [plaats 1] of in [plaats 2] is gebaseerd op voornoemd artikel 1:253a BW. De rechtbank overweegt dat de inschrijving op een middelbare school een ingrijpende beslissing is, waarbij de belangen van het kind centraal staan, maar ook die van de ouders meegewogen dienen te worden.
5.2.2.
In het gesprek tussen [minderjarige] en de kinderrechter heeft [minderjarige] uitdrukkelijk aangegeven dat hij naar de middelbare school het [naam school 1] in [plaats 1] wil gaan.
Van de zijde van de moeder heeft de rechtbank geen argumenten gezien of gehoord waaruit blijkt dat het in het belang van [minderjarige] is dat hij naar het [naam school 2] in [plaats 2] dient te gaan, behalve dat het vanuit de woning van de moeder (en [minderjarige] ) in [woonplaats 2] ongeveer één uur fietsen is naar het [naam school 1] in [plaats 1] , terwijl het [naam school 2] in [plaats 2] op minder dan 5 kilometer afstand van de woning gelegen is. De overige argumenten van de moeder hebben enkel betrekking op de wens van de moeder om haar leven in [woonplaats 2] verder vorm te geven. De moeder is van mening dat [minderjarige] in staat dient te worden gesteld om eveneens een sociaal leven in [woonplaats 2] op te bouwen.
De vader heeft aangevoerd dat de genoemde middelbare scholen in [plaats 1] en [plaats 2] op zichzelf gezien beide geschikt zijn en vergelijkbaar zijn. De vader acht het in het belang van [minderjarige] om naar het [naam school 1] in [plaats 1] te gaan, omdat daar zijn klasgenoten en ook zijn stiefbroertjes naartoe gaan. Dat voelt vertrouwd voor [minderjarige] . Het sociale leven van [minderjarige] ligt bovendien, ook wat betreft de naschoolse activiteiten van [minderjarige] , in [woonplaats 1] en dus in de nabijheid van het [naam school 1] .
5.2.3.
De rechtbank overweegt dat aan de wens van een kind van twaalf jaar oud, daar waar het gaat om de keuze van zijn middelbare school, groot gewicht dient te worden toegekend, omdat die keuze van groot belang voor hem is. Daarbij komt dat uit het gesprek dat de kinderrechter met [minderjarige] heeft gevoerd gebleken is dat [minderjarige] goed over zijn keuze heeft nagedacht en dat hij goed kon uitleggen en beargumenteren waarom hij die gemaakt heeft.
Afgezien van het feit dat [minderjarige] langer zal moeten fietsen (of reizen) naar het [naam school 1] in [plaats 1] dan naar het [naam school 2] in [plaats 2] , als hij vanuit de woning van de moeder naar school gaat, zijn er geen argumenten aangevoerd die maken dat het in het belang van [minderjarige] moet worden geacht dat hij naar het [naam school 2] in [plaats 2] toegaat. Daartegenover staat dat [minderjarige] zelf de uitdrukkelijke wens heeft om naar het [naam school 1] toe te gaan, aan welke wens zoals hiervoor overwogen, groot gewicht wordt toegekend, en dat de vrienden en ook de stiefbroertjes van [minderjarige] eveneens naar het [naam school 1] in [plaats 1] toe gaan. Tevens is het [naam school 1] in [plaats 1] de school die zich het dichtst bevindt bij het (ook buitenschoolse) sociale netwerk dat [minderjarige] om zich heen heeft in de omgeving van [woonplaats 1] .
De rechtbank zal derhalve aan de vader vervangende toestemming verlenen voor inschrijving op het [naam school 1] te [plaats 1] . Het verzoek van de moeder zal daarom worden afgewezen.
5.3.
Wijziging hoofdverblijf en wijziging zorgregeling
5.3.1.
In artikel 1:253a lid 2 BW is bepaald dat de rechter op verzoek van de ouders een regeling kan vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder meer omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken,
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
5.3.2.
Op grond van artikel 1:253a lid 4 in samenhang gelezen met artikel 1:377e BW kan de rechter een eerdere beslissing, alsmede een door de ouders onderling getroffen zorgregeling, wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.3.3.
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of sprake is van een wijziging van omstandigheden, zoals de vader stelt. Uit de ingediende stukken en de verklaringen ter zitting is de rechtbank gebleken dat een rechtens relevante wijziging van omstandigheden optreedt, omdat [minderjarige] op korte termijn naar de middelbare school zal gaan in [plaats 1] , waardoor de huidige zorgregeling aanpassing behoeft aan die situatie en zijn leeftijd. Dat kan met zich brengen dat de omstandigheden betreffende het hoofdverblijf ook worden gewijzigd. De rechtbank ziet hierin voldoende aanleiding om de verzoeken betreffende het hoofdverblijf en de zorgregeling inhoudelijk te kunnen beoordelen.
5.3.4.
Partijen staan lijnrecht tegenover elkaar over wat betreft het wijzigen van het hoofdverblijf van [minderjarige] en een wijziging van de zorgregeling. Gelet op de over en weer ingenomen stellingen in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling acht de rechtbank zich onvoldoende voorgelicht om op dit moment een definitieve beslissing te nemen over de vraag welke hoofdverblijfplaats en welke zorgregeling in het belang is van [minderjarige] . Daarbij speelt ook mee dat nog niet duidelijk is hoe het lesrooster van [minderjarige] op zijn middelbare school eruit gaat zien, of hij (zoals nu het geval is) op de woensdagavond blijft voetballen in [woonplaats 1] en op welke wijze de moeder in het vervoer van [minderjarige] naar school vanuit haar woning gaat voorzien (gaat [minderjarige] fietsen, met het openbaar vervoer of wordt hij gebracht en gehaald?). Deze praktische, maar toch ook relevante omstandigheden, zullen nog duidelijk moeten worden. De rechtbank zal daarom de raad verzoeken om daar onderzoek naar te doen en advies over uit te brengen, zoals hierna in het dictum is opgenomen.
5.3.5.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing op voormelde verzoeken aanhouden, teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen zullen, na ontvangst van het rapport, door de rechtbank in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op de rapportage en het advies van de raad. Na die twee weken zal de rechtbank via het familiejournaal aangeven op welke wijze de procedure wordt voortgezet.
5.3.6.
De rechtbank merkt op dat het huidige hoofdverblijf van [minderjarige] en de huidige zorgregeling (conform het ouderschapsplan van partijen van 23 oktober 2017) in beginsel ongewijzigd blijft gedurende het onderzoek van de raad. De bestaande zorgregeling is echter, vanaf het moment dat [minderjarige] naar de middelbare school gaat (per 1 september 2021), niet goed uitvoerbaar meer omdat de reistijd vanuit de woning van de moeder naar de school van [minderjarige] per fiets een uur bedraagt en het derhalve niet wenselijk is die elke dag te maken. Het is eigenlijk aan partijen om hierover aangepaste (tijdelijke) afspraken te maken en een oplossing te bedenken voor het overbruggen van de reisafstand tussen de woning van de moeder (en [minderjarige] ) en de school van [minderjarige] . Aangezien partijen lijnrecht tegenover elkaar staan, acht de rechtbank het echter in het belang van [minderjarige] om voorlopig – met ingang van 1 september 2021 – een gewijzigde tijdelijke zorgregeling vast te stellen, zoals in het dictum bepaald. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het gegeven dat de woning van de vader dichter bij de middelbare school van [minderjarige] in Echt is gelegen en dat [minderjarige] vanuit daar per fiets met klasgenootjes naar school kan fietsen, alsmede met het feit dat [minderjarige] op woensdagavond met de vader naar de voetbaltraining gaat en met de wens van [minderjarige] om voortaan op donderdag en vrijdag bij moeder te verblijven.
De vast te stellen voorlopige zorgregeling zal gelden totdat de rechtbank nader beslist of de ouders in onderling overleg andere afspraken over de zorgregeling maken. De zorgregeling zal, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De rechtbank merkt daarbij volledigheidshalve op dat dit slechts een wijziging van de reguliere zorgregeling betreft en dat de bestaande afspraken omtrent verjaardagen, feestdagen en vakanties, ongewijzigd van kracht blijven.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent aan de vader vervangende toestemming voor inschrijving van de minderjarige [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , op het [naam school 1] te [plaats 1] ;
6.2.
wijst het verzoek van de moeder inzake vervangende toestemming voor inschrijving op het [naam school 2] te [plaats 2] af;
6.3.
wijzigt
voorlopigde door partijen onderling getroffen “reguliere” zorgregeling en bepaalt een
voorlopigezorgregeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met ingang van 1 september 2021 en totdat de rechtbank nader beslist of de ouders in onderling overleg anders overeenkomen, in die zin dat de minderjarige [minderjarige] bij de vader zal verblijven:
  • van maandagmiddag ná school tot donderdagochtend vóór school; alsmede
  • één keer per veertien dagen in het weekend van vrijdagmiddag ná school tot zondagavond één uur voor bedtijd (in de oneven weken);
6.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost Nederland, te adviseren ten aanzien van het hoofdverblijf van [minderjarige] en de zorgregeling en daartoe een onderzoek te verrichten ter beantwoording van de vragen:
1. Welke hoofdverblijfplaats is het meest in het belang van de minderjarige [minderjarige] ;
2. Welke mogelijkheden zijn er voor toedeling van zorg- en opvoedingstaken van [minderjarige] aan de ouder bij wie [minderjarige] niet het hoofdverblijf zal hebben, en hoe dient de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken qua vorm en frequentie in het belang van de minderjarige vormgegeven te worden;
6.6.
houdt in afwachting van het door de raad uit te brengen rapport en advies iedere verdere beslissing op de (zelfstandige) verzoeken aan, voorlopig pro forma voor de duur van vier maanden;
6.7.
stelt partijen op voorhand in de gelegenheid om binnen veertien dagen na ontvangst van het rapport van de raad schriftelijk te reageren op de rapportage en het advies van de raad alsook over de in hun ogen meest wenselijke voortgang van de procedure;
6.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Drent, kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. B.C. Groen-Witvliet, griffier op 5 juli 2021.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.