ECLI:NL:RBLIM:2021:5824

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
03.303635.20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoekswensen en voorlopige hechtenis in strafzaak AALSCHOL met betrekking tot Encrochat-gegevens

In de strafzaak AALSCHOL, behandeld door de Rechtbank Limburg op 19 juli 2021, zijn onderzoekswensen ingediend door de verdediging met betrekking tot de verkrijging en verwerking van Encrochat-gegevens. De zaak betreft een verdachte die in voorlopige hechtenis is genomen en waarvan de verdediging vraagt om aanvullende informatie over de dataset die is verkregen uit het onderzoek 26Lemont. Tijdens de zittingen op 13 en 19 juli 2021 zijn verschillende onderzoekswensen besproken, waaronder vragen over de verschillen in tijd en aantal berichten tussen de dataset en de processen-verbaal. De rechtbank heeft de verzoeken van de verdediging beoordeeld en enkele onderzoekswensen toegewezen, terwijl andere zijn afgewezen op basis van het vertrouwensbeginsel en onvoldoende onderbouwing van de verdediging. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis van de verdachte beoordeeld en deze afgewezen, met de overweging dat de ernstige bezwaren en recidivegrond nog steeds aanwezig zijn. De rechtbank heeft de officier van justitie opgedragen om aanvullende documenten en een volledige dataset van de Encrochat-gesprekken aan het dossier toe te voegen, en heeft de zitting geschorst tot een latere datum.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.303635.20
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzittingen van 13 juli 2021 en 19 juli 2021
Al hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht en is verklaard, is in dit proces-verbaal zakelijk weergegeven, tenzij anders is vermeld.

Dag 1: 13 juli 2021

Tegenwoordig als:
rechters : mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. M.B. Bax en mr. W.T.H. Peute,
griffier : mr. M.J.M. Penders,
officier van justitie : mr. J.S. Valentijn-Engels en mr. S. Josephs.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte is ter terechtzitting aanwezig.
De voorzitter stelt de identiteit van de verdachte vast. Hij antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [adresgegevens verdachte] ,
gedetineerd in P.I. Zuid Oost, locatie Roermond te Roermond.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. W.R. Smeets, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.
Deze zaak wordt gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] met het parketnummer 03.271177.20.
De voorzitter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
Het onderzoek wordt hervat in de stand waarin het zich op het tijdstip van de schorsing op
31 mei 2021 bevond.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
De voorzitter deelt mede dat de raadsman op 12 juli 2021 per mail onderzoekswensen aan de rechtbank heeft doen toekomen. (Noot griffier: de mail met onderzoekswensen is aan dit proces-verbaal gehecht. De inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd)
De raadsman brengt desgevraagd naar voren:
Ik heb vorige week van de zijde van het openbaar ministerie een link gekregen waarmee ik toegang zou krijgen tot een dataset met Encrochatgesprekken. Ik heb de dataset bekeken en ik heb daar een aantal vragen over aan de officier van justitie.
Is de verkregen dataset de dataset die verkregen is uit het onderzoek 26Lemont?
Wanneer ik de dataset bekijk zijn er verschillen in tijd met de gesprekken die zijn opgenomen in de processen-verbaal. Is hier een verklaring voor?
In de dataset zijn 2243 berichten opgenomen, terwijl het dossier 2609 berichten bevat. Is hier een verklaring voor?
De raadsman verwijst vervolgens naar de inhoud van de mail met onderzoekswensen d.d. 12 juli 2021 en sluit zich voor het overige aan bij de onderzoekswensen d.d. 13 juli 2021 van mr. Landerloo in de zaak van de medeverdachte [medeverdachte] .
De raadsman brengt nog het volgende naar voren:
De Duitse justitie lijkt te beschikken over Franse besluiten en onderliggende verzoeken van het Franse openbaar ministerie van 30 januari 2020. De stukken zijn van belang voor een onderzoek naar de rechtmatigheid van de Franse hackoperatie. Er is geen beletsel om deze stukken aan het dossier toe te laten voegen. Het onderzoek 26Lemont is van invloed op de deelonderzoeken in Nederland, waaronder het onderzoek AALSCHOL. De verdediging moet een adequate controlemogelijkheid hebben om eventuele gebreken aan het onderzoek 26Lemont aan het licht te laten komen. Die gebreken werken dan ook door in de deelonderzoeken en dienen op grond van artikel 359a Sv beoordeeld te worden. Bij gebrek aan informatie over het onderzoek 26Lemont en de wijze waarop dat onderzoek doorwerkt in het onderhavige onderzoek AALSCHOL; wat is er bijvoorbeeld afgestemd? is nadere informatie gewoonweg noodzakelijk.
Het verzoek tot het horen van de officier van het landelijk parket bekend als LAP 0797 is door de rechtbank Oost-Brabant inmiddels toegewezen. De andere twee officieren van justitie van het landelijk parket bekend als 0796 en 0798 kunnen ook worden bevraagd over de verwerking en gebruikmaking van de gegevens zoals die ter beschikking zijn gesteld uit het Franse onderzoek. Ik zou dan bijvoorbeeld willen weten of artikel 126dd Sv wel juist dan wel rechtmatig is toegepast.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis brengt de raadsman het volgende naar voren:
Ik refereer me aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de ernstige bezwaren voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit. Ik verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis nu de recidivegrond ontbreekt. Tegen de achtergrond van het strafblad van de verdachte en de reeds verstreken tijd kan niet worden volgehouden dat er nog sprake is van een concreet recidiverisico. Er is geen enkele indicatie dat hij opereert in een milieu waar liquidaties worden voorbereid. Daarnaast is het voortduren van de voorlopige hechtenis niet meer opportuun te noemen. Wat wil je nog bereiken? Uitzicht op een inhoudelijke behandeling is er nog niet. Mocht de rechtbank niet besluiten om de voorlopige hechtenis op te heffen dan verzoek ik om schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis omdat niet is te voorzien wanneer de inhoudelijke behandeling zal gaan plaatsvinden.
De rechtbank onderbreekt voor korte tijd het onderzoek ter terechtzitting teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen zich te beraden over de onderzoekswensen van de verdediging.
De rechtbank hervat het onderzoek ter terechtzitting en geeft terstond de officier van justitie het woord. De onderzoekswensen van mr. Landerloo waarbij de raadsman zich heeft aangesloten zullen eerst worden besproken waarna de bespreking volgt van de onderzoekswensen 1 tot en met 4 van de raadsman.
De officier van justitie deelt het volgende mede:
Duitse uitspraak
Een willekeurige uitspraak van een Duitse rechter kan niet van invloed zijn op een Nederlandse strafzaak. De uitspraak heeft geen rechtskracht in een concrete Nederlandse strafzaak. Enkel uitspraken van het EHRM en het Hof van Justitie in Luxemburg hebben directe werking. Ik merk overigens op dat in Duitsland tegen de bedoelde uitspraak hoger beroep is ingesteld. Daarnaast wordt opgemerkt dat er in een concrete Nederlandse strafzaak geen plaats is voor een studie naar Europese rechtsvergelijking. Overigens verschilt de ingebrachte Duitse zaak inhoudelijk met de Nederlandse. In tegenstelling tot in Duitsland heeft in Nederland wel een voorafgaande rechterlijke toetsing plaatsgevonden. Kortom: het Duitse vonnis is niet relevant voor deze zaak.
Franse stukken
Volgens de verdediging zou het Ambtsgericht Berlin de beschikking hebben gehad over Franse besluiten en onderliggende verzoeken van het Franse openbaar ministerie van 30 januari 2020. De verdediging verzoekt thans toevoeging van die stukken in deze zaak, omdat dit blijkbaar relevante stukken zijn waar wij in Nederland niet over beschikken. Ik stel me op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen. We weten niet wat in die stukken staat. Ze maken kennelijk deel uit van een Duits strafrechtelijk onderzoek. We weten evenmin op welke wijze de stukken in Duitsland zijn verkregen. De vraag is welke rol deze stukken kunnen spelen bij het bepalen van de rechtmatigheid van het onderzoek in 26Lemont. Het is niet de bedoeling dat via een omweg de rechtmatigheid van het Franse onderzoek wordt getoetst. Op basis van het vertrouwensbeginsel behoeft niet te worden getwijfeld aan de rechtmatigheid van het meergenoemde Franse onderzoek.
Dataset Encrochatgesprekken
De verdediging verzoekt om een complete dataset, die op een goed leesbare wijze te bestuderen is. Ik ben bereid om aan dit verzoek te voldoen en daartoe met de verdediging in contact te treden om hun vragen ter zake (telefonisch dan wel schriftelijk) te beantwoorden.
Onderzoekswens 1
De verwarring over in welk onderzoek de identificatie van de gebruiker van [e-mailadres] is verricht is begrijpelijk en wordt veroorzaakt door de zinssnede “
werkzaam in het CAT-team en verbonden aan onderzoek 26Lemont”(pv d.d. 15 november 2020, p. 205).
Verbalisanten die werkzaamheden verrichten in het zogenaamde ‘subCAT’, verrichten enerzijds werkzaamheden voor – in dit geval – 26Lemont, maar anderzijds voor de diverse onderzoeksteams van de (in ons geval) eenheid Limburg.
Nadat door de rechter-commissaris toestemming is gegeven voor gebruik van de datasets van het onderzoek 26Lemont en er daarnaast ook een 126dd Sv is ontvangen van de zaaksofficieren van het onderzoek 26Lemont, heeft identificatie van achtereenvolgens verdachte [medeverdachte] ( [bijnaam 1] ) en [verdachte] ( [bijnaam 2] ) plaatsgevonden binnen het onderzoeksteam door verbalisant [verbalisant 1] . Voor de duidelijkheid: [verdachte] is binnen het onderzoek 26Lemont dus niet geïdentificeerd. Een aanvullend proces-verbaal over deze gang van zaken is in de visie van het openbaar ministerie niet noodzakelijk. Het verzoek daartoe dient te worden afgewezen.
Onderzoekswens 2
Met verwijzing naar de beslissing van de rechtbank Limburg op 5 juli 2021 inzake het onderzoek UNAKIET, verzet zich het openbaar ministerie niet tegen deze onderzoekswens. Dit betekent concreet dat bij de rechter-commissaris de machtiging/toestemming om resultaten uit het onderzoek 26Lemont te mogen gebruiken zal worden opgevraagd. Daarbij inbegrepen de gegevens die in dat kader aan de rechter-commissaris zijn voorgelegd.
Onderzoekswens 3
Met verwijzing naar de beslissing van de rechtbank Limburg in de zaak UNAKIET lijkt de rechtbank Limburg zich (anders dan kennelijk de rechtbank Midden-Nederland) op dit moment voldoende geïnformeerd te achten. Aangezien het onderzoek AALSCHOL op dit punt vergelijkbaar is met het onderzoek UNAKIET (wat betreft Encrochatdata), ziet het openbaar ministerie geen feiten en omstandigheden die maken dat thans moet worden overgegaan tot het verstrekken van een proces-verbaal van de rechter-commissaris mr. J.J.J. Schols met daarin zijn inhoudelijke afwegingen (o.a. over de proportionaliteit en subsidiariteit) om tot verlenging van de 126uba-machtiging (a t/m d) over te gaan en over de achtergrond van de gestelde voorwaarden voor het gebruik van (relevante gedeelten uit) de dataset 26Lemont in het onderzoek AALSCHOL.
Onderzoekswens 4
Het verzoek om de officieren van justitie van het landelijk parket als getuigen te horen wordt op geen enkele wijze onderbouwd. Een simpele verwijzing naar een uitspraak van een rechtbank volstaat niet. Van de verdediging mag worden verwacht dat zij concrete feiten en omstandigheden aanvoert ter onderbouwing van dat verzoek. Nu de verdediging dit niet heeft gedaan, dient het verzoek tot het horen van de getuigen worden afgewezen.
Voor zover de verdediging beoogt de getuigen te horen ter onderbouwing van een beroep op een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, heeft het uitgangspunt te gelden dat gemotiveerd dient te worden welk vormverzuim het betreft waarover de genoemde getuigen zouden kunnen verklaren, noch wordt door de verdediging uitgelegd tot welk rechtsgevolg dit zou moeten leiden. Hierbij wordt verwezen naar het arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch te 9 april 2021 (20.002588.20)
Los van het bovenstaande verwijst het openbaar ministerie naar de beslissing van de rechtbank Limburg in de zaak UNAKIET. De rechtbank heeft daar het volgende overwogen:
“Het verzoek tot het horen van getuigen die iets kunnen zeggen over de verwerking van de Encrochat-gegevens in Nederland, wijst de rechtbank ook af. Aan de behoefte tot meer informatie wordt deels tegemoet gekomen door de toevoeging van de stukken van de rechter-commissaris. Voor het horen van deze getuigen is het verdedigingsbelang onvoldoende gebleken.”
Nu de situatie in de zaak UNAKIET (voor wat betreft Encrochatdata) gelijk is aan de onderhavige zaak (AALSCHOL), is het de vraag welke feiten en omstandigheden maken dat de situatie nu, 8 dagen later, anders is. Dus ook gelet op deze beslissing dient het verzoek van de verdediging tot het horen van de officieren van justitie als getuigen, te worden afgewezen.
Overigens dient op dit punt nog het volgende te worden opgemerkt. De door de verdediging aangehaalde uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 8 juli 2021 is enerzijds moeilijk te volgen anderzijds in strijd met de vaste jurisprudentie ten aanzien van het horen van magistraten, in het bijzonder officieren van justitie. Wat opvalt is in elk geval dat de rechtbank over veel argumenten van de verdediging oordeelt dat die niet ertoe leiden dat er aanwijzingen zijn dat de Franse autoriteiten artikel 8 EVRM hebben geschonden. Voorts oordeelt de rechtbank dat er geen aanwijzingen zijn dat eventuele gebreken zo doorwerken dat dit effect zou hebben op de eerlijkheid van het proces van deze verdachten. Maar vervolgens oordeelt de rechtbank wel dat de verdediging (kennelijk) niet direct genoeg kan toetsen. Aldus enerzijds zijn er geen aanwijzingen voor een schending, anderzijds is er toch een noodzaak tot toetsing, Dat is niet met elkaar te rijmen.
Opgemerkt zij verder dat de ingrijpende beslissing van de rechtbank Oost-Brabant summier is gemotiveerd. Uit niets blijkt waarom en waarover de officieren van justitie van 26Lemont in het andere onderzoek zouden kunnen verklaren en waarom dat van belang is voor enig te nemen beslissing. Er is onvoldoende gekeken naar alternatieve mogelijkheden.
Samenvattend stelt het openbaar ministerie zich op het standpunt dat er geen reden is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het verkrijgen van Encrochatdata en dat er geen rechtens te respecteren belang bestaat nadere stukken toe te voegen en/of getuigen te horen, waaronder thans met name aan de orde de rechter-commissaris en/of de officieren van justitie.
Voorlopige hechtenis
De ernstige bezwaren ten aanzien van de feiten 1 zijn onverkort aanwezig. Uit niets blijkt dat de verdachte zich heeft onttrokken aan het criminele circuit. Gezien de inhoud van de chats in het dossier kan de verdachte alles regelen en vraagt hij nergens naar. Hij neemt initiatief om mensen in stelling te zetten. De recidivegrond is dan ook nog altijd aanwezig. De verdachte geeft geen enkel inzicht in zijn handelen. En er zijn daarmee geen handvatten om de recidivekans in te perken.
De raadsman voert het woord bij repliek:
Het toevoegen van de Franse stukken waarover het Ambtsgericht Berlin zou beschikken is relevant om het handelen van de Fransen te kunnen beoordelen. Ten aanzien van onderzoekswens 1 blijf ik bij dat verzoek. Het standpunt van het openbaar ministerie ter zitting is niet afdoende om het verzoek in te trekken. Met betrekking tot onderzoekwens 2 bestaan geen bezwaren aan de kant van het openbaar ministerie. Met betrekking tot de onderzoekswensen 3 en 4 merk ik nog op dat er ruimte moet komen om te kunnen toetsen. De consequenties zijn enorm. De verdachte zit al lang vast op basis van bijna niet te toetsen informatie.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis merk ik nog op dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte zich bevindt in een crimineel circuit. Mocht de rechtbank zich nader voorgelicht willen zien om te kunnen overgaan tot een schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis dan verzoek ik dat er een schorsingsrapportage door de reclassering wordt opgemaakt.
De officier van justitie heeft geen behoefte aan dupliek.
Desgevraagd heeft de verdachte niets toe te voegen aan het verhandelde ter terechtzitting.
De rechtbank deelt bij monde van de voorzitter mede dat de beslissingen met betrekking tot de onderzoekswensen en de verzoeken omtrent de voorlopige hechtenis op maandag 19 juli 2021 te 13.00 uur worden medegedeeld. Het onderzoek wordt onderbroken tot voormelde datum en tijdstip.
De verdachte geeft desgevraagd te kennen afstand te doen van zijn recht om op 19 juli 2021 ter terechtzitting aanwezig te zijn.

DAG 2: 19 juli 2021

Tegenwoordig als:
rechters : mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. M.B. Bax en mr. W.T.H. Peute,
griffier : mr. M.J.M. Penders,
officier van justitie: mr. Valentijn-Engels en mr. S. Josephs.
Het onderzoek ter terechtzitting wordt hervat.
De verdachte is niet verschenen. De raadsman van de verdachte mr. W.R. Smeets is evenmin ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank deelt bij monde van de voorzitter het volgende mede.
De verdediging heeft op 12 juli 2021 onderzoekswensen schriftelijk ingediend, waarin -onder meer- is aangesloten bij de onderzoekswensen van mr. Landerloo, raadsvrouw van de medeverdachte [medeverdachte] .
De officier van justitie heeft op 13 juli 2021 ter zitting op de standpunten gereageerd.
Vandaag zullen tijdens deze zitting de beslissingen van de rechtbank op de tot dusver voorliggende onderzoekswensen worden medegedeeld.
De voorzitter merkt hierbij op dat de rechtbank integraal zal ingaan op de onderbouwde
onderzoekswensen 1 tot en met 4 van de verdediging die ter zitting van 13 juli 2021naar voren zijn gebracht.
Tevens zal integraal worden ingegaan op de onderzoekswensen van
mr. Landerloo die ter zitting van 13 juli 2021 naar voren zijn gebracht en waarbij de verdediging zich heeft aangesloten. De rechtbank zal ten aanzien van de onderzoekswensen waarbij de verdediging zich aansluit bij de onderzoekswensen van de verdediging in de zaak van de medeverdachte [medeverdachte] die in eerdere stadia naar voren zijn gebracht, volstaan met een verwijzing naar de beslissingen daaromtrent in het onderzoek UNAKIET. Die beslissingen op de gelijkluidende onderzoekswensen zijn gepubliceerd onder ECLI:NL:RBLIM:2021:5394. De rechtbank heeft naar aanleiding van de zitting van 13 juli 2021 geen (enkele) aanleiding gevonden om de beslissingen in de zaak UNAKIET te heroverwegen.
De rechtbank deelt vervolgens bij monde van haar voorzitter het volgende mede.
Inleiding
Het onderzoek AALSCHOL is in mei 2020 van start gegaan. Tijdens dit onderzoek zijn meerdere bijzonder opsporingsbevoegdheden ingezet. Blijkens de inhoud van het procesdossier is toestemming verleend om gegevens uit het onderzoek 26Lemont te delen met het onderzoeksteam van het onderzoek AALSCHOL. Daarbij gaat het om chatberichten die volgens de politie door de verdachte de medeverdachten zijn gevoerd met gebruik van de Encrochat-applicatie. De verdediging heeft verzocht om stukken aan het dossier toe te voegen over de verkrijging en verwerking van deze Encrochat-gegevens.
In de periode van 1 april 2020 en 14 juni 2020 hebben de Franse autoriteiten door middel van een interceptie-tool op de servers van het bedrijf Encrochat gegevens verkregen onder meer van berichten van gebruikers van de telefoons voorzien van de Encrochat
-applicatie. Deze gegevens zijn op grond van een JIT-overeenkomst tussen Frankrijk en Nederland die begin 2020 is gesloten, door Frankrijk gedeeld met Nederland voor het onderzoek 26Lemont. In dit onderzoek heeft de rechter-commissaris van de rechtbank Rotterdam in maart 2020 op vordering van het openbaar ministerie onder een aantal voorwaarden een machtiging verleend voor het gebruik van de Encrochat-gegevens. Door de rechter-commissaris is reeds op voorhand onder ogen gezien dat er toetsing mogelijk moet zijn voor procespartijen om te bezien op grond waarvan berichten van een persoon nader zijn geanalyseerd en in verband zijn gebracht met een (soms later) geïdentificeerd georganiseerd verband zoals bedoeld in artikel 126uba juncto 126o WvSv. Eén van die voorwaarden verbonden aan die machtiging is dat de vergaarde informatie na onderzoek aangeboden wordt aan de rechter-commissaris die zal controleren wat de inhoud, omvang en relatie is tot de vermoedelijk gepleegde of te plegen strafbare feiten. Voor opsporingsonderzoeken die niet behoren tot die welke op de reeds voor aanvang van de inzet van het middel op de aan de rechter-commissaris overhandigde lijst, zal de informatie slechts ter beschikking worden gesteld voor onderzoeken naar strafbare feiten die naar hun aard in georganiseerd verband gepleegd of beraamd, een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken of misdrijven met een terroristisch oogmerk. De rechter-commissaris heeft de werkwijze in een proces-verbaal van 20 september 2020 verduidelijkt:
“Afgezien van de reeds op 1 april 2020 op de lijst van onderzoeken geplaatste onderzoeken,
zijn onderzoeken toegevoegd aan de lijst nadat die onderzoeken schriftelijk (per e-mail) aan
mij zijn gepresenteerd of beschreven, waarna ik telkens schriftelijk (per e-mail)
toestemming heb verleend. In enkele gevallen toestemming heb ik geweigerd om informatie
ten behoeve van andere onderzoeken Ier beschikking te stellen. Bij de beoordeling heb ik
telkens bezien of het onderzoek ten behoeve waarvan de informatie verstrekt zou moeten
worden, een onderzoek naar verdenking van strafbare als hiervoor bedoeld betreft. Daarbij
is telkens overwogen dat het feiten betreft die in georganiseerd verband worden of werden
gepleegd of zouden worden gepleegd.
De enige uitzonderingen hierop betreffen incidentele verstrekkingen tijdens de 'live fase’
(ten tijde van de inzet van het middel) in zeer spoedeisende situaties en/of zogenoemde
‘threat to life-zaken’ waarin acuut ingrijpen noodzakelijk was gelet op de gerede vrees voor
het leven en/of voor ernstige gezondheidsschade voor personen. Voorts is incidenteel een
uitzondering gemaakt in enkele zaken waarin een groot risico op het zeer vermoedelijk
teloorgaan van bewijsmateriaal binnen korte tijd aannemelijk was. In voornoemde
uitzonderingsgevallen is telefonisch toestemming gevraagd en verleend, waarna schriftelijke
bevestiging dan wel toevoeging aan de lijst van bekende onderzoeken, volgde.”
De beslissingen
In deze zaak hebben de verdediging en de officier van justitie hun standpunten ter zitting van 13 juli 2021 toegelicht.
De rechtbank zal verwijzen en beslissen overeenkomstig haar beslissingen in de zaak UNAKIET ten aanzien van de onderzoekswensen die betrekking hebben op kort gezegd ‘de verwerving van Encrochatgegevens in Frankrijk’ en ‘het horen van de getuigen’, als op schrift gesteld d.d. 14 januari 2021 respectievelijk op 6 april 2021 door mr. Landerloo. De rechtbank wijst die verzoeken af omdat de rechtbank geen reden ziet om het internationaal vertrouwensbeginsel opzij te zetten respectievelijk is het verdedigingsbelang voor het horen van de getuigen onvoldoende gebleken.
De rechtbank wijst toe de volgende op schrift gestelde onderzoekswensen d.d. 14 januari 2021 door mr. Landerloo, overeenkomstig haar overwegingen in de zaak UNAKIET ter zake:
  • Het toevoegen aan het dossier van het document inhoudende de toets van de rechter-commissaris die ertoe geleid heeft dat de vergaarde informatie uit het onderzoek 26Lemont ter beschikking is gesteld
  • Het toevoegen aan het dossier van het proces-verbaal dan wel de processen-verbaal opgemaakt door de zaaksofficieren uit onderzoek 26Lemont aangaande de analyse van informatie die gedeeld is met het onderzoeksteam in onderzoek AALSCHOL, die aan de rechter-commissaris zijn voorgelegd en op basis waarvan de rechter-commissaris heeft getoetst of aan de voorwaarden voor ter beschikkingstelling van de vergaarde informatie is voldaan.
De rechtbank wijst verder toe de volgende op schrift gestelde nadere onderzoekswensen d.d. 12 juli 2021:
- Het verzoek tot het opmaken van een aanvullend proces-verbaal waarin verbalisant [verbalisant 2] (operationeel specialist van politie eenheid Limburg (analist), werkzaam in het CAT team en verbonden aan 26Lemont) nader kan uitleggen of en zo ja hoe, de bewuste identificatie van verdachte is geschied binnen 26Lemont en/of daartoe afstemming/overleg heeft plaatsgevonden met het onderzoeksteam AALSCHOL;
De rechtbank wijst verder toe de volgende ter zitting gedane onderzoekswensen d.d. 13 juli 2021:
  • Het verstrekken van een volledige dataset van Encrochatgesprekken die ziet op het onderzoek AALSCHOL, welke dataset ook toegankelijk en goed leesbaar dient te zijn en waarin een goede rubricering kan plaatsvinden;
  • De beantwoording door de officier van justitie van de navolgende vragen:
1) Is de reeds verkregen dataset, de dataset die is verkregen uit het onderzoek 26Lemont?
2) Is er een verklaring voor de verschillen in tijd tussen de berichten in de dataset met de berichten die zijn opgenomen in de processen-verbaal?
3) Is er een verklaring voor het feit dat in de dataset 2243 berichten zijn opgenomen, terwijl het dossier er 2609 bevat?
De rechtbank wijst af het verzoek tot het toevoegen van de op 30 januari 2020 uitgevaardigde Franse besluiten en de hieraan ten grondslag liggende verzoeken van het Franse Openbaar Ministerie, die aan het Ambtsgericht Berlin ter beschikking waren gesteld. De rechtbank ziet vanwege het vertrouwensbeginsel geen reden om deze stukken aan het dossier toe te laten voegen.
De noodzaak die zou bestaan om officieren van justitie LAP 0796, LAP 0797 en LAP 0798 is niet onderbouwd. Reeds daarom dient dit verzoek te worden afgewezen.
Voorlopige hechtenis
De voorzitter deelt namens de rechtbank mede dat het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen. De ernstige bezwaren zijn nog onverkort aanwezig. Voorts oordeelt de rechtbank ook nog de recidivegrond aanwezig. De liquidatie die werd voorbereid was kennelijk de voorgenomen oplossing voor een bestaand conflict. Niet gebleken is dat dat conflict inmiddels op een andere wijze is opgelost, zodat de rechtbank vreest dat bij vrijlating van de verdachte er binnen een afzienbare termijn wederom voorbereidingen zouden kunnen worden getroffen voor een liquidatie.
De rechtbank wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ook af omdat het verzoek daartoe onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank:
- beveelt de schorsing van het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd;
preventief gedetineerd
- bepaalt de hervatting van het onderzoek ter terechtzitting op een langere termijn dan één maand, doch op uiterlijk drie maanden na heden, in verband met de volgende klemmende redenen:
- het drukke zittingsrooster van de rechtbank;
- de tijd die gepaard zal gaan met de nadere onderzoeken.
opdracht aan de officier van justitie
- geeft opdracht aan de officier van justitie
om binnen een termijn van 6 weken na hedende volgende stukken aan het dossier toe te voegen:
o het document inhoudende de toets van de rechter-commissaris die ertoe geleid heeft dat de vergaarde informatie uit het onderzoek 26Lemont ter beschikking is gesteld
voor het onderzoek AALSCHOL;
o het proces-verbaal dan wel de processen-verbaal opgemaakt door de zaaksofficieren uit onderzoek 26Lemont aangaande de analyse van informatie die gedeeld is met het onderzoeksteam in onderzoek AALSCHOL, die aan de rechter-commissaris zijn voorgelegd en op basis waarvan de rechter-commissaris heeft getoetst of aan de voorwaarden voor ter beschikkingstelling van de vergaarde informatie is voldaan.
- geeft verder opdracht aan de officier van justitie
om binnen een termijn van 6 weken na heden:
o een aanvullend proces-verbaal op te laten maken waarin verbalisant [verbalisant 2] (operationeel specialist van politie eenheid Limburg (analist), werkzaam in het CAT team en verbonden aan 26Lemont) nader kan uitleggen of en zo ja hoe, de bewuste identificatie van verdachte is geschied binnen 26Lemont en/of daartoe afstemming/overleg heeft plaatsgevonden met het onderzoeksteam AALSCHOL;
o een volledige dataset van Encrocatgesprekken die ziet op het onderzoek AALSCHOL te verstrekken en aan het dossier toe te voegen, welke dataset ook toegankelijk en goed leesbaar dient te zijn en waarin een goede rubricering kan plaatsvinden;
o de volgende vragen te beantwoorden:
1) Is de reeds verkregen dataset, de dataset die is verkregen uit het onderzoek 26Lemont?
2) Is er een verklaring voor de verschillen in tijd tussen de berichten in de dataset met de berichten die zijn opgenomen in de processen-verbaal.
3) Is er een verklaring voor het feit dat in de dataset 2243 berichten zijn opgenomen, terwijl het dossier 2609 bevat.
oproepingen
- beveelt de oproeping van de verdachte tegen de datum en het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting wordt hervat en verstaat dat de raadsman afschrift van de oproeping van de verdachte zal ontvangen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.