Overwegingen
1. Eiser heeft op 11 oktober 2018 bij verweerder een aanvraag ingediend voor het onttrekken van water uit het oppervlaktewater genaamd Kingbeek te Obbicht via een vulleiding voor een paddenpoel. In de aanvraag is vermeld dat de onttrokken hoeveelheden water schattenderwijs zullen worden vastgesteld en dat het doel van het overhevelen van water naar de paddenpoel is het scheppen van een habitat en voortplantingsplaats voor de vuurbuikpad.
2. Ter beoordeling van de aanvraag heeft de vakspecialist ecologie aan verweerder (intern) advies uitgebracht. Gelet op dat advies heeft verweerder op 14 maart 2019 aan eiser zijn voornemen kenbaar gemaakt om de vergunningaanvraag af te wijzen. Verweerder heeft overwogen dat de Kingbeek is aangewezen als natuurbeek en hoge natuurwaarden heeft. Deze beek heeft jaren lang niet uitgemond in de Maas en door de bodemopbouw van de Kingbeek zijgt er veel water weg in de bodem. Ter bescherming van de waterbelangen (onder andere de bever in de bovenloop van de Kingbeek) heeft het waterschap de afgelopen jaren ingezet op het voorkomen van lekverliezen om de beperkte hoeveelheid water in de Kingbeek zoveel mogelijk te behouden. Onttrekkingen zijn daarom niet gewenst, aldus verweerder. Verder overweegt verweerder naar aanleiding van de vermelding in de aanvraag dat de constructie in het talud van de Kingbeek is geplaatst voor het voeden van een paddenpoel te Grevenbicht, waarin de geelbuikvuurpad zit, dat de geelbuikvuurpad een soort is die van nature niet voorkomt in het watersysteem van de Kingbeek. Ook is geen sprake van een historische aanwezigheid van deze paddensoort ter plaatse omdat die soort alleen in het Heuvelland voorkomt. Ten slotte heeft verweerder aan zijn voornemen tot weigering ten grondslag gelegd dat er alternatieven mogelijk zijn in de vorm van het waterdicht maken van de vijver met folie of het onttrekken van grondwater op basis van de algemene regels.
3. Eiser heeft een zienswijze naar voren gebracht, waarin hij naar voren brengt dat hij maar weinig water nodig heeft om de paddenpoel te vullen en dat onttrekking alleen plaatsvindt in de periodes dat er voldoende water in de Kingbeek staat. De alternatieven zijn volgens eiser geen optie omdat afdichten met folie ertoe leidt dat de poel geen amfibiepoel meer is maar verandert in een constant gevulde vijver. Water aanvoeren is over de weg niet (goed) mogelijk en dat water is gebiedsvreemd. Het oppompen van grondwater heeft ook nadelige effecten, aldus eiser. Ten slotte vraagt eiser zich af waarom er wel vergunningen zijn verleend om te beregenen en niet voor natuurdoeleinden.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder de vergunningaanvraag afgewezen. Daartoe heeft verweerder onder meer overwogen dat de Kingbeek op dit moment een goede waterkwaliteit heeft en verweerder dat zo wil houden. Alle onttrekkingen zijn, gezien de beperkte hoeveelheid water in de Kingbeek, niet goed voor het watersysteem in verband met de ecologische kwaliteit en het behouden van het kronkellandschap bij de monding van de Kingbeek. Alleen in zeer bijzondere omstandigheden wordt nu nog vergunning voor onttrekkingen verleend en, nu er ook alternatieven zijn voor eiser, weegt diens belang bij het creëren van een paddenpoel niet op tegen het belang van het behoud van de ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater, de Kingbeek. Daarbij heeft verweerder gereageerd op de ingediende zienswijzen. Zo is opgemerkt dat bij het afdichten met folie door verdamping geen permanente vijver hoeft te ontstaan. De poel kan worden aangevuld met regenwater dat niet direct weg zijgt. Daarnaast zijn er ook andere mogelijkheden om water aan te voeren dan per tankwagen en heeft het oppompen van grondwater volgens verweerder minder nadelige effecten dan het onttrekken van water uit het oppervlaktewater. Ten slotte heeft verweerder erop gewezen dat onttrekkingen uit de Kingbeek alleen nog bij natuurdoelen die passen binnen de ecologie van de omgeving en hierop een positieve invloed hebben, kunnen worden toegestaan. De geelbuikvuurpad is gebiedsvreemd en past niet binnen de ecologie op deze locatie, aldus verweerder.
5. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt bij verweerder. Hij vraagt zich af waarom zijn vergunning is geweigerd, terwijl er in het verleden aan andere personen wel vergunning is verleend om water te onttrekken, bijvoorbeeld voor beregening. Ook zijn er in het verleden door het waterschap twee paddenpoelen op de locaties “Op de Coul” en “Weg door het Gerigt” aangelegd met open verbinding met de Kingbeek, aldus eiser.
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers bezwaar onder verwijzing naar het advies van de bezwarencommissie van het Waterschap Limburg ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat door nieuwe beleidsinzichten in april 2019 nieuw beleid is opgesteld, op grond waarvan uit bepaalde beken, waaronder de Kingbeek, zo min mogelijk of niet meer mag worden onttrokken. In het geval van de Kingbeek wordt nu elke onttrekking onwenselijk geacht en voor bestaande onttrekkingen gaat het waterschap na of die alsnog teruggedraaid kunnen worden. Bij de tot dusver verleende vergunningen gaat het om zeer beperkte onttrekkingen. Bij de aanvraag van eiser is niet alleen naar de hydrologische effecten maar ook naar de ecologische effecten gekeken. Ten aanzien van de door eiser genoemde paddenpoelen heeft verweerder aangegeven dat die niet door het waterschap zijn ingericht. De paddenpoel “Op de Coul” is door de Werkgroep Kingbeek ingericht en staat niet in open verbinding met de Kingbeek. Ook wordt geen water onttrokken uit de Kingbeek ten behoeve van die poel. Op de locatie “Weg door het Gerigt” is geen paddenpoel ingericht. Door de aanwezige laagten kan op deze locatie sprake zijn van een plek waar water blijft staan en waarin zich een lokaal ecosysteem heeft ontwikkeld. Die laagte staat (ook) niet in verbinding met de Kingbeek, aldus verweerder.
7. Eiser heeft in beroep herhaald dat er na de intrekking van zijn vergunning voor wateronttrekking in 1992 nog steeds vergunningen aan anderen zijn verleend om water uit de Kingbeek te onttrekken. Hij begrijpt niet waarom andere ingezetenen wel vergunning krijgen, terwijl hij voor een beperkte hoeveelheid water in een beperkte periode vergunning heeft gevraagd. Verder moet het volgens eiser ook niet uitmaken dat de Werkgroep Kingbeek tegen onttrekkingen is omdat verweerder zijn aanvraag objectief moet beoordelen. Terugstromen van water uit de poel naar de Kingbeek, hetgeen ecologisch ongewenst is, is volgens eiser niet mogelijk. Ook stroomt volgens eiser veel water uit de Kingbeek weg door toedoen van bevers, die door het waterschap zijn uitgezet. De bevers graven gangen uit, waaruit water weglekt en leggen dammen aan die de waterafvoer in de benedenloop negatief beïnvloeden. Daarbij worden ook veedrinkplekken langs de Kingbeek gemaakt waardoor uitwerpselen van koeien in de Kingbeek terecht komen. Verder komen in de nabije toekomst ook runderen en paarden van Natuurmonumenten langs de Kingbeek die daar grazen. Daarvoor is geen oeverbescherming voorzien. Dat alles gaat voor wateronttrekkingen, vervuiling en oeverbeschadiging zorgen. Ook tegen beverratten, bruine ratten en bevers wordt niets gedaan, aldus eiser.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
9. Op grond van artikel 6.13 van de Waterwet is een watervergunning vereist voor het uitvoeren van handelingen in een watersysteem waarvoor krachtens verordening van het waterschap vergunning is vereist.
Ingevolge artikel 4.5, eerste lid, onder b, van de Keur van het Waterschap Limburg (voorheen het Waterschap Roer en Overmaas) (Keur) is vergunning vereist voor het onttrekken van oppervlaktewater uit een primair water.
Het toetsingskader voor watervergunningen is geregeld in de artikelen 2.1 en 6.11 van de Waterwet. De doelstellingen waaraan een watervergunning moet worden getoetst zijn:
voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste en;
bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en;
vervulling van maatschappelijke functies van watersystemen.
10. Op basis van de sinds 1 april 2019 geldende Keur heeft verweerder uitvoerings- en beleidsregels vastgesteld die onmiddellijke werking hebben. De rechtbank overweegt, hetgeen tussen partijen ook niet in geschil is, dat verweerder de aanvraag terecht heeft getoetst aan de genoemde ten tijde van de besluitvorming geldende Keur en de daarbij behorende uitvoerings- en beleidsregels. In de beleidsregels is (onder 3) opgenomen dat onttrekkingen uit een bronbeek, zoals de Kingbeek, alleen nog zijn toegestaan bij zwaarwegende maatschappelijke belangen waarbij geen alternatieven mogelijk zijn. Gezien de kwetsbaarheid van de Kingbeek heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat onttrekkingen van water uit de Kingbeek ongewenst zijn en dat daarvoor in beginsel geen vergunningen meer worden verleend. De omstandigheid dat eiser na het indienen van de aanvraag heeft verduidelijkt dat hij alleen in de winterperiode beperkte hoeveelheden water wil onttrekken (ongeveer 200 tot 300 m3), doet aan het vorenstaande niet af. Verweerder heeft er in dit verband terecht op gewezen dat het verlenen van een vergunning in afwijking van het geldend beleid - nu zwaarwegende maatschappelijke belangen ontbreken en de door verweerder vermelde alternatieven aanwezig zijn - ongewenste precedentwerking zou hebben.
11. Ten aanzien van het beroep op het gelijkheidsbeginsel overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft toegelicht dat in 2013 en in 2017 vóór de inwerkingtreding van de nieuwe Keur met bijbehorende uitvoerings- en beleidsregels een tweetal onttrekkingen uit de Kingbeek zijn vergund. Op de destijds ingediende aanvragen is beslist op basis van het toen geldende recht. Tevens heeft verweerder toegelicht dat het overgangsrecht bij inwerkingtreding van de nieuwe Keur eerbiedigend is, dat wil zeggen dat bestaande legale situaties legaal blijven. Desondanks zal verweerder bezien of intrekking van deze vergunningen in de toekomst mogelijk is. Nu deze vergunningen onder het ‘oude’ minder restrictieve beleid zijn verleend, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat van gelijke gevallen geen sprake is. Verder heeft verweerder toegelicht dat er bij de Kingbeek in het verleden in samenspraak met het waterschap een veedrinkplaats is ingericht maar dat dit geen vergunningplichtige wateronttrekking met behulp van een werk is zoals hier aan de orde. In zoverre stelt verweerder zich eveneens terecht op het standpunt dat er geen sprake is van een gelijk geval. Ten aanzien van het ‘lekverlies’ door bevers en andere knaagdieren geldt eveneens dat dat dit geen vergunningplichtige onttrekkingen met behulp van een werk zijn. Daarbij komt dat verweerder zoveel mogelijk probeert te voorkomen dat door beschadigingen door bevers en ratten (alsmede grazers) water uit de Kingbeek wegloopt. Omdat dit niet altijd mogelijk is, vormt dat voor verweerder, gezien de kwetsbaarheid van de Kingbeek, veeleer een extra reden om geen nieuwe onttrekkingen te vergunnen. Gelet op deze door verweerder gegeven toelichting is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld door de onderhavige aanvraag af te wijzen.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.