ECLI:NL:RBLIM:2021:6311

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
9326312 CV EXPL 21-3313
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende contactverbod tussen broers na bedreigingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg te Maastricht is behandeld, heeft de voorzieningenrechter op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee broers. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. W.J.F. Geertsen, vorderde een straat- en contactverbod tegen de gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De procedure volgde op meerdere aangiften van bedreiging door de gedaagde partij, die door de eisende partij zijn gedaan in de periode van december 2020 tot maart 2021. De eisende partij stelde dat hij en zijn gezin zich niet veilig voelden door de bedreigingen, die zowel telefonisch als via berichten plaatsvonden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 juli 2021 heeft de gedaagde partij de bedreigingen erkend, maar voerde hij verweer aan dat zijn kwaadheid voortkwam uit eerdere gebeurtenissen met de eisende partij en hun moeder. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aannemelijkheid bestond voor de vordering van de eisende partij met betrekking tot het contactverbod, gezien de herhaalde bedreigingen en de reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen. Het gevorderde straatverbod werd echter afgewezen, omdat niet aannemelijk was dat de gedaagde partij zich in de nabijheid van de woning van de eisende partij had bevonden.

De voorzieningenrechter heeft het contactverbod toegewezen voor de duur van één jaar, met een dwangsom van € 250,- per overtreding, tot een maximum van € 5.000,-. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9326312 CV EXPL 21-3313
Vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van 6 augustus 2021
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend [adres 1] ,
[woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. W.J.F. Geertsen,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres 2] ,
[woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 3
- de mondelinge behandeling ter zitting van 26 juli 2021.
1.2.
De kantonrechter heeft zich krachtens art. 72 Rv onbevoegd verklaard en - met instemming van de eisende partij - de zaak tijdens de mondelinge behandeling in kort geding van 26 juli 2021 in de stand waarin deze zich thans bevindt ter verdere afdoening verwezen naar de handelskamer van de Rechtbank Limburg locatie Maastricht, onder gelijke voortzetting van de procedure in kort geding. Gedaagde partij is eerst na aanvang van de behandeling in de procedure verschenen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] en [gedaagde partij] zijn broers van elkaar.
2.2.
[eisende partij] heeft op 30 december 2020, 16 januari 2021 en 22 maart 2021 aangifte gedaan van bedreiging door zijn broer [gedaagde partij] .
2.3.
Bij brief van 12 april 2021 en 21 april 2021 van de gemachtigde van [eisende partij] is [gedaagde partij] gesommeerd tot het staken van de bedreigingen richting [eisende partij] , waarbij tevens de start van een kort geding is aangekondigd tot het bewerkstelligen van een straat- en contactverbod voor het geval de bedreigingen niet gestaakt worden door [gedaagde partij] .
2.4.
De bedreigingen duren voort zodat [eisende partij] een kort geding procedure is gestart.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert – samengevat – bij wege van onmiddellijke voorziening bij voorraad aan [gedaagde partij] een straat- en contactverbod op te leggen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per keer dat [gedaagde partij] deze verboden overtreedt met een maximum van € 22.500,-, met veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten.
3.2.
[eisende partij] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij telefonisch, via Whatsapp dan wel sms-berichten is bedreigd door [gedaagde partij] . Ook via zijn moeder krijgt hij bedreigingen van [gedaagde partij] door.
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De procedure

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van het gevorderde.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat, nu een contact- en straatverbod inbreuk maakt op het recht om vrijelijk te communiceren en zich vrijelijk te verplaatsen, toewijzing van een dergelijke vordering pas aan de orde is, indien sprake is van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die een dergelijke inbreuk kunnen rechtvaardigen. Er moet in ieder geval een reële dreiging bestaan van toekomstig onrechtmatig handelen van [gedaagde partij] tegenover [eisende partij] . Bij de beantwoording van de vraag of het verbod gerechtvaardigd is, moeten alle omstandigheden van het geval alsmede de belangen van partijen in acht worden genomen.
Contactverbod
4.3.
Door [eisende partij] is gesteld dat op 9 december 2020, 15 januari 2021, 9 maart 2021, 18 april 2021, 9 en 10 juni 2021 bedreigingen zijn geuit doordat [gedaagde partij] telefonisch contact heeft opgenomen met [eisende partij] , dan wel doordat [eisende partij] een Whatsapp- of sms bericht ontving van [gedaagde partij] . De telefonische berichten van [gedaagde partij] betreffen tevens bedreigingen met de dood waardoor [eisende partij] en zijn gezin zich niet langer veilig voelen. Ook met zijn moeder neemt [gedaagde partij] telefonisch contact op met soortgelijke bedreigingen richting [eisende partij] en zijn moeder. [eisende partij] heeft hiervan diverse malen aangifte gedaan (zie r.o. 2.2.). Bij brief van de gemachtigde van [eisende partij] van 12 en 21 april 2021 is aan [gedaagde partij] verzocht de bedreigingen jegens [eisende partij] te staken. [gedaagde partij] heeft hier echter geen gehoor aan gegeven en er hebben nadien wederom bedreigingen plaatsgevonden.
4.4.
[gedaagde partij] voert tijdens de mondelinge behandeling van 26 juli 2021 aan dat hij kwaad is over zaken die [eisende partij] en zijn moeder hem hebben aangedaan. Zo zou hij door hun toedoen in Somalië in de gevangenis zijn beland.
4.5.
[gedaagde partij] heeft tijdens voornoemde mondelinge behandeling de door [eisende partij] gestelde bedreigingen via de telefoon, Whatsapp-, sms-berichten en de telefonische bedreigingen die [eisende partij] vernam via zijn moeder erkend. Doordat [gedaagde partij] de gestelde bedreigingen heeft erkend en onvoldoende blijk heeft gegeven om de bedreigingen te staken, is voldoende aannemelijk dat [gedaagde partij] herhaaldelijk onrechtmatig jegens [eisende partij] heeft gehandeld en een reële dreiging bestaat van toekomstig onrechtmatig handelen, op grond waarvan de voorzieningenrechter het gevorderde contactverbod zal toewijzen zoals hierna in het dictum is bepaald voor de duur van één jaar. De te verbeuren dwangsom wordt op hierna te melden wijze toegewezen en gemaximeerd.
De in het petitum gevorderde verbod om [eisende partij] niet “op enigerlei wijze lastig te vallen, dan wel hinder te veroorzaken” duidt normaliter in juridische termen meer op zaken als bijvoorbeeld overlast. Gelet op het voorgaande, en gelet op het feit dat [eisende partij] in het lichaam van de dagvaarding stelt een contactverbod te vorderen, zal de kantonrechter het contactverbod toewijzen zoals hierna in het dictum is bepaald.
Straatverbod
4.6.
Ten aanzien van het gevorderde straatverbod voert [eisende partij] tijdens voornoemde mondelinge behandeling aan dat [gedaagde partij] ervan op de hoogte is waar [eisende partij] woonachtig is in [woonplaats 1] , maar dat [gedaagde partij] nooit in de buurt van zijn woning is geweest. Hiermee is gesteld noch gebleken dat [gedaagde partij] daadwerkelijk in [woonplaats 1] is geweest en [eisende partij] aldaar heeft benaderd. [eisende partij] vreest dat [gedaagde partij] naar zijn woning in [woonplaats 1] komt, maar niet aannemelijk is geworden dat dit is gebeurd. Aldus is voor wat betreft het gevorderde straatverbod onvoldoende aannemelijk dat een reële toekomstige bedreiging bestaat dat [gedaagde partij] , door zich in het nabije gebied van de woning van [eisende partij] te bevinden, onrechtmatig jegens [eisende partij] zal handelen. Het belang van [gedaagde partij] om zich vrijelijk te kunnen bewegen prevaleert boven het belang van [eisende partij] bij een verbod, zodat dit deel van de vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt.
Proceskosten
4.7.
Gelet op de uitkomst van de procedure en het feit dat het een zaak betreft van familierechtelijke aard ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, aldus dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde partij] gedurende één jaar vanaf de dag van betekening van dit vonnis persoonlijk, telefonisch, schriftelijk, via social media of anderszins contact op te nemen met [eisende partij] , respectievelijk contact met [eisende partij] te zoeken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere overtreding van het hiervoor vermelde verbod en wel tot een maximaal te verbeuren bedrag van € 5.000,-;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen hun eigen kosten dragen,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: LS