ECLI:NL:RBLIM:2021:6846

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
3 september 2021
Zaaknummer
8899030 CV EXPL 20-6004
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding en ontruiming van gehuurde woonruimte ingetrokken wegens beëindiging verhuurrelatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 1 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde over een huurovereenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door gerechtsdeurwaarder P.M.F. Otten, had gevorderd de huurovereenkomst te ontbinden en de gedaagde te veroordelen tot ontruiming van de gehuurde woonruimte. De gedaagde had een huurachterstand van meer dan drie maanden, wat leidde tot de vordering van de eiser. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 april 2021 heeft de eiser echter verklaard dat hij per 1 januari 2021 geen verhuurder meer is van de gedaagde. Hierdoor heeft de eiser zijn vordering tot ontbinding en ontruiming ingetrokken en alleen een bedrag van € 1.040,00 aan huurachterstand en € 203,64 aan buitengerechtelijke kosten gevorderd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de actuele huurachterstand van € 1.040,00 lager is dan de eerder gevorderde achterstand, en heeft deze toegewezen. De gedaagde is niet verschenen bij de mondelinge behandeling en heeft de hoogte van de huurachterstand niet betwist. De kantonrechter heeft ook de gevorderde wettelijke rente over het toegewezen bedrag toegewezen, evenals de buitengerechtelijke kosten, die in overeenstemming zijn met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 712,96. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8899030 CV EXPL 20-6004
Vonnis van de kantonrechter van 1 september 2021
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde P.M.F. Otten gerechtsdeurwaarder,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 24 november 2020,
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 april 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft van [eiser] gehuurd de woonruimte staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] , zulks tegen een huurprijs van € 330,00 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.3.
Op enig moment is aan de zijde van [gedaagde] een achterstand ontstaan in zijn betalingsverplichtingen jegens [eiser] uit hoofde van voornoemde huurrelatie.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] heeft gevorderd – kort weergegeven – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde binnen drie dagen na betekening van dit vonnis,
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van € 1.754,64 te vermeerderen met de wettelijke rente,
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 330,00 per maand zijnde huur c.q. gebruikersvergoeding voor iedere maand vanaf 30 november 2020 tot het tijdstip van de ontruiming, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiser] heeft gesteld dat [gedaagde] is tekortgeschoten in zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst en een huurachterstand van meer dan drie maanden heeft doen ontstaan. Door de wanbetaling van [gedaagde] zag [eiser] zich genoodzaakt zijn vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. Deze kosten (van € 203,64) komen voor rekening van [gedaagde] , aldus [eiser] .
3.3.
Bij zijn antwoord van 6 december 2020 heeft [gedaagde] erkend dat aan zijn zijde een huurachterstand is ontstaan. Hij heeft gesteld dat de gevorderde huurachterstand ten dele klopt. Vanwege corona heeft hij vijf maanden geen inkomsten gehad. Hij heeft gesteld dat hij contact heeft opgenomen met de gemachtigde van [eiser] om een betalingsregeling te treffen voor € 50,00 per maand bovenop de lopende huur.
3.4.
Tijdens de mondelinge behandeling die op 22 april 2021 heeft plaatsgevonden, heeft [eiser] verklaard dat hij vanaf 1 januari 2022 geen eigenaar meer is van het gehuurde. [eiser] heeft zijn vordering daarom verminderd, in die zin dat hij de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde heeft ingetrokken en thans een bedrag van € 1.040,- aan actuele huurachterstand (3 x € 330,00 per maand + € 50,00) en € 203,64 aan buitengerechtelijke kosten vordert. [gedaagde] is niet verschenen bij de mondelinge behandeling.

4.De beoordeling

4.1.
Nu [eiser] de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en de vordering tot ontruiming van het gehuurde heeft ingetrokken, behoeven die vorderingen geen bespreking.
4.2.
De door [eiser] ten tijde van de mondelinge behandeling gestelde actuele huurachterstand van € 1.040,00 is lager dan de achterstand die [eiser] in zijn dagvaarding noemt. De kantonrechter gaat ervan uit dat [gedaagde] na het uitbrengen van de dagvaarding een deel van de bij de dagvaarding gevorderde huurachterstand heeft voldaan zodat de actuele huurachterstand om die reden lager is dan het bedrag zoals bij dagvaarding is gevorderd. Nu [gedaagde] bij de mondelinge behandeling niet is verschenen en de hoogte van de door [eiser] gestelde actuele huurachterstand niet heeft betwist, zal € 1.040,00 aan actuele huurachterstand worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over € 1.040,00 vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening.
4.3.
[eiser] heeft ook gevorderd om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van huur c.q. gebruikersvergoeding vanaf 30 november 2020 tot het tijdstip van de ontruiming. Nu de huurovereenkomst niet wordt ontbonden, [eiser] per 1 januari 2021 niet meer als verhuurder van [gedaagde] optreedt en bovendien de actuele huurachterstand van € 1.040,00 wordt toegewezen, heeft [eiser] geen rechtens te respecteren belang bij toewijzing van de vordering tot betaling van huur c.q. gebruikersvergoeding vanaf 30 november 2020. De kantonrechter gaat ervan uit dat de huurachterstand betreffende de maand december 2020 (waar [eiser] op basis van de huurovereenkomst nog recht op heeft) reeds bij de toe te wijzen actuele huurachterstand van € 1.040,00 is inbegrepen.
4.4.
[eiser] maakt ook aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ad € 203,64 inclusief btw. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. [eiser] heeft aan [gedaagde] op 5 oktober 2020 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten – dat berekend is over de op 5 oktober 2020 bedragende huurachterstand van € 1.122,00 – komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening.
4.5.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
  • dagvaardingsexploot € 83,38
  • Verschotten:
BRP voor titel € 1,71 (1 x € 1,71)
- omzetbelasting € 17,87
  • griffierecht € 236,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 712,96

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] , tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen:
- € 1.040,00 aan actuele huurachterstand, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding (zijnde 24 november 2020) tot de dag der algehele voldoening,
- € 203,64 aan buitengerechtelijke kosten inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding (zijnde 24 november 2020) tot de dag der algehele voldoening.
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiser] gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 712,96,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken.
NZ