Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 374,00(2 x tarief € 187,00)
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder. De eisende partij, vertegenwoordigd door gerechtsdeurwaarder P.M.F. Otten, had een vordering ingesteld tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook tot betaling van een bedrag van € 2.378,54 aan hoofdsom en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde partij had echter gesteld dat hij geen huur meer had betaald omdat er geen warm water en internet beschikbaar waren in het gehuurde. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 juni 2021 heeft de eisende partij verklaard dat hij het pand per 1 januari 2021 had verkocht en zijn vordering had verminderd tot de huurachterstand.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde partij in zijn betalingsverplichtingen tekort is geschoten, maar dat de vordering tot ontbinding en ontruiming niet meer aan de orde was, aangezien de eisende partij zijn vordering had verminderd. De rechter heeft de actuele huurachterstand over de maanden oktober, november en december 2020 toegewezen, evenals de servicekosten en de kosten voor het plaatsen van een koelkast. De gevorderde boete van 10% over de huurachterstand werd echter als onredelijk bezwarend beschouwd en vernietigd. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van in totaal € 1.609,20, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de gedaagde partij ook in de proceskosten veroordeeld.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verhuurders om redelijke voorwaarden te hanteren in huurovereenkomsten en de rechten van huurders in gevallen van gebreken in de huurwoning. De kantonrechter heeft de buitengerechtelijke kosten beperkt tot het wettelijke tarief, gezien de omstandigheden van de zaak.