ECLI:NL:RBLIM:2021:7144

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
C/03/269375 / HA ZA 19-501
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Volksbank tot opzegging van de bancaire relatie en opeising van hypotheekschuld na aantreffen hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de Volksbank N.V. over de opzegging van de bancaire relatie en de opeising van de hypotheekschuld. De Volksbank had de bancaire relatie opgezegd op basis van verschillende redenen, waaronder het aantreffen van een hennepkwekerij in de woning van [eiser] en het niet betalen van achterstanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Volksbank bevoegd was om de bancaire relatie op te zeggen en de hypothecaire restsom op te eisen. De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van de hennepkwekerij in strijd was met de Algemene Bankvoorwaarden, wat de Volksbank het recht gaf om de lening op te eisen zonder voorafgaande aanmaning. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren en de Volksbank haar rechten niet had prijsgegeven in de vaststellingsovereenkomst die eerder was gesloten. De proceskosten werden aan [eiser] opgelegd, die als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/269375 / HA ZA 19-501
Vonnis van 15 september 2021
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. A.J.J. Kreutzkamp,
tegen
de naamloze vennootschap
VOLKSBANK N.V., tevens h.o.d.n.
BLG WONEN,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. M.H. Berrevoets.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Volksbank genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 29 april 2020,
  • het B-16 formulier van de Volksbank, ter griffie ontvangen op 4 mei 2020,
  • de conclusie van repliek,
  • de conclusie van dupliek,
  • het B-16 formulier van [eiser] , ter griffie ontvangen op 24 november 2020,
  • de akte uitlating producties en overlegging producties van [eiser] ,
  • het B-16 formulier van [eiser] , ter griffie ontvangen op 12 januari 2021,
  • het B-16 formulier van de Volksbank, ter griffie ontvangen op 15 januari 2021,
  • de akte uitlaten producties van de Volksbank,
  • het B-16 formulier van [eiser] , ter griffie ontvangen op 8 maart 2021,
  • het B-16 formulier van de Volksbank, ter griffie ontvangen op 8 maart 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij akte van 16 november 2005 heeft [eiser] ten behoeve van BLG Hypotheekbank N.V. (hierna: BLG) een hypotheekrecht gevestigd op het pand [adres 1] te [plaats] , [kadasternummer] , ter zekerheid van de door BLG aan [eiser] verstrekte lening van € 170.000,- (productie 4 bij productie 1 van de conclusie van antwoord). Op die geldleningsovereenkomst zijn, blijkens de notariële leveringsakte, de Algemene voorwaarden van BLG van toepassing verklaard.
2.2.
BLG is op 11 oktober 2010 gefuseerd met destijds statutair genaamd SNS Bank N.V., later de Volksbank N.V. (hierna: de Volksbank). Er is sprake van rechtsopvolging onder algemene titel.
2.3.
De Algemene Voorwaarden hypotheken luiden voor zover relevant, als volgt (productie 2 bij productie 1 van de conclusie van antwoord):
“ (…)
Artikel 9: Vervroegde aflossing
(…)
3. Bij een vervroegde aflossing die tot algehele aflossing van de lening leidt, wordt de rente berekend tot en met de dag waarop deze aflossing door de hypotheekbank wordt ontvangen.
4. Bij een vervroegde aflossing, ook bij het opeisen van de lening door de hypotheekbank, moet de geldnemer aan de hypotheekbank een boete betalen als het rentepercentage van de lening of het leningsdeel hoger is dan het percentage dat de hypotheekbank hanteert voor soortgelijke leningen op het tijdstip van deze aflossing. (…).
9. De boeten in dit artikel bedoeld zijn onmiddellijk opeisbaar.
Artikel 10: Kosten ten laste van de geldnemer
1. Alle rechten en kosten in verband met het vestigen, instandhouden en uitoefenen van het hypotheekrecht, en alle kosten, die de hypotheekbank tot behoud van haar rechten nodig vindt, komen ten laste van de geldnemer. Daaronder zijn in ieder geval begrepen de kosten van aanmaning of ingebrekestelling, vernieuwing, verbetering en doorhaling van de hypothecaire inschrijving, verkoop (ontruiming inbegrepen) en/of ophouding, bedoeld in artikel 24 van deze Algemene Voorwaarden, toezicht, taxaties of hertaxaties. De hypotheekbank heeft het recht om deze kosten voor rekening van de geldnemer te betalen.
2. (…)
Artikel 14: Opzegging van de lening
De hypotheekbank kan altijd onmiddellijk aflossing van de lening met alles wat de geldnemer verder schuldig is
vorderen zonder voorafgaande aanmaning of ingebrekestelling:
(…);
c. bij beslag op een goed van de geldnemer, ondercuratelestelling, aanvraag tot surséance van betaling, tot faillietverklaring of schuldsaneringsregeling en bij onderbewindstelling in geval van afwezigheid (artikel 1:409, Burgerlijk Wetboek);
(…);
i. bij verandering van aard of bestemming van en bij schade overkomen aan het onderpand;
(…);
l. bij niet of niet tijdige betaling van de in de artikelen 10 en 20 omschreven lasten, kosten of verzekeringspremies;
(…);
n. als de geldnemer de verplichtingen die deze Algemene Voorwaarden, de overeenkomst van geldlening, akte of de wet aan hem opleggen, niet nakomt of in strijd handelt met de bepalingen van deze Algemene Voorwaarden, overeenkomst, akte of wet. (…).
Artikel 19: Huurbeding
Het onderpand mag zonder toestemming van de hypotheekbank niet worden verhuurd, verpacht of onder een andere titel in gebruik worden afgestaan. Vooruitbetaling van huur en/of pacht mag niet worden aangenomen of bedongen. (…).”
Artikel 2 van de Algemene Bankvoorwaarden luidt voor zover relevant, als volgt (productie 2 bij productie 1 van de conclusie van antwoord):
“(…)
Artikel 2 Zorgplicht
Wij hebben een zorgplicht. U bent ook zorgvuldig tegenover ons en u mag van onze dienstverlening geen misbruik maken.
1. Wij zijn bij onze dienstverlening zorgvuldig en houden hierbij zo goed mogelijk rekening met uw belangen. Dit doen wij op een manier die aansluit bij de aard van de dienstverlening. Deze belangrijke regel geldt altijd. Andere regels in de ABV [rechtbank: Algemene Bankvoorwaarden] of in de voor producten of diensten geldende overeenkomsten en de daarbij behorende bijzondere voorwaarden kunnen dit niet veranderen. (…).
2. U bent zorgvuldig tegenover ons en houdt zo goed mogelijk rekening met onze belangen. U werkt eraan mee dat wij onze dienstverlening correct kunnen uitvoeren en aan onze verplichtingen kunnen voldoen. Hiermee bedoelen wij niet alleen onze verplichtingen tegenover u, maar bijvoorbeeld ook verplichtingen die wij in verband met onze dienstverlening aan u hebben tegenover toezichthouders of fiscale of andere (nationale, internationale of supranationale) autoriteiten. U geeft ons, als wij daarom vragen, de informatie en documentatie die wij daarvoor nodig hebben. Als het u duidelijk moet zijn dat wij die informatie of documentatie nodig hebben, geeft u die uit uzelf. U mag onze diensten of producten alleen gebruiken waarvoor ze zijn bedoeld en hiervan geen misbruik (laten) maken. Denkt u bij misbruik bijvoorbeeld aan strafbare feiten of activiteiten die schadelijk zijn voor ons of onze reputatie of die de werking en betrouwbaarheid van het financiële stelsel kunnen schaden. (…)”
2.4.
In de brief van 2 juni 2017 de burgemeester van Valkenburg aan de Geul aan [eiser] staat, geciteerd voor zover hier van belang (productie 16 bij productie 1 bij de conclusie van antwoord):
“(…)
Onlangs heb ik een rapport van politie ontvangen. Daaruit blijkt dat politie in de woning aan de [adres 1] te [plaats] op 3 mei 2017 verdovende middelen heeft aangetroffen. Door politie zijn ter plaatse o.a. 568 hennepplanten aangetroffen. Ook werd er post van de heer [naam] , de bewoner van de woning [adres 2] , aangetroffen. Verder werd er verpakkingsmateriaal van de apparatuur die gebruikt werd in woning [adres 1] , aangetroffen in woning [adres 2] . Tenslotte werden er kalenders met kweekgegevens aangetroffen in woning [adres 2] . Voornoemde rapportage treft u als bijlage aan. (…)
Er is een substantiële hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen in de woning [adres 1] . Gelet op de aangetroffen aanwijzingen (post, verpakkingsmateriaal en kweekkalenders) is er een duidelijke relatie tussen de woningen [adres 1] en [adres 2] . Bovendien hebben beide woningen één gemeenschappelijke voordeur naar buiten toe. Hieruit blijkt dat de bewoner van [adres 2] in verband gebracht kan worden met de aangetroffen hennepkwekerij in [adres 1] . De bewoner van [adres 2] staat overigens volgens de gemeenschappelijke basisadministratie ingeschreven op [adres 1] .
Het Damoclesbeleid stelt, dat indien feitelijk tot sluiting wordt overgegaan, de woning voor publiek ontoegankelijk wordt gemaakt. Hierbij heb ik er niet voor gekozen om in de beleidsregels een passage op te nemen over het gedeeltelijk sluiten van panden.
Zowel woning [adres 1] als woning [adres 2] liggen op hetzelfde erf en het erf behoort ingevolge artikel 13B lid 1 van de Opiumwet bij de woning.
Via een binnendeur is er een onderlinge verbinding tussen de beide woningen. Hiervoor hoeft geen openbaar terrein betreden te worden.
Gelet hierop heb ik geconcludeerd dat sluiting ten aanzien van het gehele erg dient te geschieden. (…)”
2.5.
Bij brief van 21 september 2017 (productie 1 bij dagvaarding) gaat de Volksbank over tot het opzeggen van de bancaire relatie met [eiser] . Zij eist de totale schuld van
€ 115.048,69, bestaande uit € 114.029,46 aan restant hoofdsom, € 519,23 aan achterstand en € 500,00 aan administratiekosten, met een termijn van 60 dagen op. Een en ander op basis van artikelen 2 en 35 van de Algemene bankvoorwaarden.
De Volksbank voert als reden voor de opzegging het volgende aan:
  • het aantreffen van een hennepkwekerij en de sluiting van de woning door de gemeente Valkenburg (artikel 2 van de Algemene Bankvoorwaarden en van artikel 14 sub i en artikel 14 sub n van de Algemene voorwaarden hypotheken).
  • verhuur van de woning zonder toestemming (artikel 19 en artikel 14 sub n Algemene voorwaarden hypotheken).
  • executoriaal beslag op de woning door de gemeente Valkenburg (artikel 14 sub c van de Algemene voorwaarden hypotheken).
  • er is sprake van een betalingsachterstand door het niet betalen van taxatiekosten (artikel 10 en artikel 14 sub l van de Algemene voorwaarden hypotheken).
2.6.
[eiser] betaalt niet en de Volksbank zegt de openbare verkoop van het pand aan tegen 15 maart 2018.
2.7.
De door [eiser] in gang gezette kort gedingprocedure
(kenmerk C/03/246539 / KG ZA 18-87) om de openbare verkoop te voorkomen, eindigt in een vaststellingsovereenkomst tussen [eiser] en de Volksbank. Deze overeenkomst van
1 maart 2018 heeft de volgende inhoud, geciteerd voor zover hier van belang (productie 2 bij dagvaarding):
“(…)
1. [eiser] krijgt tot 1 juli 2018 de gelegenheid om de woning te verkopen, te leveren en/of aan De Volksbank te voldoen de hypothercaire restsom plus kosten;
2. De Volksbank zal binnen 14 dagen na 5 maart 2018 de woning [adres 1] - [adres 2] te [plaats] opnieuw taxeren waarbij [eiser] De Volksbank volledig toegang zal verlenen;
3. De Volksbank geeft in het kader van de onderhavige vaststellingsovereenkomst geen andere rechten prijs dan uitdrukkelijk met zoveel worden genoemd in deze vaststellingsovereenkomst;
4. [eiser] zal de maandlasten op de hypothecaire lening tijdig blijven betalen;
5. [eiser] zal uiterlijk 1 april 2018 aan de Volksbank hebben betaald de kosten “Achterstand” zoals genoemd in nr. 29 Akte weergave feiten van in totaal ad € 1.515,48 te vermeerderen met de hiervoor in nr. 2 genoemde taxatiekosten en te vermeerderen met de partijen bekend zijnde notariskosten;
6. Partijen verzoeken de procedure door te halen onder compensatie van kosten. (…)”
2.8.
[eiser] vindt ter uitvoering van de vaststellingsovereenkomst een hypothecaire herfinanciering voor het pand [adres 1] en [adres 2] in hoofdsom gesteld op
€ 135.000,00. (productie 5 bij dagvaarding)
2.9.
Op 22 juni 2018 verzoekt [eiser] de Volksbank een aflosnota op te stellen. De Volksbank heeft op 25 juni 2018 de aflosnota aan [eiser] toegezonden. Ingevolge die aflossingsnota dient [eiser] aan de Volksbank € 129.214,44 te voldoen. Per 1 oktober 2018 heeft [eiser] - na een kort gedingprocedure te hebben gevoerd inzake de door de Volksbank gepresenteerde aflossingsnota, waarbij de Volksbank in het gelijk is gesteld (vonnis van 22 augustus 2018, kenmerk C/03/252684 / KG ZA 18-392) - afgerekend met de Volksbank tegen een bedrag van € 129.339,50. (productie 3 bij dagvaarding)

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
primair
1. Voor recht verklaart dat de Volksbank jegens [eiser] op geen enkele gestelde grond de bevoegdheid toekwam om tot opzegging van de bancaire relatie en opeising van de restant hypotheekschuld over te gaan en de Volksbank, door aldus te handelen, jegens [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de hypotheekleningovereenkomst, althans jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld en [eiser] daardoor schade heeft geleden, die de Volksbank is gehouden aan [eiser] te vergoeden.
2. De Volksbank veroordeelt om aan [eiser] alle geleden en nog te lijden schade te vergoeden, die voortvloeit uit de wanprestatie c.q. het onrechtmatig handelen, zulks nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
subsidiair
1. Voor recht verklaart dat de Volksbank ten onrechte, wegens opzegging van de bancaire relatie en opeising van de restant hypotheekschuld een aflosnota aan Wesels heeft gepresenteerd, van in totaal € 129.239,50, waarin begrepen een bedrag van € 15.210,04 teveel, dat ook door [eiser] onverschuldigd aan de Volksbank is betaald, en [eiser] daardoor schade heeft geleden.
2. De Volksbank veroordeelt om aan [eiser] alle op basis van deze onverschuldigde betaling geleden schade en nog te lijden schade te vergoeden, zulks nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
zowel primair als subsidiair
De Volksbank veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2.
[eiser] betwist dat de rechtopvolging onder algemene titel van BLG door de Volksbank heeft plaatsgevonden. [eiser] had over zowel de rechtsopvolging als de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden Hypotheken en de Algemene Bankvoorwaarden schriftelijk geïnformeerd dienen te worden. Zowel de Algemene Voorwaarden Hypotheken als de Algemene Bankvoorwaarden zijn niet van toepassing.
De vordering is primair gebaseerd op de stelling dat de opzeggingsgronden die de Volksbank heeft gehanteerd de opzegging niet rechtvaardigen, omdat zij feitelijke grond ontberen. [eiser] stelt in zijn dagvaarding dat een van de opzeggingsgronden is gebaseerd op de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de woning, terwijl voor die aanwezigheid geen bewijs is. In de conclusie van repliek stelt hij dat wegens de ontdekking van een hennepplantage slechts de woning op de begane grond is gesloten. Voorts merkt [eiser] op dat het hypotheekrecht volgens de hypotheekakte enkel is gevestigd ten behoeve van huisnummer [adres 1] en niet ten behoeve van huisnummer [adres 2] .
De door [eiser] geleden schade bestaat uit het verschil in rentepercentage, een bedrag van € 15.210,04 dat hij onverschuldigd aan de Volksbank heeft betaald en de gemaakt notaris- en bemiddelingskosten.
De vordering is subsidiair gebaseerd op de stelling dat, in het geval de Volksbank wèl gerechtigd was om de hypothecaire restsom op te eisen, [eiser] een deel van de betalingen aan de Volksbank onverschuldigd heeft gedaan, te weten € 15.210,04. Dit bedrag valt uiteen in een bedrag aan boete, € 427,61 (en € 14,25 aan lopende rente over dit bedrag) en
€ 4.610,99 aan termijnnota/achterstanden. Betalingsachterstanden waren er niet. Voorts stel [eiser] geen boete verschuldigd te zijn, omdat deze niet uitdrukkelijk in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen. Het in rekening brengen van een boete is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De Volksbank heeft in haar opzeggingsbrief van 21 september 2017 aan [eiser] hier immers geen gewag van gemaakt.
3.3.
De Volksbank voert gemotiveerd verweer. De Volksbank heeft BLG onder algemene titel opgevolgd. De algemene voorwaarden waarop de Volksbank zich beroept zijn reeds bij het sluiten van de leningsovereenkomst overeengekomen.
De Volksbank stelt zich op het standpunt dat met de vaststellingsovereenkomst van 1 maart 2018, gezien de aard van dergelijke overeenkomst, een einde is gekomen aan de discussie of de Volksbank de bancaire relatie met [eiser] mocht opzeggen en financiering mocht opeisen. Dat geen finale kwijting overeen is gekomen, is volgens de Volksbank het gevolg van het feit dat [eiser] nog betalingsverplichtingen jegens de Volksbank had. Indien [eiser] zijn rechten ten aanzien van het opzeggen van de bancaire relatie en opeisen van de geldlening had willen behouden, dan had het voor de hand gelegen dat [eiser] dat - zoals de Volksbank onder 3 van de vaststellingsovereenkomst wel heeft bedongen - als voorwaarde zou hebben bedongen.
De Volksbank mocht de bancaire relatie opzeggen en de financiering opeisen. Er was sprake van een hennepplantage in de woning op grond waarvan de woning door de burgemeester is gesloten. De Volksbank wijst daarbij op de brief van 2 juni 2017 van de burgemeester van Valkenburg aan de Geul aan [eiser] , waarin de constateringen van de politie staan vermeld en waaruit blijkt dat er 568 hennepplanten zijn aangetroffen. Het huisnummer niet van belang. De hypotheek is immers gevestigd op het perceel en er heeft geen splitsing van het perceel plaatsgevonden.
In de vaststellingsovereenkomst is afgesproken dat [eiser] de hypothecaire restsom plus kosten verschuldigd is, en dat de Volksbank geen rechten heeft prijsgegeven dan uitdrukkelijk met zoveel woorden genoemd in de vaststellingsovereenkomst. Dit betekent dat eerder gemaakte afspraken, als de boete als opgenomen artikel 9 lid 4 van Algemene voorwaarden hypotheken van toepassing blijven.
Voor het bestaan van de achterstanden verwijst de Volksbank naar de producties 5 en 6 bij de conclusie van antwoord.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Uitleg van de vaststellingsovereenkomst: is sprake van beëindiging van het geschil inzake de opzegging van de bancaire relatie?

4.1.
Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, zich jegens elkaar aan een vaststelling daarvan, bestemd om ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mochten afwijken (artikel 7:900 BW).
Een vaststellingsovereenkomst moet volgens vaste rechtspraak worden uitgelegd aan de hand van het haviltexcriterium. Kern van de Haviltex-formule is dat de tekst van de overeenkomst alleen niet bepalend is. Hoewel de tekst van de overeenkomst een eerste aanknopingspunt is, gaat het uiteindelijk om datgene wat partijen hebben bedoeld en wat zij over en weer omtrent de bedoelingen van de andere partij hebben mogen begrijpen.
4.2.
Partijen verschillen van mening over de vraag of met de vaststellingsovereenkomst, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van de kort gedingzitting van 1 maart 2018 (rov. 2.7.), een einde is gekomen aan de discussie of de Volksbank de bancaire relatie met [eiser] mocht opzeggen en financiering mocht opeisen.
[eiser] stelt dat de inzet van het door hem geïnitieerde kort geding het voorkomen van de openbare verkoop van het pand [adres 1] / [adres 2] (verder: het pand). Bij de vaststellingsovereenkomst is volgens [eiser] geen finale kwijting overeengekomen of bedoeld, zodat hij het debat inhoudelijk nog zou kunnen voeren. De vaststellingsovereenkomst houdt volgens [eiser] dan ook niet in dat een komaf is gemaakt aan de, volgens hem, onrechtmatige opzegging van de bancaire relatie.
4.3.
Partijen hebben in de vaststellingsovereenkomst niet opgenomen aan welk bestaand geschil of onzekerheid zij een einde hebben willen maken: het voorkomen van de openbare verkoop van het pand of/en beslechting van het geschil omtrent het handelen (opzegging van de bancaire relatie en het opeisen van de financiering) van de Volksbank jegens [eiser] . Evenmin staat in de overeenkomst opgenomen dat wanneer elk van hen aan de overeengekomen verplichtingen zal hebben voldaan, zij niets meer van elkaar te vorderen zullen hebben.
De rechtbank is van oordeel dat uit de tekst van de vaststellingsovereenkomst in ieder geval blijkt dat de openbare verkoop van het pand op 15 maart 2018 met het sluiten van de vaststellingsovereenkomst van de baan is. De tekst biedt geen aanleiding om de stelling van de Volksbank dat daarmee (ook) een einde is gekomen aan de discussie of zij de bancaire relatie met [eiser] mocht opzeggen en financiering mocht opeisen, te volgen. Dat dit, aldus de Volksbank, uit de aard van de overeenkomst volgt, volgt de rechtbank niet. Een vaststellingsovereenkomst is uit haar aard niet declaratoir terzake het bestaande geschil of onzekerheid. Daarbij verdient het opmerking dat de aard van het geschil als voorgelegd aan de voorzieningenrechter in kort geding uit de stellingen van partijen noch uit de door partijen overgelegde producties kan worden afgeleid.
Dat de strekking van de vaststellingsovereenkomst beperkt is tot het van de baan zijn van de openbare verkoop - en dus niet ziet op finale beslechting van het geschil - vindt ook steun in de tussen partijen gemaakte en in de vaststellingsovereenkomst opgenomen afspraak dat de Volksbank alle rechten die niet uitdrukkelijk en met zoveel woorden zijn genoemd als niet-prijsgegeven aan zich houdt. Dat zo’n voorbehoud door [eiser] niet expliciet is bedongen, wil niet zonder meer zeggen dat hij daarvan afziet.
4.4.
Het bovenstaande houdt in dat de rechtbank van oordeel is dat er geen definitieve klap is gegeven door partijen op het dispuut omtrent de opzegging van de bancaire relatie.
Opvolging onder algemene titel en de toepasselijkheid van de Algemene bankvoorwaarden en de Algemene voorwaarden hypotheken
4.5.
[eiser] heeft, zo begrijpt de rechtbank, bij akte uitlating producties en overleggen producties zijn betwisting van de opvolging door de Volksbank van BLG onder algemene titel laten varen, gezien de inhoud van de door de Volksbank overgelegde producties 7 tot en met 9 bij de conclusie van dupliek.
4.6.
De Volksbank stelt in haar conclusie van antwoord dat de algemene voorwaarden waarop zij zich beroept, de voorwaarden zijn die bij het sluiten van de leningsovereenkomst zijn overeengekomen. Dit wordt door [eiser] in zijn conclusie van repliek niet weersproken. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan de stelling dat de Algemene Bankvoorwaarden en Algemene voorwaarden hypotheken bij de opvolging onder algemene titel aan [eiser] gecommuniceerd hadden moeten worden.
Gronden van opzegging en opeising
4.7.
In het licht van de betwisting van de Volksbank dat zich wel degelijk een hennepplantage op het met het hypotheekrecht bezwaarde perceel bevond, had het op de weg van [eiser] gelegen om aan te tonen dat dit niet het geval was. Van de kant van [eiser] blijft het bij een blote stellingname. Dit is in het licht van het verweer onvoldoende om tot bewijslevering toe te worden gelaten. De rechtbank neemt dan ook als vaststaand feit aan dat zich op het met het hypotheekrecht bezwaarde en in eigendom aan [eiser] toebehorende perceel, een hennepkwekerij aanwezig was.
4.8.
Het enkele feit dat een hennepkwekerij aanwezig is, levert strijd op met artikel 2 van de Algemene bankvoorwaarden (rov. 2.3.). Omdat het perceel in zijn geheel is bezwaard met het recht van hypotheek en van splitsing van het perceel niet is gebleken, is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant of deze kwekerij zich op huisnummer [adres 1] of [adres 2] bevond. Artikel 2 van de Algemene bankvoorwaarden in samenhang gelezen met artikel 14 van de Algemene voorwaarden hypotheken geeft de Volksbank het recht onmiddellijk aflossing van de lening met alles wat de geldnemer verder schuldig is te vorderen zonder voorafgaande aanmaning of ingebrekestelling.
4.9.
Alleen al op voornoemde grond is de opzegging en het opeisen van de hypothecaire restsom door de Volksbank bevoegdelijk gedaan en rechtmatig. De rechtbank hoeft zich niet meer uit te laten over de overige gronden.
De hoogte van de aan de Volksbank te betalen som bij beëindiging van de bancaire relatie.
4.10.
De Volksbank heeft op grond van de door aan [eiser] verstrekte hypothecaire lening en in dat kader toepasselijke Algemene voorwaarden hypotheken (artikel 9 lid 4) bij vervroegde aflossing - van welke aard dan ook - recht op een boete (rov. 2.3.). Uit het bepaalde in 3 van de vaststellingsovereenkomst moet worden geconcludeerd dat de Volksbank dit recht, dan wel van enig ander recht uit hoofde van de bancaire relatie met [eiser] , niet heeft prijsgegeven (rov. 2.7.).
Dat het op grond van het ontbreken van een expliciet voorbehoud inzake de boete in vaststellingsovereenkomst niet redelijk en billijk is dat de Volksbank ten laatste ook nog een boete vordert, dan wel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om die boete te vorderen, is door [eiser] gesteld, maar niet afdoende geconcretiseerd. Dat de Volksbank in september 2017 in de opzeggingsbrief van de boete geen gewag maakt, heeft niet tot gevolg dat zij daarmee haar recht zou hebben of heeft verwerkt.
4.11.
Daar waar [eiser] in de dagvaarding stelt dat hij helemaal “bij” was met alle betalingen inzake de hypotheekrestsom plus kosten, als bedoeld onder 1 van de vaststellingsovereenkomst en dat hij dus daarmee voldaan heeft aan die vaststellingsovereenkomst, begrijpt de rechtbank dat [eiser] daarbij uitgaat van 1 juli 2018 (zie pagina 3 dagvaarding) en de daarop toegesneden (eerste) aflosnota van 25 juni 2018 (bijlage 2 bij productie 2 bij conclusie van antwoord van de Volksbank).
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat uit het samenspel van hetgeen onder 5, 1 en 2 is afgesproken in de vaststellingsovereenkomst volgt dat de Volksbank de genoemde achterstand terecht opvoert. [eiser] ’ betwisting, ook de nadere betwisting bij conclusie van repliek, is gespeend van elke concrete onderbouwing. De Volksbank heeft ter onderbouwing van de definitieve aflosnota voorts bij conclusie van antwoord (nader) onderbouwd, onder verwijzing naar in ieder geval twee overzichten (producties 5 en 6). [eiser] heeft die onderbouwing niet (meer) met concrete feiten onderbouwd betwist.
4.13.
De rechtbank komt op grond van voornoemde dan ook tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat de aflosnota naast de restsom van de hypotheek bedragen bevat die de Volksbank niet in rekening heeft mogen brengen.
Conclusie
4.14.
De bancaire relatie is bevoegdelijk opgezegd door de Volksbank en de aflosnota is correct, zodat zowel de primaire als de subsidiaire vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen.
De proceskosten
4.15.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van de Volksbank. Deze kosten worden tot op heden begroot op € 639,00 aan griffierecht en € 1.407,50 aan salaris advocaat (2,5 punten x € 563,-, tarief II)

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding aan de zijde van de Volksbank tot op heden begroot op € 2.046,50,
5.3.
verklaart dit vonnis wat 5.2. betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs en in het openbaar uitgesproken op
15 september 2021.