ECLI:NL:RBLIM:2021:7721

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
9363882 AZ VERZ 21-84
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van studiekosten met transitievergoeding en uitleg van de studieovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 22 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekende partij], en zijn werkgever, Fitesa Kerkrade B.V. De werknemer had een verzoek ingediend tot betaling van een bedrag van € 3.048,00, dat door de werkgever was ingehouden op zijn transitievergoeding. Dit bedrag was gerelateerd aan studiekosten die de werkgever had gemaakt voor een rijopleiding die de werknemer had gevolgd. De werknemer stelde dat de werkgever geen recht had om deze kosten te verrekenen met de transitievergoeding, omdat de arbeidsovereenkomst door de werkgever was opgezegd en de studiekosten in het kader van zijn re-integratie waren gemaakt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst op 1 mei 2021 was geëindigd en dat er geen geschil was over de hoogte van de transitievergoeding. Het geschil betrof enkel de vraag of de werkgever gerechtigd was om de studiekosten van de transitievergoeding af te trekken. De rechter oordeelde dat de bepalingen in de studieovereenkomst in het voordeel van de werknemer moesten worden uitgelegd. Aangezien de werkgever de arbeidsovereenkomst had opgezegd, was er geen grond voor verrekening van de studiekosten met de transitievergoeding. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van het ingehouden bedrag, plus wettelijke rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Tevens is de werkgever veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de werknemer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 9363882 AZ VERZ 21-84
Beschikking van de kantonrechter van 22 september 2021
in de zaak van
[verzoekende partij],
wonend in [woonplaats] aan de [adres] ,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. M. van Wensveen
tegen
Fitesa Kerkrade B.V.,,
gevestigd en kantoorhoudend in (6466 NA) Kerkrade aan de Ir. Van Dieststraat,
verwerende partij,
gemachtigde P.J.A.A. Wassen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 29 juli 2021 ter griffie ontvangen verzoekschrift
  • het verweerschrift
  • de op 6 september 2021 ter griffie ontvangen nadere producties van de zijde van Fitesa
  • de mondelinge behandeling ter zitting d.d. 8 september 2021 waar beide partijen hun standpunt nader hebben toegelicht aan de hand van een pleitnota.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoekende partij] is op 1 juli 2002 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) Fitesa.
2.2.
Partijen hebben ter zake van door [verzoekende partij] te volgen rijopleiding op 5 december 2018 een studieovereenkomst gesloten (bijlage 8 bij het verzoekschrift), die – voor zover hier relevant – als volgt luidt:
“(…) hierbij een studieovereenkomst te zijn aangegaan onder de navolgende voorwaarden.
1. Werkgever stelt werknemer in de gelegenheid om de Rijopleiding C mcl. Code 95 en CE + ADR te
volgen.
2. De opleiding start in 2019.
3. Werkgever zal de kosten van de opleiding, zijnde een bedrag van € 5975,- exclusief BTW (hierna
te noemen: de kosten), voor zijn rekening nemen.
4. (…)
5. Werknemer verplicht zich na het volgen van de opleiding nog minimaal 2 jaar in dienst te blijven
van Werkgever. Als de arbeidsovereenkomst voor afronding van de studie, of direct daarna, wordt beëindigd door werknemer, dan is werknemer verplicht alle door werkgever gemaakte kosten van de opleiding aan werkgever terug te betalen. Gedurende of binnen haar na afronding volledige terugbetaling, na 1 jaar edoch binnen 2 jaar de helft terug te betalen van de gemaakte kosten.
6 Wanneer werknemer wegens aan hem te wijten omstandigheden de opleiding niet volgt volgens
het opgestelde programma en/of een of meer tentamens ook na herkansing niet haalt, kan
werkgever de betaling van de studiekosten schorsen dan wel beëindigen en besluiten de
gemaakte kosten te verhalen op werknemer.
7. Bij een eventuele transitievergoeding zullen de kosten van deze opleiding verrekend worden. De
verrekening zal niet meer plaatsvinden na 1 januari 2022.
(…)”
2.3.
Op 18 december 2018 is [verzoekende partij] arbeidsongeschikt geraakt en op 15 december 2020 is de loondoorbetalingsverplichting van Fitesa geëindigd. Fitesa heeft daarop na verzochte en verleende toestemming van het UWV de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 mei 2021.
2.4.
Fitesa heeft daarbij aan [verzoekende partij] de transitievergoeding ad € 33.933,00 bruto toegekend. Daarbij heeft zij een evenwel bedrag van € 3.048,00 op de transitievergoeding ingehouden, zijnde de helft van de kosten die zij had gemaakt ten behoeve van de door [verzoekende partij] gevolgde rijopleiding die hij in januari 2020 heeft afgerond,.

3.Het verzoek en het geschil

3.1.
[verzoekende partij] verzoekt - samengevat - de veroordeling van Fitesa tot betaling van € 3.048,00 met rente, onder afgifte van een specificatie (op straffe van verbeurte van een dwangsom) alsmede tot betaling van € 429,80 als vergoeding van buitengerechtelijke kosten, een en ander onder verwijzing van Fitesa in de proceskosten.
3.2.
[verzoekende partij] verwijst naar de terugbetalingsverplichting zoals opgenomen in de studieovereenkomst en stelt zich op het standpunt dat nu het Fitesa is geweest die de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, geen terugbetalingsverplichting aan de orde is.
Daarnaast stelt [verzoekende partij] dat de betreffende opleiding is gevolgd in het kader van zijn re-integratie en dat derhalve op grond van art. 3, aanhef en onder a 2e van het Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding (verder te noemen: het Besluit), de kosten daarvan hoe dan ook niet in mindering gebracht mogen worden op de transitievergoeding.
3.3.
Volgens Fitesa heeft [verzoekende partij] de rijopleiding niet in het kader van zijn re-integratie gevolgd, waarmee zij kennelijk het standpunt wil innemen dat genoemd Besluit het inhouden van de onderhavige studiekosten niet verbiedt (zo begrijpt de kantonrechter de stellingen van Fitesa in deze). Daarnaast biedt art. 7 van de studieovereenkomst volgens Fitesa de mogelijkheid om de studiekosten (althans in casu de helft daarvan) te verrekenen met de transitievergoeding.

4.De beoordeling

4.1.
Allereerst merkt te kantonrechter op dat vaststaat dat de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2021 is geëindigd en dat partijen geen geschil hebben over de omvang van de transitievergoeding. Het geschil betreft slechts de vraag of [verzoekende partij] (de helft van) de onderhavige studiekosten aan Fitesa verschuldigd was en of Fitesa daarom gerechtigd was die kosten op de transitievergoeding in mindering te brengen. Het is daarom nog maar zeer de vraag of het onderhavige geschil “gebaseerd is op” het in, bij of krachtens afdeling 9 van titel 10 van Boek 7 BW bepaalde (art. 7:686a lid 2 BW) en derhalve of het geschil niet met een exploot van dagvaarding ingeleid had dienen te worden. Nu dat verweer evenwel niet is gevoerd en partijen er kennelijk mee instemmen dat het geschil als verzoekschriftprocedure wordt gevoerd, zal de kantonrechter met het oog op een voortvarende procesorde alsmede gelet op het gegeven dat sinds de invoering van de WWZ ook in dit type zaken hoger beroep mogelijk is en partijen daardoor ook overigens niet in hun (proces)belangen worden geschaad, het geschil uitleggen als zijnde gebaseerd op het in, bij of krachtens genoemde afdeling en op de zaak beslissen.
4.2.
Art. 3 van het Besluit luidt, voor zover hier relevant:
“Inzetbaarheidskosten kunnen in mindering worden gebracht op de transitievergoeding, indien deze kosten:
 a. zijn gemaakt voor activiteiten met als doel de inzetbaarheid van de werknemer binnen dan wel buiten de organisatie van de werkgever te bevorderen, tenzij:
o 1°.(…)
o 2°.zij verband houden met re-integratieverplichtingen als bedoeld in
artikel 658a, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek(…)”
Het betreft hier dus een ‘kan-bepaling’ ten faveure van de werkgever met een uitzondering ten faveure van de werknemer, namelijk indien de kosten verband houden met re-integratieverplichtingen.
Het gemotiveerde verweer van Fitesa tegen de stelling dat de rijopleiding in het kader van de re-integratie aan [verzoekende partij] was aangeboden, is daarna door [verzoekende partij] niet dan wel onvoldoende weerlegd, en ook het gegeven dat de studieovereenkomst gesloten is vóór de uitval wegens arbeidsongeschiktheid wijst bepaald niet in de richting van een verband met re-integratie nu van dat laatste simpelweg nog geen sprake was. Dát verweer slaagt dan ook, zodat het (dwingendrechtelijke) verbod op verrekening van de onderhavige kosten met de transitie-vergoeding niet in beeld komt.
4.3.
Bepalend is derhalve de uitleg van de bepalingen in de studieovereenkomst zoals aangehaald onder 2.3., bezien in hun onderling verband, en die uitleg kan alleen ten gunste van [verzoekende partij] uitvallen.
Bovenal hebben partijen in art. 3 van de overeenkomst afgesproken dat de kosten van de opleiding voor rekening van Fitesa komen. Slechts indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd door de werknemer, is een terugbetalingsregeling aan de orde (ex art. 5), doch in casu is het Fitesa die de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, zodat van verrekening geen sprake kan zijn.
De bepaling in art. 7 van de studieovereenkomst kan aldus in redelijkheid niet zo worden uitgelegd, nu die letterlijke uitleg niet te rijmen is met de klaarblijkelijke bedoeling van de overeenkomst. De enige redelijke uitleg van art. 7 van de studieovereenkomst kan dan ook zijn, zoals [verzoekende partij] onder punt 6 van de pleitnota terecht opmerkt, dat in de situatie van opzegging door de werknemer waarbij tóch een transitievergoeding verschuldigd is (hetgeen mogelijk is als de werknemer opzegt wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever), de studiekosten verrekend mogen worden met de transitievergoeding.
4.4.
Gelet op bovenstaande overwegingen had Fitesa de studiekosten niet mogen verrekenen met de transitievergoeding. De verzochte hoofdsom zal derhalve worden toegewezen, alsook de daarover gevorderde wettelijke rente en de verzochte verstrekking van een bruto/netto specificatie. De ten aanzien van die specificatie verzochte dwangsommen zullen worden afgewezen nu de kantonrechter er vanuit gaat dat Fitesa zonder meer zal voldoen aan hetgeen waartoe zij zal worden veroordeeld: enige aanleiding om anderszins te veronderstellen is niet aanwezig.
4.5.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten kan eveneens worden toegewezen nu de daaraan ten grondslag liggende werkzaamheden onder punt 13 van de pleitnota door [verzoekende partij] voldoende worden gespecificeerd, deze werkzaamheden op zich niet door gedaagde partij worden betwist en aard en omvang van deze werkzaamheden het kostenbedrag - berekend naar de gebruikelijke forfaitaire maatstaf - redelijkerwijs rechtvaardigen.
4.6.
Fitesa zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [verzoekende partij] tot de datum van deze beschikking begroot op € 832,00, bestaande uit € 747,00 aan salaris gemachtigde en € 85,00 aan griffierecht.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Fitesa om aan [verzoekende partij] € 3.048,00 bruto te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van deze beschikking tot aan de dag van voldoening onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie;
5.2.
veroordeelt Fitesa om aan [verzoekende partij] € 429,80 te betalen;
5.3.
veroordeelt Fitesa tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [verzoekende partij] tot de datum van deze beschikking begroot op € 832,00;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
RK