ECLI:NL:RBLIM:2021:7846

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
C/03/297470 / HA RK 21-323
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter wegens schijn van partijdigheid in civiele procedure

Op 11 oktober 2021 diende verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. B. van Duijn, een wrakingsverzoek in tegen mr. E.W.A. van den Berg-Buntsma, rechter in de rechtbank Limburg. Dit verzoek volgde na een zitting waarin een voorlopig getuigenverhoor zou plaatsvinden in een civiele procedure tussen Balkhoorma LLC en Mercury Tarim Ve Gida Urunleri Ticaret A.S. als verzoekende partijen, en verzoeker en andere belanghebbenden als gedaagden. De rechter had eerder een verzoek tot aanhouding van de zitting afgewezen, wat leidde tot de wraking. De wrakingskamer heeft op 12 oktober 2021 de zaak behandeld, waarbij zowel verzoeker als de rechter aanwezig waren. De wrakingskamer oordeelde dat de procesbeslissing om de zitting niet aan te houden op zichzelf geen grond voor wraking vormde, maar dat de manier waarop de rechter verzoeker behandelde, de schijn van partijdigheid opriep. De rechter negeerde verzoeker en gaf aan dat hij de zitting kon verlaten, wat de indruk wekte dat hij niet serieus werd genomen. De wrakingskamer concludeerde dat deze bejegening de schijn van partijdigheid rechtvaardigde en heeft het verzoek tot wraking toegewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 18 oktober 2021.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Wrakingskamer
Zaaknummer: C/03/297470 / HA RK 21-323
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. B. van Duijn, Hoeberechts advocaten, te Weert,
dat strekt tot wraking van mr. E.W.A. van den Berg-Buntsma, rechter in de rechtbank Limburg, hierna: de rechter.

1.De procedure

Op 11 oktober 2021 is door [verzoeker] een verzoek tot wraking van de rechter ingediend tijdens de zitting in de zaak met zaaknummer C/03/264312 HA RK 19-108. Ter zitting zou een voorlopig getuigenverhoor plaatsvinden. Het betrof de zaak tussen de rechtspersoon naar Azerbeidzjaans recht Balkhoorma LLC en de rechtspersoon naar Turks recht Mercury Tarim Ve Gida Urunleri Ticaret A.S. als verzoekende partijen en [verzoeker] , [belanghebbende 1] , [belanghebbende 2] en [belanghebbende 3] en R.P. Freshline B.V. als belanghebbende partijen.
De rechter heeft de wrakingskamer op 11 oktober 2021 bericht dat zij niet berust en ter zitting zal verschijnen om haar standpunt toe te lichten.
De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van de wrakingskamer op 12 oktober 2021 waar namens verzoeker een kantoorgenoot van zijn advocaat,
mr. B.T.G.M. Lamers is verschenen, die een pleitnota heeft overgelegd.
De rechter is eveneens verschenen en heeft een verweerschrift overgelegd.
Verder is mr. Amendt, advocaat van [belanghebbende 2] (een van de belanghebbende partijen) als toehoorder verschenen.
De wrakingskamer heeft op 11 oktober 2021 mondeling uitspraak gedaan. De schriftelijke uitwerking daarvan is op een later tijdstip aangekondigd en volgt hierna onder 3. van deze beslissing.

2.De gronden van het verzoek

De gronden van het verzoek -zakelijk weergegeven- zijn:
  • het verzoek tot aanhouding is niet gehonoreerd terwijl in deze procedure alle eerdere verzoeken tot aanhouding van de andere partijen wel zijn gehonoreerd;
  • het feit dat de rechter als argument gebruikte dat de getuigen opnieuw gehoord zullen worden in een (contra)enquête;
  • het weigeren van de rechter het wrakingsverzoek in behandeling te nemen, het willen doorgaan met de zitting en het meedelen aan verzoeker dat het hem vrij staat de zitting te verlaten.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter ten opzichte van een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het subjectieve standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid van de rechter moet objectief gerechtvaardigd zijn.
3.2.
Verder geldt als uitgangspunt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de inhoudelijke behandeling van de zaak. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich evenzeer ertegen dat de motivering van een (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering.
Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (vgl. HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
3.3.
De wrakingskamer stelt de navolgende gang van zaken vast. De advocaat van verzoeker, tevens advocaat van [belanghebbende 1] , mr. Van Duijn, is op 11 oktober 2021 niet ter zitting verschenen. Namens mr. Van Duijn is die ochtend om 9:10 uur per fax wegens ziekte een aanhoudingsverzoek gedaan waarover door de rechter bij de aanvang van de zitting geen uitsluitsel is gegeven. Ter zitting is verzoeker zonder advocaat verschenen; namens de andere belanghebbende partij is mr. Amendt verschenen. Namens de verzoekende partij zijn verschenen haar directeur [naam directeur] bijgestaan door mr. Van den Berg Jeths.
3.4.
Omdat er door de rechter nog geen beslissing genomen was over het verzoek tot aanhouding heeft verzoeker na aanvang van de zitting het aanhoudingsverzoek van zijn advocaat herhaald. De advocaat van de verzoekende partij maakt bezwaar tegen aanhouding van de zaak. De rechter heeft vervolgens meegedeeld het verzoek om aanhouding niet te honoreren omwille van het feit dat namens de verzoekende partij haar directeur, voor deze gelegenheid overgekomen vanuit Azerbeidzjan, is verschenen en omdat de belanghebbenden op een later moment nog alle gelegenheid hebben om in (contra)enquête vragen te stellen aan de getuigen.
3.5.
Naar aanleiding van de weigering van de rechter om de zaak aan te houden heeft verzoeker gezegd de rechter te wraken. Hij heeft dit herhaald maar pas na een interventie door mr. Amendt heeft de rechter het wrakingsverzoek serieus genomen. Vervolgens heeft zij in twijfel getrokken of verzoeker, zonder te zijn vertegenwoordigd door zijn advocaat, wel bevoegd was om de rechter te wraken en of dit in een voorlopig getuigenverhoor wel zou kunnen. Voorts deelde zij aan hem mee dat er nog alle kans was om de getuigen later te horen en dat het hem dan ook vrij staat om de zitting te verlaten als hij het niet prettig vindt om zonder bijstand van zijn advocaat bij het verhoor aanwezig te zijn.
3.6.
Gelet op de hiervoor weergegeven gang van zaken en het toetsingskader van de Hoge Raad als vermeld in rov. 3.2. vormt de procesbeslissing om de zaak niet aan te houden geen grond voor wraking. Alleen al de omstandigheid dat alle partijen bij de voorgaande aanhoudingsverzoeken daarmee hebben ingestemd -zoals de rechter onbetwist heeft gesteld- staat eraan in de weg dat kan worden geoordeeld dat de weigering om op 11 oktober 2021 de zitting aan te houden niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid als hiervoor bedoeld, tenzij hiervan uit de motivering uitdrukkelijk zou blijken.
3.7.
Echter, de combinatie van deze procesbeslissing met de daarna gevolgde bejegening door de rechter van verzoeker ter zitting heeft bij hem de schijn van partijdigheid opgeroepen. De rechter heeft verzoeker, die noodgedwongen als procespartij zonder advocaat aanwezig was, feitelijk tot tweemaal toe genegeerd terwijl zij hem bovendien te verstaan heeft gegeven dat hij er niet bij aanwezig hoefde te zijn als het getuigenverhoor voortgang zou vinden. Pas door ingrijpen van de advocaat van een andere belanghebbende leek de rechter bereid om verzoekers wrakingsverzoek serieus te nemen.
3.8.
Door deze wijze van bejegening heeft de rechter bij [verzoeker] de schijn van partijdigheid kunnen opwekken en is die schijn naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd te achten. De wrakingskamer komt dan ook tot het oordeel dat het verzoek tot wraking moet worden toegewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking toe.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, mr. W.E. Elzinga en mr. R Verkijk, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2021. [1]

Voetnoten

1.type: