ECLI:NL:RBLIM:2021:8053

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
9459375 CV EXPL 21-4512
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot werkhervatting en betaling van loon in kort geding bij beëindiging leer-arbeidsovereenkomst

In deze zaak vordert de eisende partij, een leerling verzorgende, in kort geding werkhervatting, betaling van loon en een voorschot op schadevergoeding van de stichting Meander, haar werkgever. De leer-arbeidsovereenkomst, die op 1 februari 2020 is aangegaan, eindigde van rechtswege op 1 september 2021. De eisende partij stelt dat er een toezegging tot verlenging van de overeenkomst is gedaan, maar de gedaagde partij betwist dit. De kantonrechter oordeelt dat de leer-arbeidsovereenkomst inderdaad op 1 september 2021 is geëindigd en dat er geen spoedeisend belang is bij de vorderingen van de eisende partij. De kantonrechter wijst de vorderingen af, omdat niet is komen vast te staan dat de gedaagde partij onrechtmatig heeft gehandeld of in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld. De eisende partij wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9459375 \ CV EXPL 21-4512
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 25 oktober 2021
in de zaak van:
[eisende partij]
wonend te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. T. van Liempd
tegen
de stichting
STICHTING MEANDERGROEP ZUID-LIMBURG
gevestigd te Landgraaf
gedaagde partij
gemachtigde mr. drs. C.A.H. Lemmens
Partijen worden hierna [eisende partij] en Meander genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 september 2021 met producties 1 tot en met 25
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 17
  • de brieven van 8 oktober 2021 van [eisende partij] met producties 26 tot en met 32
  • de mondelinge behandeling op 11 oktober 2021
  • de pleitnota van [eisende partij] .
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Meander is een zorgaanbieder in Parkstad en de Westelijke Mijnstreek.
2.2.
[eisende partij] is met ingang van 1 februari 2020 in dienst getreden bij Meander op basis van een leer-arbeidsovereenkomst in de functie van Leerling Verzorgende niveau 3, 2de jaars. In deze leer-arbeidsovereenkomst is het volgende bepaald, geciteerd voor zover hier van belang (productie 1 bij dagvaarding):
“(…)
Artikel 3Duur van de overeenkomst
De leer-arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd op grond van het volgen van de opleiding tot Verzorgende niveau 3 ten behoeve van het praktijkgedeelte van de beroepsopleiding tot Verzorgende niveau 3, en eindigt van rechtswege, zonder dat opzegging is vereist, per 1 september 2021. (…)
Artikel 5Arbeidsduur
De arbeidsduur bedraagt 28,00 uur per week, te meten per praktijkjaar.
Artikel 6Salaris
Het salaris bij indiensttreding bedraagt € 1.573,85 bruto per maand op een fulltime dienstverband, (…) Op basis van de gestelde arbeidsduur bedraagt uw salaris € 1.224,14 bruto per maand.
Artikel 14CAO VVT
De Collectieve Arbeidsovereenkomst VVT vormt met deze overeenkomst één geheel. (…)”
2.3.
In het voortgangsverslag van 3 juni 2021 staat dat Meander [eisende partij] heeft geadviseerd te stoppen met de opleiding omdat zij te weinig groei liet zien. [eisende partij] was het hier niet mee eens. (productie 4 bij dagvaarding)
2.4.
Op 17 juni 2021 heeft [eisende partij] met [naam opleidingsfunctionaris] (verder: [naam opleidingsfunctionaris] ), opleidingsfunctionaris bij Meander, gesproken over haar functioneren, de voortgang van haar opleiding en de voorwaarde(n) die bij een mogelijke voortzetting van de leer-arbeidsovereenkomst hebben te gelden.
2.5.
In de e-mail van 17 juni 2021 van [naam opleidingsfunctionaris] aan [eisende partij] staat het navolgende:
“(…)
Hallo [eisende partij] ,
Dankjewel, zo te zien is het haalbaar voor november. (…)”
2.6.
Op 22 juli 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden met [eisende partij] , waarbij onder meer [naam opleidingsfunctionaris] aanwezig was. In dit gesprek is meegedeeld dat Meander de leer-arbeidsovereenkomst met [eisende partij] niet zal verlengen.
2.7.
Bij e-mail van 27 juli 2021 heeft mr. Van Liempd namens [eisende partij] aan Meander medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst door Meander zou zijn verlengd en het niet verlengen bovendien strijdig is met goed werkgeverschap (productie 11 bij dagvaarding).
2.8.
Meander heeft bij e-mail van 2 augustus 2021 gereageerd op de e-mail van 27 juli 2021. In deze e-mail staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…)
Over een mogelijke verlenging is wel gesproken maar alleen onder uitdrukkelijke voorwaarden. Met [eisende partij] is op 17 juni jl. duidelijk afgesproken dat er enkel en alleen een verlenging zou worden gerealiseerd wanneer zij zich vervolgens aan de gemaakte afspraken zou houden. Er is duidelijk gecommuniceerd dat dit haar laatste kans zou zijn. Vervolgens is helaas gebleken dat [eisende partij] deze kans niet met beide handen heeft aangegrepen. Duidelijke afspraken over administratieve taken, afspraken over haar leerproces en leerhouding werden als onvoldoende beoordeeld en ook de houding en bejegening van [eisende partij] naar collega’s en bewoners bleef ondermaats (soms zelfs brutaal). Deze bevindingen heeft Meander doen besluiten de leer-arbeidsovereenkomst niet te verlengen. (…)”
2.9.
Partijen hebben vervolgens onderhandeld over de inhoud van een getuigschrift, zodat [eisende partij] het praktijkdeel van haar opleiding bij een andere werkgever kan voltooien. [eisende partij] heeft in dat verband voorgesteld om een getuigschrift af te geven waarin enkel in wordt gegaan op de verpleegtechnische handelingen. Houding en gedrag zouden onbesproken blijven. Meander heeft daarmee ingestemd. (producties 15 en 16 bij dagvaarding)
2.10.
Op 17 augustus 2021 heeft [eisende partij] zich ziek gemeld.
2.11.
[eisende partij] heeft nadien tevergeefs gesolliciteerd bij onder meer Zuyderland.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert dat de kantonrechter Meander bij vonnis, voor zover de wet dat toelaat uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt:
primair
I. om [eisende partij] binnen 24 uur na dit vonnis toe te laten tot de overeengekomen arbeid onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag(deel) dat Meander in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen;
II. tot betaling aan [eisende partij] van het loon van € 1.224,14 bruto per maand, te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten vanaf 1 september 2021 tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst;
III. om uiterlijk binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis aan [eisende partij] een voorschot toe te kennen van de schade als gevolg van het oplopen van vertraging in de opleiding ter hoogte van € 7.344,84 te vermeerderen met de wettelijke rente van 1 september 2021 tot de dag van volledige betaling;
Subsidiair
IV. om uiterlijk binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis aan [eisende partij] een voorschot toe te kennen op de schadevergoeding als gevolg van het oplopen van vertraging in de opleiding ter hoogte van € 16.638,- te vermeerderen met de wettelijke rente van 1 september 2021 tot de dag van volledige betaling;
primair en subsidiair
V. in de kosten van dit geding en de nakosten.
3.2.
[eisende partij] stelt dat de leer-arbeidsovereenkomst is verlengd tot 12 november 2021. [naam opleidingsfunctionaris] heeft tijdens het gesprek op 17 juni 2021 tegen [eisende partij] gezegd dat de leer-arbeidsovereenkomst wordt verlengd onder de voorwaarde dat [eisende partij] haar examens binnen die tijd zou kunnen afleggen. [eisende partij] heeft vervolgens een planning gemaakt en in reactie daarop heeft [naam opleidingsfunctionaris] in een e-mail van 17 juni 2021 bevestigd dat deze planning haalbaar was. Met die e-mail is de overeenkomst verlengd. Deze toezegging om te verlengen volgt eveneens uit de brief van Meander van 2 augustus 2021. Daarnaast is het gebruikelijk dat de leer-arbeidsovereenkomst wordt verlengd, omdat de duur daarvan is gekoppeld aan de duur van de opleiding: van klasgenoten van [naam opleidingsfunctionaris] is de leer-arbeidsovereenkomst automatisch voor de duur van de opleiding verlengd. [eisende partij] mocht er dan ook op vertrouwen dat de arbeidsovereenkomst tot 12 november 2021 zou worden verlengd.
Verder is de oorzaak van de vertraging gelegen in een op het werk opgelopen coronabesmetting, in het onvoldoende begeleiden van [eisende partij] als gevolg van een personeelstekort en in medische (niet-corona gerelateerde) klachten van [eisende partij] .
[eisende partij] stelt schade te hebben geleden omdat door het handelen, onrechtmatig dan wel in strijd met goed werkgeverschap van Meander zij inmiddels een studievertraging van zes maanden heeft opgelopen:
  • Meander [eisende partij] niet tijdig ziek uit dienst heeft gemeld en [eisende partij] daardoor geen uitkering heeft ontvangen,
  • [eisende partij] door het handelen van Meander haar opleiding niet kan afronden,
  • Meander negatieve referenties heeft afgegeven waardoor [eisende partij] haar opleiding ook niet bij een andere werkgever kan afronden,
  • [eisende partij] door het handelen van Meander inkomensschade heeft geleden,
  • [eisende partij] ziek is geworden door het handelen van Meander.
Het gevorderde voorschot ziet op 6 maanden het bruto inkomen van € 1.224,14 bruto, zijnde € 7.344,84.
3.3.
Meander betwist dat de leer-arbeidsovereenkomst is verlengd. Tijdens het gesprek op 17 juni 2021 is die mogelijkheid besproken, maar er is geen aanbod gedaan. Laat staan dat sprake is van aanvaarding van het aanbod. Een mogelijke verlenging was alleen aan de orde wanneer [eisende partij] aan een aantal voorwaarden zou voldoen. Zo diende niet alleen de examens binnen een redelijke termijn van twee maanden te worden afgelegd - hetgeen gezien de forse achterstand van 11 tentamens niet mogelijk bleek te zijn, aangezien hier zeker 20 weken voor nodig zijn - , maar diende zij ook per direct haar beroepshouding te wijzigen en dan met name de bejegening van [eisende partij] van haar collega’s en bewoners. Dit laatste was ten tijde van het gesprek, maar ook daarna ondermaats en wordt zelfs als disrespectvol en grenzend aan brutaliteit bestempeld.
De vergelijking met een aantal andere leerlingen die wel een verlenging hebben gekregen gaat niet op: de leerlingen waarvan de leer-arbeidsovereenkomsten zijn verlengd hadden slechts een zeer beperkte studie-achterstand.
De gevorderde schadevergoeding, althans het voorschot daarop, is onvoldoende onderbouwd. Voorts is hier geen grondslag voor. De stelling dat Meander niet als goed werkgever zou hebben gehandeld wordt betwist. Meander heeft [eisende partij] wel degelijk ziekgemeld. Ook is Meander bij het geven van referenties binnen de gemaakte afspraken gebleven.

4.De beoordeling

Tewerkstelling en doorbetaling loon
4.1.
Omdat het gaat om een procedure in kort geding dient [eisende partij] een spoedeisend belang te hebben bij haar vorderingen. Van een spoedeisend belang is sprake wanneer van [eisende partij] niet kan worden gevergd dat zij de beslissing in een bodemprocedure afwacht.
De vordering tot wedertewerkstelling is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende spoedeisend, omdat dit uit de aard van deze vordering voortvloeit.
4.2.
Over de mate van spoed bij de loonvordering overweegt de kantonrechter als volgt.
Meander heeft ter zitting toegelicht dat zij eigenrisicodrager is, [eisende partij] wel degelijk is ziekgemeld, en zij met het oog op die ziekmelding zowel bij Meander Perspectief - onderdeel van Meander dat zieke medewerkers begeleidt - als bij het UWV - orgaan dat de hoogte van de ziektewetuitkering berekent - is aangemeld. Op 15 oktober 2021 wordt de uitkering over de maanden september en oktober 2021 betaald. De eindafrekening van het loon is in september 2021 opgemaakt. Of [eisende partij] gelet op deze toelichting nog een voldoende spoedeisend belang heeft bij de vordering tot betaling van loon is dan ook discutabel. Omdat de uitkering op het moment van de zitting nog niet was betaald, neemt de kantonrechter aan dat [eisende partij] ook bij de loonvordering een voldoende spoedeisend belang heeft.
4.3.
De kantonrechter komt dan ook tot een inhoudelijk beoordelen van beide vorderingen. In dat verband overweegt de kantonrechter dat een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening slechts toewijsbaar is, als het op grond van de gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat de vordering in een bodemprocedure naar alle waarschijnlijkheid zal worden toegewezen. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter hier niet het geval. De kantonrechter motiveert dit oordeel als volgt.
4.4.
Partijen zijn overeengekomen dat de leer-arbeidsovereenkomst van rechtswege, dus zonder dat daartoe enige nadere handeling van partijen is vereist, op 1 september 2021 zou eindigen (rov. 2.2.). In beginsel rust er op een werkgever geen verplichting om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd te verlengen. Partijen kunnen uiteraard anders overeenkomen of in specifieke gevallen kan uit de eisen van goed werkgeverschap een verplichting tot het aanbieden van een nieuwe arbeidsovereenkomst voortvloeien. Bijzonder aan de arbeidsovereenkomst tussen Meander en [eisende partij] is dat deze is aangegaan in het kader van het praktijkdeel van de beroepsopleiding tot verzorgende. Een werkgever heeft ten aanzien van de vraag of een werknemer voldoet aan de vakbekwaamheidseisen een zekere beoordelingsvrijheid.
4.5.
In beginsel eindigt de leer-arbeidsovereenkomst ingevolge die overeenkomst van rechtswege met ingang van 1 september 2021. Dat is het uitgangspunt. Dat de arbeidsovereenkomst per 1 september 2021 is verlengd tot 12 november 2021 volgt niet uit de e-mails van 17 juni 2021 en 2 augustus 2021 en ook niet uit hetgeen verder door [eisende partij] naar voren is gebracht. In de e-mail van 17 juni 2021 is enkel te lezen ‘dat het zo te zien haalbaar is’ waarbij wordt gedoeld op het tijdpad met betrekking tot de af te leggen examens.
In de e-mail van 2 augustus 2021 van Meander staat evenmin dat toegezegd is te verlengen, mits dat ook haalbaar was qua examens. Uit deze e-mail volgt wèl dat is gesproken over een verlenging van de leer-arbeidsovereenkomst onder uitdrukkelijke voorwaarden, inhoudende dat [eisende partij] (in ieder geval) verbetering van houding en gedrag moet laten zien en met een planning moet komen op grond waarvan de examens binnen redelijke tijd kunnen worden afgelegd.
Mocht de toezegging al gedaan zijn dat er verlengd zou worden, dan is op grond van voornoemde e-mails niet komen vast te staan dat voor die verlenging louter voldaan hoeft te worden aan de enkele voorwaarde dat het wat examens betreft haalbaar is.
De onderbouwing van de stelling van [eisende partij] is dan ook niet toereikend om tot het oordeel te komen dat slechts aan die ene voorwaarde voldaan hoeft te worden om tot verlenging te komen.
In een overweging ten overvloede merkt de rechtbank op dat zelfs wanneer zij [eisende partij] wel in haar stelling zou volgen, [eisende partij] niet heeft onderbouwd dat zij haar examens vóór 12 november zou kunnen afleggen. Meander heeft dit gemotiveerd betwist, terwijl het zijdens [eisende partij] bij een blote stellingname blijft.
4.6.
Dit betekent dat de kantonrechter voorlopig oordelend tot de conclusie komt dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 september 2021 ‘gewoon’ van rechtswege is geëindigd. De vorderingen tot wedertewerkstelling en loon zullen dan ook worden afgewezen.
4.7.
Wat [eisende partij] verder heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Niet is aannemelijk geworden dat bij de leerlingen waarbij Meander de overeenkomst wel voor korte tijd heeft verlengd, sprake is van vergelijkbare gevallen, noch dat het te allen tijde gebruikelijk is om de leer-arbeidsovereenkomst te laten voortduren tot een leerling zijn opleiding heeft afgerond.
Voorschot schadevergoeding
4.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eisende partij] geen spoedeisend belang bij het (primair onder III en subsidiair) gevorderde voorschot op een schadevergoeding. Niet alleen is onduidelijk - [eisende partij] heeft dit niet gemotiveerd - waar het spoedeisend belang in is gelegen, ook is de kantonrechter voorshands van oordeel dat de vordering tot schadevergoeding niet zal slagen nu niet is komen vast te staan dat sprake is van onrechtmatig handelen dan wel handelen in strijd met goed werkgeverschap zijdens Meander. Daarbij verwijst de kantonrechter naar hetgeen zij in rov. 4.6. tot en met 4.7. heeft overwogen, en overweegt zij verder dat in het licht van de betwisting niet is komen vast te staan dat Meander [eisende partij] niet tijdig ziek uit dienst heeft gemeld, Meander negatieve referenties heeft afgegeven, [eisende partij] ziek is geworden door het handelen van Meander
- waarbij onduidelijk is waar dat handelen volgens [eisende partij] dan uit bestaat - en [eisende partij] door het handelen van Meander de opleiding niet kan afronden.
4.9.
De vorderingen van [eisende partij] worden afgewezen.
4.10.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eisende partij] worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Meander tot op heden begroot op € 747,-.
4.11.
De door Meander gevorderde proceskosten, nakosten en wettelijke rente daarover worden toegewezen op na te melden wijze.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eisende partij] af,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Meander tot op heden begroot op € 747,-, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eisende partij] onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door Meander volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs en is in het openbaar uitgesproken.