Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 501,08
- dagvaarding € 108,22
- griffierecht € 126,00
- salaris gemachtigde
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert de stichting Woonpunt betaling van een huurachterstand van € 310,82, vermeerderd met wettelijke rente, van de gedaagde partij, die een woonruimte huurt van Woonpunt. De procedure is gestart met een dagvaarding op 12 februari 2021, gevolgd door een conclusie van antwoord, repliek en dupliek. De gedaagde partij heeft een huurachterstand erkend van € 3.496,14, maar stelt dat deze achterstand ten tijde van de dagvaarding volledig was ingelost door middel van een betalingsregeling. Woonpunt heeft echter betoogd dat de gedaagde partij de betalingsregeling niet is nagekomen en dat er nog een openstaand bedrag resteert.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij onvoldoende heeft aangetoond dat zij aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan. De rechter oordeelt dat de gedaagde partij niet ontvankelijk kan worden verklaard in haar verweer, omdat Woonpunt de relevante feiten in haar dagvaarding heeft vermeld. De rechter heeft ook geoordeeld dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 330,38, die voldoen aan de eisen van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, toewijsbaar zijn.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag van € 310,82, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van Woonpunt, die zijn begroot op € 384,22. Dit vonnis is uitgesproken door mr. R.H.J. Otto op 3 november 2021 en is uitvoerbaar bij voorraad.