Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.Het geschil
3.De beoordeling
€ 119,73
- dagvaarding € 108,22
- griffierecht € 126,00
- salaris gemachtigde
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert VGZ Zorgverzekeraar N.V. betaling van onbetaalde zorgverzekeringspremies door de gedaagde partij. De vordering betreft een bedrag van € 231,85, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 maart 2021. De gedaagde heeft in haar verweer aangevoerd dat zij nooit post van VGZ heeft ontvangen en dat zij pas later via e-mail op de hoogte is gesteld van de vordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in de periode van 16 maart 2017 tot 16 januari 2021 onder bewind heeft gestaan en dat de voormalige bewindvoerder de facturen niet heeft betaald, wat heeft geleid tot nieuwe schulden. De kantonrechter oordeelt dat de nalatigheid van de bewindvoerder niet aan VGZ kan worden toegerekend en dat de vordering van VGZ toewijsbaar is, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, die zijn afgewezen omdat VGZ niet heeft aangetoond dat de aanmaning ook per e-mail is verzonden. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 178,40, te vermeerderen met wettelijke rente, en in de proceskosten van VGZ, die zijn begroot op € 308,22. Het vonnis is uitgesproken op 3 november 2021 door kantonrechter mr. R.H.J. Otto.