ECLI:NL:RBLIM:2021:8313

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
5 november 2021
Zaaknummer
9163855 CV EXPL 21-2052
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming na huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Wonen Zuid en een gedaagde partij, die een huurachterstand had opgelopen. De gedaagde huurde een woonruimte van Wonen Zuid en had een huurachterstand van € 1.324,46 over de maanden januari en februari 2021. Partijen hadden op 9 maart 2021 een betalingsregeling getroffen, maar de gedaagde heeft deze regeling niet nageleefd en ook de huur van april 2021 niet betaald. De gedaagde heeft de huurovereenkomst per 27 juli 2021 opgezegd en de sleutels ingeleverd.

Wonen Zuid vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, en betaling van de achterstallige huur, buitengerechtelijke kosten en toekomstige huur tot aan de ontruiming. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde van rechtswege in verzuim was geraakt door het niet tijdig betalen van de huur en dat de betalingsregeling geen effect had op de opeisbaarheid van de huurachterstand. De rechter wees de vordering tot ontbinding af, omdat de gedaagde de huurovereenkomst al had opgezegd, maar de ontruimingsvordering werd toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, buitengerechtelijke kosten en toekomstige huur tot aan de ontruiming, evenals de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9163855 CV EXPL 21-2052
Vonnis van de kantonrechter van 3 november 2021
in de zaak van
de stichting
STICHTING WONEN ZUID,
gevestigd te Roermond en mede kantoor houdend te Heerlen,
eisende partij,
gemachtigde mr. W.V.J.M. Bonnie,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. R. Verspaandonk.
Partijen worden hierna Wonen Zuid en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding van 7 april 2021,
  • de conclusie van antwoord,
  • de conclusie van repliek,
  • de conclusie van dupliek,
  • de akte uitlaten producties aan de zijde van Wonen Zuid,
  • de akte uitlaten producties aan de zijde van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Wonen Zuid de woonruimte staande en gelegen aan het adres de [adres] te [woonplaats] , zulks tegen een bij vooruitbetaling, vóór de eerste van de maand, verschuldigde huurprijs van € 662,23 per maand.
2.2.
[gedaagde] heeft over de periode januari- februari 2021 een huurachterstand doen ontstaan van € 1.324,46.
2.3.
Op 9 maart 2021 hebben partijen een schriftelijke betalingsregeling getroffen waarin onder meer het volgende is opgenomen:

Beste mevrouw [gedaagde] ,
Op 9 maart 2021 heeft u met ons een betalingsregeling afgesproken. Deze brief is een officiële bevestiging van de gemaakte afspraken. (…)
Ons aanbod
Wij bieden u de mogelijkheid om uw schuld van € 1.324,46 terug te betalen in 6 maandelijkse termijnen. (…)
Wat moet u doen
-
U ondertekent één exemplaar van deze brief. Daarmee gaat u akkoord met de betalingsregeling en voorwaarden. (…)
  • U betaalt alle termijnen vóór de aangegeven vervaldata (zie bijlage).
  • U komt al uw andere afspraken met ons ook correct na. (…)
Hoe betaalt u?
Wij hebben met elkaar afgesproken dat u zelf zorgt voor tijdige betaling van de termijnen. (…)
Uw medewerking
Ik adviseer u deze betalingsafspraak na te komen. Houdt u zich niet aan de afspraken? Dan wijs ik u erop dat wij op elk moment het recht hebben om het bedrag in één keer van u terug te vragen. (…)
2.4.
Conform de voornoemde betalingsregeling had het eerste termijnbedrag op uiterlijk 4 april 2021 door [gedaagde] betaald moeten zijn, hetgeen niet is gebeurd. Daarnaast heeft [gedaagde] de huur van de maand april 2021 onbetaald gelaten.
2.5.
De huurovereenkomst is door [gedaagde] per 27 juli 2021 opgezegd. [gedaagde] heeft de sleutels vervolgens bij Wonen Zuid ingeleverd.

3.Het geschil

3.1.
Wonen Zuid vordert – samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, betaling van € 1.986,69 aan achterstallige huur vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding, € 240,39 aan buitengerechtelijke kosten, € 662,23 per maand vanaf 1 mei 2021 als vergoeding tot het tijdstip van de ontruiming en betaling van de proces- en nakosten.
3.2.
Aan haar vordering legt Wonen Zuid ten grondslag dat [gedaagde] zowel de betalingsregeling van 9 maart 2021 als de lopende huur niet heeft voldaan waardoor er een totale huurachterstand van drie maanden is ontstaan. Wonen Zuid stelt dat zij diverse pogingen heeft ondernomen om [gedaagde] tot betaling te bewegen (telefoon- en mailcontact, een medewerker van Wonen Zuid is bij [gedaagde] langs geweest en Wonen Zuid heeft vroegsignalering gedaan bij de gemeente). Desalniettemin is betaling uitgebleven. Wonen Zuid zag zich genoodzaakt haar vordering ter incasso aan haar gemachtigde uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. Deze kosten komen voor rekening van [gedaagde] , aldus Wonen Zuid.
3.3.
[gedaagde] erkent dat zij een huurachterstand heeft doen ontstaan en dat zij de betalingsregeling niet is nagekomen. De achterstand is ontstaan omdat zij als ondernemer is geraakt door de gevolgen van het coronavirus. De eerste termijn van de betalingsregeling is door omstandigheden niet van haar rekening afgeschreven. [gedaagde] wilde die alsnog voldoen maar alvorens zij tot betaling kon overgaan, is zij door Wonen Zuid gedagvaard. Gelet op de extra kosten heeft zij toen besloten geen betaling meer te verrichten. [gedaagde] stelt dat Wonen Zuid onvoldoende inspanningen heeft verricht om deze procedure te voorkomen. Daarnaast heeft Wonen Zuid geen rekening gehouden met de perikelen rondom het coronavirus. Volgens [gedaagde] had Wonen Zuid een huurkorting moeten toepassen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Conform de tussen partijen tot stand gekomen huurovereenkomst dient [gedaagde] de door haar verschuldigde huurprijs bij vooruitbetaling, vóór de eerste van de maand, te voldoen. De eerste dag van de maand is daarom een fatale termijn als bedoeld in artikel 6:83, aanhef en sub a BW, waarbij verzuim van rechtswege (dat wil zeggen: zonder ingebrekestelling) intreedt. Aangezien [gedaagde] de door haar verschuldigde huur over de maanden januari en februari 2021 niet tijdig heeft betaald, is zij van rechtswege op 1 januari 2021 en vervolgens op 1 februari 2021 in verzuim geraakt. De betalingsregeling van 9 maart 2021 heeft hierin geen verandering gebracht. Via de betalingsregeling is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld de huurachterstand in termijnen te voldoen. Nu zij de betalingsregeling niet is nagekomen en daarnaast de huur van de maand april 2021 niet heeft betaald, is de totale huurachterstand over de periode januari, februari en april 2021 (zijnde € 1.986,69) in haar geheel opeisbaar geworden. Omstandigheden die voor een andere uitleg van de huurovereenkomst en de getroffen betalingsregeling pleiten, heeft [gedaagde] niet gesteld en zijn de kantonrechter ook niet gebleken. Van rauwelijks dagvaarden is geen sprake nu Wonen Zuid voorafgaand aan de dagvaarding voldoende inspanningen heeft verricht om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen de huurachterstand te voldoen. [gedaagde] heeft niet betwist dat Wonen Zuid – naast het treffen van een betalingsregeling – in contact is getreden met haar, dat een medewerker van Wonen Zuid bij haar langs is geweest en dat Wonen Zuid een vroegsignalering heeft gedaan bij de gemeente. Gelet daarop kan niet worden gezegd dat Wonen Zuid meer had kunnen en moeten doen dan zij al gedaan heeft.
4.2.
Het beroep van [gedaagde] op betalingsonmacht wordt verworpen. Betalingsonmacht ligt in de risicosfeer van [gedaagde] . Ook het betoog dat Wonen Zuid huurkorting had moeten toepassen, wordt niet gevolgd. Zonder nadere toelichting van [gedaagde] valt niet in te zien op welke gronden Wonen Zuid de huurprijs had moeten verlagen. Voor zover [gedaagde] doelt op de huurkorting die in bepaalde situaties voor de door corona getroffen ondernemers wordt toegepast, geldt dat in die situaties sprake is van huur van een bedrijfsruimte die als gevolg van de coronamaatregelen niet gebruikt kan worden. Dat is in deze situatie niet het geval.
4.3.
De door Wonen Zuid gevorderde huurachterstand van € 1.986,69 zal, gelet op de bovenstaande overwegingen en de erkenning van de huurachterstand door [gedaagde] , worden toegewezen. Over dat bedrag zal de gevorderde wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding worden toegewezen.
4.4.
De ontbindingsvordering zal worden afgewezen nu [gedaagde] de huurovereenkomst reeds per 27 juli 2021 heeft opgezegd. Wonen Zuid heeft thans geen rechtens te respecteren belang bij toewijzing van de gevorderde ontbinding. De ontruimingsvordering zal daarentegen wel worden toegewezen. Enkel het feit dat [gedaagde] de sleutels van het gehuurde reeds heeft ingeleverd betekent niet zonder meer dat zij het gehuurde leeg en ontruimd ter beschikking van Wonen Zuid heeft gesteld. De ontruimingstermijn zal worden bepaald op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.5.
De vordering betreffende de vergoeding van € 662,23 per maand vanaf 1 mei 2021 tot de uiteindelijke ontruiming (onverminderd de eventuele wettelijke rente) is niet betwist en zal ook worden toegewezen.
4.6.
Wonen Zuid maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 240,39 inclusief btw. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Wonen Zuid heeft aan [gedaagde] op 15 februari 2021 een aanmaning gestuurd – de ontvangst waarvan [gedaagde] niet heeft betwist – die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW en die betrekking heeft op de huurachterstand over de periode januari- februari 2021. De door Wonen Zuid verzonden aanmaning geldt als een incassohandeling zodat niet de eis kan worden gesteld dat Wonen Zuid nadien nog meer incassowerk-zaamheden had moet verrichten om aanspraak te kunnen maken op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.7.
De door partijen ingenomen stellingen ter zake van de eindinspectie zullen als niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
4.8.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Wonen Zuid worden begroot op:
  • dagvaarding € 106,01
  • griffierecht € 507,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 987,01
De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing in r.o. 5.4. vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Wonen Zuid te betalen:
  • € 1.986,69 aan achterstallige huur, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 april 2021,
  • € 240,39 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten,
  • € 662,23 per maand vanaf 1 mei 2021 als vergoeding tot aan het tijdstip van ontruiming, een ingegane maand daarbij gerekend voor een hele maand, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum verzuim,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde, staande en gelegen aan het adres de [adres] te [woonplaats] , te verlaten en te ontruimen met al de zijne en het zijne, onder overgave van de sleutels (voor zover dat nog niet is gebeurd) en deze ter vrije beschikking van Wonen Zuid te stellen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de zijde van Wonen Zuid gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 987,01,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] onder de voorwaarde dat deze niet binnen twee weken na aanschrijving door Wonen Zuid volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 93,50 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken.
NZ