ECLI:NL:RBLIM:2021:8315

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
5 november 2021
Zaaknummer
9204204 CV EXPL 21-2330
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgkosten door zorgverzekeraar

In deze zaak vordert de naamloze vennootschap Interpolis Zorgverzekeringen N.V. van de gedaagde partij, die verzekerd is tegen ziektekosten, een bedrag van € 254,27, vermeerderd met rente en kosten. De vordering is gebaseerd op onbetaalde premies en zorgkostennota's, die in totaal € 721,04 bedragen. De gedaagde heeft een deelbetaling gedaan van € 523,49, maar de resterende hoofdsom van € 47,55 is nog open. De gedaagde heeft aangevoerd dat de vordering niet duidelijk is en dat hij alles heeft betaald, maar heeft geen bewijs geleverd voor zijn stellingen. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde in staat was om verweer te voeren en dat hij zijn verweer onvoldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter wijst de vordering van Interpolis toe, met inachtneming van de door de gedaagde aangevoerde persoonlijke omstandigheden, die geen afbreuk doen aan de betalingsverplichting. De kantonrechter kent ook de buitengerechtelijke incassokosten toe, omdat aan de vereisten hiervoor is voldaan. De gedaagde wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van Interpolis zijn begroot op € 346,22. Het vonnis is uitgesproken door mr. R.H.J. Otto op 3 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9204204 CV EXPL 21-2330
Vonnis van de kantonrechter van 3 november 2021
in de zaak van
de naamloze vennootschap
INTERPOLIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Leiden,
eisende partij,
gemachtigde mr. G. Chkadua (Flanderijn),
tegen
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna Interpolis en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de conclusie van repliek
- de rolbeslissing inhoudende dat het recht van [gedaagde] om te concluderen voor dupliek is komen te vervallen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten en het geschil

2.1.
[gedaagde] is bij Interpolis verzekerd tegen ziektekosten.
2.1.
Interpolis vordert in de dagvaarding, samengevat, de veroordeling van [gedaagde] om aan Interpolis te betalen € 254,27, te vermeerderen met rente en kosten. Interpolis legt hieraan ten grondslag dat [gedaagde] premies en zorgkostennota’s, zoals gespecificeerd in de producties, tot een bedrag van € 721,04 onbetaald heeft gelaten. Interpolis heeft [gedaagde] bij brief van 10 maart 2021 aangemaand tot betaling, waarmee € 48,80 (incl. btw) aan buitengerechtelijke incassokosten worden gevorderd, naast € 8,32 aan berekende rente omdat het verzuim is ingetreden. Nadat de vordering voor incasso uit handen is gegeven, heeft [gedaagde] een deelbetaling gedaan van € 523,49, welke in mindering is gebracht op het “totaal te vorderen bedrag” ad € 777,76.
2.2.
[gedaagde] heeft bij antwoord aangevoerd dat de vordering niet duidelijk is althans te hoog althans dat hij alles heeft betaald. Voorts is aangevoerd dat [gedaagde] een WAO-uitkering heeft en problemen om rond te komen.
2.3.
Interpolis heeft vervolgens bij repliek de vordering schriftelijk toegelicht. Interpolis heeft bij die toelichting de vordering nader uitgewerkt en het antwoord van [gedaagde] besproken. Interpolis heeft daarbij aangegeven dat ná de dagvaarding nog een deelbetaling is ontvangen van € 150,00, zodat de openstaande hoofdsom wordt verminderd naar € 47,55.
2.4.
[gedaagde] heeft daarop niet meer gereageerd, hoewel daartoe bij brief van de griffier in de gelegenheid gesteld.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter is van oordeel dat het [gedaagde] aan de hand van de dagvaarding duidelijk kon zijn waarop de vordering betrekking heeft en dat [gedaagde] in staat moet zijn geweest hiertegen gedegen verweer te voeren. Bij repliek heeft Interpolis nog een uitvoerige uiteenzetting gegeven. Gelet hierop had [gedaagde] het aanvankelijk gevoerde verweer dat de vordering te hoog en dat alles is betaald, hebben moeten bespreken, hetgeen niet is geschied. [gedaagde] heeft nagelaten de facturen concreet te betwisten alsook de stelling, dat de facturen zijn betaald, toe te lichten en te onderbouwen in ieder geval voor zover het nog betreft de restanthoofdsom van € 47,55 alsook voor wat betreft de momenten van betalen (dit in verband met de rente en kosten). [gedaagde] heeft ook geen bewijs van deze stellingen aangeboden en de kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde] ambtshalve toe te laten tot enige bewijslevering. De door [gedaagde] aangevoerde persoonlijke omstandigheden doen niet af aan de onderhavige betalingsverplichting.
De vordering van Interpolis zal hiermee, als onvoldoende gemotiveerd betwist, worden toegewezen, met in achtneming van het volgende.
3.2.
Interpolis heeft bij repliek aangegeven dat zij (juist en enkel) de hoofdsom van
€ 721,04 heeft verminderd met de twee deelbetalingen, en dat daarmee nog € 47,55 aan restanthoofdsom openstaat. De kantonrechter constateert dat deze berekening niet omvat de vervallen rente ad € 8,32 en de buitengerechtelijke incassokosten ad € 48,80, en dat deze bedragen aldus nog altijd worden gevorderd. De oorspronkelijke vordering bedroeg immers € 777,76, waarvan aldus in totaal € 673,49 is betaald. Hiermee staat thans nog een som open van € 104,27, waarvan (volgens de conclusie van repliek) € 47,55 aan restanthoofdsom. Voor wat betreft die restantsom in verband met de deelbetaling na de dagvaarding, heeft Interpolis bij repliek de eis evenwel niet gewijzigd (verminderd). De kantonrechter begrijpt dat dit berust op een omissie, maar dit heeft hier wel de consequentie dat dit deel van de (formeel aldus ongewijzigde) vordering zal worden afgewezen. De kantonrechter merkt hierbij nog dat het feit dat Interpolis de twee deelbetalingen uiteindelijk in mindering brengt op de hoofdsom (en niet ten eerste op de vervallen rente en/of de buitengerechtelijke incassokosten) geheel ten gunste van [gedaagde] is, gelet op de rente die wordt gevorderd over de (daarmee aldus veel lagere) hoofdsom.
3.3.
De vordering om de “openstaande hoofdsom” te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarden (15 april 2021) is niet betwist. Interpolis heeft bij repliek niet aangegeven op welke datum die tweede deelbetaling is verricht en aan de hand van de producties is dit niet direct kenbaar. De kantonrechter zal daarmee de rente toewijzen vanaf datum dagvaarden over (slechts) de hier toe te wijzen (lagere) hoofdsom.
3.4.
De buitengerechtelijke incassokosten kunnen worden toegewezen omdat aan de vereisten voor aanspraak hierop is voldaan. Er is immers sprake van verzuim en er is een zogenoemde veertiendagenbrief verzonden waarin de juiste termijn is gehanteerd en waarin het op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigde bedrag is aangezegd.
3.5.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van Interpolis worden begroot op:
  • dagvaarding € 108,22
  • griffierecht € 126,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 346,22

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Interpolis tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 104,27, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 47,55 vanaf 15 april 2021 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van Interpolis gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op € 346,22,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
NIv