ECLI:NL:RBLIM:2021:8370

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
C/03/274853 / HA ZA 20-119
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Levering van sloten voor kluisjes met toepassing van Duits recht en het Weens Koopverdrag

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen LinQ Event Group B.V. en Schulte-Schlagbaum AG over de levering van sloten voor kluisjes. LinQ, de eiseres, heeft twee batches van 1000 sloten gekocht van SAG, de gedaagde, en stelt dat de sloten gebreken vertonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat het Weens Koopverdrag van toepassing is op de koopovereenkomsten tussen de partijen. LinQ heeft de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden op grond van toerekenbare tekortkomingen door SAG en vordert schadevergoeding en terugbetaling van de koopprijs. SAG voert verweer en stelt dat de vorderingen van LinQ zijn verjaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van LinQ tot schadevergoeding en terugbetaling van de koopsom zijn verjaard, omdat deze meer dan twee jaar na de levering van de sloten zijn ingesteld. De rechtbank heeft de vorderingen van LinQ afgewezen en LinQ veroordeeld in de proceskosten. De vordering in reconventie van SAG behoeft geen behandeling, omdat de voorwaarde niet is vervuld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer / rolnummer: C/03/274853 / HA ZA 20-119
Vonnis van 10 november 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LINQ EVENT GROUP B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Horst,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. J. Hellendoorn,
tegen
de vennootschap naar Duits recht
SCHULTE-SCHLAGBAUM AG,
gevestigd te Velbert (Duitsland),
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. K.C. Adam.
Partijen worden hierna LinQ en SAG genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid;
- de conclusie van antwoord in het incident;
- het vonnis in het incident van 20 mei 2020;
- de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke conclusie van eis in reconventie;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de mondelinge behandeling van 12 maart 2021 en de ter zitting overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen van de advocaat van SAG.
1.2.
In de conclusie van antwoord in reconventie heeft LinQ mogelijk haar eis in conventie willen verminderen. Nu echter de aanhef van die conclusie daarover niets vermeldt en ook niet is geconcludeerd tot eiswijziging in conventie, zal de rechtbank uitgaan van de bij dagvaarding ingestelde vorderingen.
1.3.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
LinQ verhuurt kluisjes op evenementen. SAG is leverancier en producent van diverse sluitsystemen voor kluisjes.
2.2.
Op 15 april 2016 schrijft SAG het volgende aan LinQ:
“(…) With regard to the price I cannot do anything else. Once again I would like to highlight that it is the lowest price I ever give out for our SAFE-O-TRONIC LS400. But we have the following advantages compared to Eurolocks:
(…) - Extended 3 years warranty (…)”
2.3.
Op 9 mei 2016 schrijft LinQ aan SAG het volgende:
“(…) On beforehand I would like to receive your terms and conditions regarding payment and guarantee. (…)”
2.4.
Op 9 mei 2016 schrijft SAG het volgende aan LinQ:
“(…) What do you think about the following proposal:
- Payment term (for the first order): 50 % in advance, 50% 30 days after delivery
- Extended warranty to 3 years! (…)”
2.5.
Op 24 juni 2016 heeft LinQ bij SAG een eerste batch van 1000 LS400 sloten (hierna: de sloten) gekocht voor € 43,00 per stuk.
2.6.
Met betrekking tot de bestelling van een tweede batch sloten schrijft LinQ aan SAG op 16 februari 2017 het volgende:
“(…) I would like to order 1000 extra locks. (…) Please inform me about price and delivery time. (…)”
Op 16 februari 2017 is LinQ overgegaan tot de aanschaf van een tweede batch van 1000 LS400 sloten. In totaal heeft LinQ aan SAG voor de beide batches sloten gezamenlijk € 86.000,00 betaald.
2.7.
De eerste 1000 sloten werden door SAG geleverd op 28 juli 2016. De overige 1000 sloten zijn door SAG geleverd op 21 maart 2017.
2.8.
Bij (confraternele) brief van 29 april 2019 heeft LinQ SAG (voor de laatste maal) in de gelegenheid gesteld binnen een termijn van vijf dagen de door haar gestelde problemen met de sloten op te lossen. Na ommekomst van deze termijn – derhalve per 5 mei 2019 – heeft LinQ vervolgens de overeenkomst tussen partijen buitengerechtelijk ontbonden op grond van toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen door SAG.
2.9.
Op 9 december 2019 heeft LinQ de dagvaarding van deze procedure aan SAG laten betekenen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
LinQ vordert om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, SAG te veroordelen tot betaling aan LinQ van:
1. het aankoopbedrag € 86.000,00;
2. omzetderving en schade € 31.462,47;
3. extra uren onderhoud € 22.396,48;
4. redelijke kosten van bijstand € 2.079,01 ex BTW;
5. vertaalkosten € 973,80 ex BTW;
dit te vermeerderen met de handelsrente, subsidiair de wettelijke rente, ingaande over 1 en 2 ingaande 30 dagen na factuurdatum, en voor de kostenposten 3 t/m 5 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van SAG in de kosten van onderhavige procedure, met het verzoek aan de rechtbank om het certificaat als bedoeld in artikel 53 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken aan LinQ af te geven.
3.2.
SAG voert verweer.
3.3.
Op hetgeen partijen hebben aangevoerd wordt, voor zover van belang, onder de beoordeling teruggekomen.
in voorwaardelijke reconventie
3.4.
SAG vordert voorwaardelijk – voor zover de rechtbank de vorderingen van LinQ in conventie toewijst – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
- LinQ te veroordelen om de door SAG geleverde 2000 LS400 sloten aan SAG terug te geven, binnen veertien dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat LinQ in gebreke blijft met de teruggave van de sloten;
- LinQ te veroordelen tot betaling aan SAG van een vergoeding voor het genot dat LinQ aan de 2000 LS400 sloten had, nader op te maken bij staat, vermeerderd met de Duitse wettelijke handelsrente vanaf de dag van indiening van de vordering in reconventie, tot aan de dag van volledige betaling;
- LinQ te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede haar te veroordelen tot betaling van de nakosten tot een bedrag van € 131,00, of € 205,00 ingeval van conventie en reconventie tezamen, dan wel indien betekening van het vonnis plaatsvindt, tot een bedrag van € 199,00, of € 273,00 ingeval van conventie en reconventie tezamen, waarbij betaling dient te geschieden binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis respectievelijk binnen veertien dagen na dagtekening van de betekening, bij gebreke waarvan LinQ ook over deze nakosten de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW verschuldigd zal worden.
3.5.
LinQ voert verweer.

4.De beoordeling

in conventie
bevoegdheid van de rechtbank, toepasselijk recht
4.1.
In het vonnis in incident van 20 mei 2020 heeft de rechtbank geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van dit geschil kennis te nemen. De rechtbank volstaat hier met verwijzing naar dat vonnis.
4.2.
Vervolgens is de vraag welk recht van toepassing is op de rechtsverhouding tussen partijen.
4.2.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van koopovereenkomsten tussen een Nederlandse en een Duitse partij. Om die reden is het Weens Koopverdrag van toepassing op de rechtsverhouding tussen partijen.
4.2.2.
Voor zover het Weens Koopverdrag ten aanzien van bepaalde geschilpunten die partijen verdeeld houden geen regeling biedt, is naar het oordeel van de rechtbank op grond van artikel 4 lid 1 onder a Rome I Verordening (Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst) Duits recht van toepassing. Dat artikel bepaalt immers dat de overeenkomst voor de verkoop van roerende zaken wordt beheerst door het recht van het land waar de verkoper zijn gewone verblijfplaats heeft.
de vorderingen
4.3.
LinQ maakt aanspraak op betaling van verschillende – hiervoor vermelde – bedragen en voert daartoe aan dat de door haar bij SAG gekochte sloten diverse gebreken vertonen. SAG is volgens LinQ niet in staat gebleken om de gebreken op te lossen en te zorgen voor levering van de sloten die LinQ op basis van de overeenkomst mocht verwachten. LinQ heeft de overeenkomsten buitengerechtelijk ontbonden. Zij maakt aanspraak op terugbetaling van de koopprijs en op schadevergoeding.
verjaring
4.4.
Het meest verstrekkende verweer van SAG is dat de vorderingen van LinQ zijn verjaard. LinQ betwist dat.
4.4.1.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.4.2.
Verjaring is niet geregeld in het Weens Koopverdrag. Het Duitse recht bepaalt dus in dit geval de verjaringstermijn.
4.4.3.
De vordering van LinQ tot (terug)betaling het aankoopbedrag van € 86.000,00 (twee batches sloten van ieder € 43.000,--) is gegrond op de stelling dat LinQ de overeenkomst wegens tekortkomingen in de nakoming buitengerechtelijk heeft ontbonden, waardoor een ongedaanmakingsverbintenis is ontstaan. De overige vorderingen zijn gegrond op de stelling dat LinQ schade heeft geleden als gevolg van de (gestelde) tekortkomingen in de nakoming door SAG.
Het (Duitse) wettelijk kader
4.4.4.
Omdat het hier gaat om koopovereenkomsten van roerende zaken is allereerst artikel 650 “
Anwendung des Kaufrechts” van het Bürgerliches Gesetzbuch (hierna: BGB) van belang. Daarin staat onder meer – en voor zover hier relevant – het volgende:
“Auf einen Vertrag, der die Lieferung herzustellender oder zu erzeugender beweglicher Sachen zum Gegenstand hat, finden die Vorschriften über den Kauf Anwendung. (…)”
4.4.5.
Uit voornoemde zin blijkt dat op de onderhavige koopovereenkomsten de artikelen van “
Kaufrecht” van het BGB van toepassing zijn. In dat hoofdstuk van het BGB zijn artikelen 437 “
Rechte des Käufers bei Mängeln”, waarin de rechten van de koper bij gebreken, en 438 “
Verjährung der Mängelansprüche”, waarin verjaringstermijnen zijn bepaald, opgenomen. In die artikelen staat – voor zover hier relevant – het volgende:
§ 437Rechte des Käufers bei Mängeln
Ist die Sache mangelhaft, kann der Käufer, wenn die Voraussetzungen der folgenden Vorschriften vorliegen und soweit nicht ein anderes bestimmt ist,
(…)
2. nach den § 440, 323 und 326 Abs. 5 von dem Vertrag zurücktreten oder nach § 441 den
Kaufpreis mindern und
3. nach den § 440, 280, 281, 283 und 311a Schadensersatz oder nach § 284 Ersatz vergeblicher Aufwendungen verlangen.
§ 438 Verjährung der Mängelansprüche
(1) Die in § 437 Nr. 1 und 3 bezeichneten Ansprüche verjähren
1. in 30 Jahren, wenn der Mangel
a.
a) in einem dinglichen Recht eines Dritten, auf Grund dessen Herausgabe der Kaufsache verlangt werden kann, oder
b) in einem sonstigen Recht, das im Grundbuch eingetragen ist,
besteht,
2. in fünf Jahren
a.
a) bei einem Bauwerk und
b) bei einer Sache, die entsprechend ihrer üblichen Verwendungsweise für ein Bauwerk verwendet worden ist und dessen Mangelhaftigkeit verursacht hat, und
3. im Übrigen in zwei Jahren.
(2) Die Verjährung beginnt bei Grundstücken mit der Übergabe, im Übrigen mit der Ablieferung der Sache. (…)
(4) Für das in § 437 bezeichnete Rücktrittsrecht gilt § 218.”
4.4.6.
Uit lid 4 van artikel 438 BGB volgt voorts dat ten aanzien van de ontbinding het bepaalde in artikel 218 BGB geldt. Dat artikel luidt – voor zover relevant – als volgt:
§ 218 Unwirksamkeit des Rücktritts
(1) Der Rücktritt[rechtbank: vgl. ontbinding]
wegen nicht oder nicht vertragsgemäß erbrachter Leistung ist unwirksam, wenn der Anspruch auf die Leistung oder der Nacherfüllungsanspruch verjährt ist und der Schuldner sich hierauf beruft. (…)”
4.4.7.
Verder geldt voor het instellen van een vordering met betrekking tot een door ontbinding ontstane ongedaanmakingsverbintenis (Rückgewährschuldverhältnis) het volgende (artikel 199 BGB):
§ 199 Beginn der regelmäßigen Verjährungsfrist und Verjährungshöchstfristen
(1) Die regelmäßige Verjährungsfrist beginnt, soweit nicht ein anderer Verjährungsbeginn bestimmt ist, mit dem Schluss des Jahres, in dem
1. der Anspruch entstanden ist und
2. der Gläubiger von den den Anspruch begründenden Umständen und der Person des Schuldners Kenntnis erlangt oder ohne grobe Fahrlässigkeit erlangen müsste. (…)”
4.4.8.
Van belang is op te merken dat voor zover LinQ schadevergoeding vordert als bedoeld in artikel 437 lid 3 BGB, gelet op de aanhef van artikel 438 lid 1 BGB de in dat artikel genoemde verjaringstermijnen relevant zijn. Dat van een situatie als bedoeld onder 1 of onder 2 van artikel 438 lid 1 BGB sprake is, blijkt niet uit de stellingen van partijen of anderszins. De verjaringstermijn van twee jaren (als bedoeld onder 3) is dus van toepassing. Deze verjaringstermijn begint te lopen bij aflevering van de gekochte zaken, zo volgt uit artikel 438 lid 2 BGB.
4.4.9.
Uit het bepaalde in artikel 218 BGB volgt dat de verjaringstermijn ten aanzien van het recht om de overeenkomst op grond van non-conformiteit te ontbinden eveneens twee jaren bedraagt. Uit het bepaalde in artikel 199 BGB volgt dat de aanspraak op de door de ontbinding ontstane ongedaanmakingsverbintenis op haar beurt een verjaringstermijn van drie jaren kent, die begint te lopen per 1 januari van het jaar volgende op het jaar waarin het vorderingsrecht ontstaan is én de schuldeiser met het bestaan van de vordering en de persoon van de schuldenaar bekend is geworden, of bekend had kunnen dan wel had moeten worden.
4.4.10.
Bij brief van 29 april 2019 heeft LinQ per 5 mei 2019 de overeenkomsten ten aanzien van beide batches sloten ontbonden. Op 9 december 2019 heeft LinQ de dagvaarding van deze procedure aan SAG laten betekenen en aanspraak gemaakt op – onder meer – schadevergoeding. Zowel de ontbinding als de aanspraak op schadevergoeding heeft aldus plaatsgevonden meer dan twee jaren na de levering van de sloten, op respectievelijk 28 juli 2016 en 21 maart 2017. Dit brengt met zich mee dat op grond van het voorgaande de vorderingen tot schadevergoeding wegens een tekortkoming in de nakoming van LinQ met betrekking tot beide batches sloten in beginsel zijn verjaard. Het betekent voorts dat de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomsten in beginsel geen doel heeft getroffen, nu de verjaring voor een beroep op een tekortkoming in de nakoming van de sloten voor die tijd reeds was voltooid.
Hetgeen LinQ daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.
garantie / verlengde
Gewährleistung
4.4.11.
LinQ beroept zich primair op een volgens haar door SAG verstrekte garantie die aan de verjaring in de weg staat. SAG betwist dat. Zij stelt zich op het standpunt dat partijen niet een garantie zijn overeengekomen, maar een verlenging van de "Gewährleistungsfrist", de wettelijke periode in het Duitse recht waarbinnen verkoper aangesproken kan worden op non-conformiteit.
4.4.12.
Partijen hebben volgens LinQ in de e-mailwisselingen van 15 april 2016 en 9 mei 2016 afspraken vastgelegd over de garantie. De rechtbank stelt vast dat in die
e-mails wordt gesproken over
“Extended 3 years warranty”dan wel
“Extended warranty to 3 years”. De vraag is dan hoe dit moet worden gelezen. LinQ heeft niets gesteld over hoe zij op het moment van contracteren deze bepaling heeft opgevat of – op basis van hetgeen partijen daarover hebben besproken – heeft mogen opvatten. LinQ stelt primair dat sprake is van een (overeengekomen) garantie dan wel subsidiair van een verlengde (wettelijke)
Gewährleistungsfristvan twee jaar naar drie jaar. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van het laatstgenoemde. Enerzijds omdat SAG, die de betreffende bepaling heeft geschreven en daarover kennelijk verder niet met LinQ heeft gesproken of onderhandeld, aangeeft dat zo te hebben bedoeld. Anderzijds omdat er ‘
extended’ wordt geschreven, hetgeen impliceert dat een bestaande termijn wordt verlengd. Dit sluit aan bij het subsidiaire betoog van LinQ en het verweer van SAG dat is bedoeld de bestaande Duitse non-conformiteitsregeling van twee jaar naar drie jaar te verlengen. Uit de door partijen aangehaalde correspondentie volgt dat LinQ wel heeft gevraagd naar de voorwaarden van SAG, maar dat daarover verder niet onderhandeld of gesproken is. Voor zover LinQ heeft aangevoerd dat het een garantie betreft, heeft zij niet toegelicht waarom dan wordt gesproken over een ‘
extended’, dus ‘verlengde’, garantie. Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd volgt overigens dat deze verlenging enkel is overeengekomen voor de eerste batch sloten, aangezien de correspondentie waarop LinQ in dit verband een beroep doet op die eerste batch ziet. In de e-mail van 9 mei 2016 meldt SAG ook dat haar voorstel ziet op de eerste order. In haar e-mail van 16 februari 2017 bestelt LinQ opnieuw 1000 sloten en vraagt zij om de prijs en leveringstijd. LinQ gaat er dus kennelijk niet van uit dat onder dezelfde voorwaarden wordt gecontracteerd. In de daaropvolgende orderbevestiging van SAG, gedateerd op 16 februari 2017, staat ook niets opgenomen over
“extended warranty”. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de verlengde non-conformiteitsregeling niet is overeengekomen voor wat betreft de tweede batch sloten.
4.4.13.
Uit het voorgaande volgt dat ten aanzien van de eerste batch sloten sprake is van een verjaringstermijn van drie jaar die eindigt op 28 juli 2019, terwijl ten aanzien van de tweede batch sloten geldt dat sprake is van een verjaringstermijn van twee jaar die eindigt op 21 maart 2019.
Dit betekent ten aanzien van de tweede batch dat de verjaringstermijn reeds was verlopen op het moment van ontbinden (op 5 mei 2019) dan wel dagvaarden (op 9 december 2019).
Ten aanzien van de eerste batch geldt dat weliswaar binnen de verjaringstermijn is ontbonden (op 5 mei 2019), maar dat pas na het verstrijken van de verjaringstermijn aanspraak is gemaakt op schadevergoeding (op 9 december 2019). Uit het voorgaande volgt dat hetgeen LinQ primair aanvoert ten aanzien van de ontbinding en de daaruit voortvloeiende ongedaanmakingsverbintenis slaagt voor zover het de eerste batch betreft. Uit het bepaalde in artikel 199 BGB volgt immers dat de aanspraak op de door de ontbinding ontstane ongedaanmakingsverbintenis op haar beurt een verjaringstermijn van drie jaren kent, die begint te lopen per 1 januari van het jaar volgende op het jaar waarin het vorderingsrecht ontstaan is én de schuldeiser met het bestaan van de vordering en de persoon van de schuldenaar bekend is geworden, of bekend had kunnen dan wel had moeten worden. De verjaringstermijn ten aanzien van de ongedaanmakingsverbintenis is daarmee pas aangevangen op 1 januari 2020.
opschorting van de verjaring?
4.4.14.
LinQ voert subsidiair aan dat sprake is van “
Hemmung” (opschorting) van de verjaring. Zij stelt dat partijen hebben onderhandeld over de gebreken van de sloten en dat de verjaring gedurende de periode van onderhandelingen is opgeschort, zodat de verjaringstermijn ten tijde van de buitengerechtelijke ontbinding en dagvaarding nog niet was voltooid. SAG betwist dat.
4.4.15.
LinQ voert aan dat op 5 juni 2018 de laatste reactie van SAG is gevolgd, die kan worden opgevat als het beëindigen van de discussie tussen partijen en het einde van de onderhandelingen. Voor de eerste batch heeft te gelden dat de discussie over de functionaliteit van de sloten volgens LinQ is begonnen op 14 oktober 2016. Ten aanzien van de tweede batch kan de rechtbank uit de stellingen van LinQ geen begindatum afleiden.
4.4.16.
SAG heeft aangevoerd dat zij zich in alle correspondentie met LinQ van begin af aan op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake was van gebreken. SAG heeft naar eigen zeggen op geen enkel moment met LinQ onderhandeld over herstel of nalevering van sloten, omdat volgens SAG geen sprake was van een gebrek. Er was volgens SAG dan ook nooit sprake van “
Verhandlungen” in de zin van de Duitse wet. Van “
Hemmung” van de verjaring op grond van tussen partijen gevoerde onderhandelingen is volgens SAG geen sprake.
4.4.17.
Ten aanzien van de stelling van LinQ dat zij de verjaring heeft opgeschort overweegt de rechtbank het volgende. Artikel 203 BGB luidt als volgt:
§ 203 Hemmung der Verjährung bei Verhandlungen
Schweben zwischen dem Schuldner und dem Gläubiger Verhandlungen über den Anspruch oder die den Anspruch begründenden Umstände, so ist die Verjährung gehemmt, bis der eine oder der andere Teil die Fortsetzung der Verhandlungen verweigert. Die Verjährung tritt frühestens drei Monate nach dem Ende der Hemmung ein.
Uit artikel 203 BGB volgt dat indien tussen de schuldenaar en de schuldeiser “
Verhandlungen” (onderhandelingen) aan de gang zijn over de vordering of de omstandigheden die aanleiding geven tot de vordering, de verjaring wordt opgeschort totdat de ene of de andere partij weigert de onderhandelingen voort te zetten. De verjaring treedt vervolgens ten vroegste drie maanden na het einde van de opschorting in.
4.4.18.
LinQ draagt de stelplicht en bewijslast voor de “
Hemmung”, nu zij zich op de rechtsgevolgen daarvan beroept. Zij moet stellen – en indien nodig bewijzen – dat sprake is van onderhandelingen naar Duits recht, wanneer de verjaring als gevolg van die onderhandelingen is gepauzeerd en voor hoe lang.
4.4.19.
Het Duits recht is strikt op het gebied van “
Hemmung”, een aanmaning volstaat niet (Rechtbank Oost-Brabant, 25 oktober 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:5852). Ook het melding maken van klachten is onvoldoende om een lopende verjaring te schorsen of te stuiten (Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 7 september 2011, ECLI:NL:RBSHE:2011:BR6948). Van “
Verhandlungen” in het Duitse recht is sprake bij iedere gedachtenuitwisseling over de vordering of de omstandigheden die aanleiding geven tot de vordering, op grond waarvan de schuldeiser mag aannemen dat zijn verzoek door de andere partij nog niet definitief afgewezen wordt (Münchener Kommentar zum Bürgerlichen Gesetzbuch, 8. Auflage 2018, § 203 BGB, randnummer III;
“Verhandlungen zwischen den Parteien oder ihren mit Verhandlungsvollmacht ausgestatteten Vertretern schweben bei jedem Meinungsaustausch über den Anspruch oder die den Anspruch begründenden Umstände, auf Grunddessen der Gläubiger davon ausgehen kann, dass sein Begehren von der Gegenseite noch nicht endgültig abgelehnt wird.”en LG München I, Endurteil v. 19.12.2019 – 7 O 1852/19:
“Verhandlungen im Sinne des § 203 BGB liegen vor, wenn die Parteien sich über einen Anspruch (oder anspruchsbegründende Umstände) austauschen, so dass der Gläubiger davon ausgehen kann, seine Ansprüche seien von der Gegenseite noch nicht vollständig abgelehnt.”).
4.4.20.
De rechtbank stelt vast dat LinQ niet heeft gesteld wanneer de “
Verhandlungen” precies hebben plaatsgevonden, anders dan dat zij ten aanzien van de eerste batch zouden zijn begonnen op 14 oktober 2016 en ten aanzien van beide batches zouden zijn geëindigd op 5 juni 2018. De rechtbank merkt op dat LinQ weliswaar tientallen producties heeft overgelegd, maar deze grotendeels niet of nauwelijks heeft toegelicht. Het had in dit verband met name op haar weg gelegen op aan te geven welke correspondentie tussen partijen moet worden beschouwd als “
Verhandlungen” en waarom dat het geval is. Dat had in het kader van de op haar rustende stelplicht al verwacht mogen worden, maar te meer nog naar aanleiding van het verweer van SAG dat zij op geen enkel moment met LinQ onderhandeld heeft over herstel of nalevering van sloten, omdat volgens SAG geen sprake was van een gebrek. Het verweer van SAG komt er dus op neer dat van begin af aan duidelijk is geweest dat een beroep van LinQ op enig gebrek definitief werd afgewezen.
4.4.21.
Aangezien LinQ op dit punt niet heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht en bovendien door SAG gemotiveerd wordt betwist dat sprake is van “
Hemmung”, is de slotsom dat het beroep van LinQ op “
Hemmung” van de verjaring niet slaagt.
tussenconclusie
4.4.22.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van LinQ verjaard zijn voor zover het betreft de vorderingen tot schadevergoeding met betrekking tot beide batches sloten en vordering gebaseerd op de ontbinding met betrekking tot de tweede batch sloten. Dit betekent dat de vorderingen van LinQ tot schadevergoeding en de vordering tot terugbetaling van de koopsom van de tweede batch sloten dienen te worden afgewezen.
de ontbinding van de overeenkomst terzake de eerste batch
4.5.
Wat dan resteert is de vraag of LinQ de overeenkomst met betrekking tot de eerste batch sloten terecht heeft ontbonden en aanspraak kan maken op terugbetaling van de daarvoor betaalde koopsom van € 43.000,00. SAG heeft dat betwist en daartoe diverse verweren gevoerd. Deze verweren komen hierna, waar nodig, aan de orde.
4.6.
LinQ stelt bij dagvaarding dat de sloten de volgende gebreken vertonen:
i. de sloten hebben geen NFC functionaliteit;
ii. de Autolist Feature werkt niet goed;
iii. de Lock Manager software werkt niet naar behoren;
iv. spook codes / ghost codes;
v. de batterijen hebben een te korte levensduur;
vi. de knoppen breken af / draaien door.
Voor zover LinQ bij conclusie van antwoord in reconventie nog andere gebreken heeft willen aanvoeren, geldt dat zij die niet aan haar vordering in conventie ten grondslag heeft gelegd, zodat de rechtbank aan een bespreking daarvan niet kan toekomen.
4.7.
Artikel 49 van het Weens Koopverdrag noemt de gevallen waarin de koper de overeenkomst kan ontbinden. Voor zover hier van belang, kan de koper de overeenkomst ontbinden indien de verkoper tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst of uit het Weens Koopverdrag indien die tekortkoming een wezenlijke tekortkoming oplevert. Artikel 25 van het Weens Koopverdrag omschrijft wanneer van een wezenlijke tekortkoming sprake is. Dat is het geval indien deze leidt tot zodanige schade voor de andere partij, dat haar in aanmerkelijke mate wordt onthouden wat zij uit hoofde van de overeenkomst mag verwachten, waarbij deze schade voor de tekortschietende partij redelijkerwijs voorzienbaar moet zijn.
4.8.
De rechtbank zal in het licht van dit toetsingskader de door LinQ gestelde gebreken bespreken.
de NFC functionaliteit
4.8.1.
LinQ stelt dat, hoewel SAG heeft aangegeven dat de sloten de NFC functionaliteit bezitten, is gebleken dat SAG is gestopt met het aanbieden en ondersteunen van de NFC
functionaliteit.
4.8.2.
SAG betwist dat sprake is van een tekortkoming, laat staan een wezenlijke tekortkoming.
4.8.3.
Uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd en verklaard leidt de rechtbank af dat de sloten wel beschikken over de NFC functionaliteit, maar dat deze in praktijk niet gebruikt kan worden omdat externe marktpartijen (aanbieders van mobiele telefoons) deze functionaliteit niet voor het openen en sluiten van kluisjes aanbieden. De rechtbank kan daarmee niet aannemen dat sprake is van een tekortkoming van SAG, laat staan van een wezenlijke tekortkoming. Hetgeen LinQ in dit verband heeft aangevoerd levert daarom geen grond op voor ontbinding.
de Autolist feature
4.8.4.
LinQ stelt dat in de praktijk blijkt dat de Autolist functie, gebaseerd op een serie van 100 opeenvolgende codes voor één slot, niet slechts een kans heeft van 1 op 10.000 dat
een locker wordt geopend als per ongeluk een verkeerde code wordt ingevoerd, maar
een kans van circa 1 op 100. Dat is volgens LinQ een onacceptabel hoger risico.
4.8.5.
SAG voert als verweer aan dat de sloten ten aanzien van de Autolist feature precies doen wat SAG aan LinQ heeft toegezegd. Volgens SAG is geen sprake van een tekortkoming, laat staan van een wezenlijke tekortkoming.
4.8.6.
De rechtbank stelt voorop dat het aan LinQ is, als de partij die zich beroept op ontbinding van de overeenkomst, om te stellen wat zij met SAG is overeengekomen en uit hoofde van de overeenkomst mocht verwachten, dat SAG daarin is tekortgeschoten en waaruit dat blijkt én dat sprake is van een wezenlijke tekortkoming als bedoeld in het Weens Koopverdrag. De rechtbank stelt vast dat LinQ op al deze punten is tekortgeschoten in haar stelplicht. Ook naar aanleiding van het verweer van SAG heeft LinQ op deze punten onvoldoende gesteld. Zo heeft LinQ ten aanzien van de Autolist feature niet gesteld wat zij uit hoofde van de overeenkomst van SAG mocht verwachten, maar enkel aangevoerd dat zij niet tevreden is over de werking daarvan. Lezing van de door LinQ aangehaalde passages uit de handleiding van de sloten en de communicatie van SAG – die overigens dateert van ná het sluiten van de eerste overeenkomst, en dus bij het sluiten van de eerste overeenkomst geen verwachtingen bij LinQ kan hebben gewekt – brengt de rechtbank niet tot het oordeel dat de sloten niet voldoen aan de overeenkomst. De door LinQ gestelde werking is niet wezenlijk anders dan daar staat omschreven. Een en ander leidt tot de slotsom dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een tekortkoming van SAG, zodat reeds daarom geen grond voor ontbinding van de overeenkomst bestaat. Daarbij komt nog dat niet gesteld of onderbouwd is dat sprake is van een wezenlijke tekortkoming als bedoeld in het Weens Koopverdrag. In dit verband merkt de rechtbank op dat de door LinQ gestelde tekortkoming zich in de praktijk kennelijk slechts éénmalig heeft voorgedaan in de periode waarin LinQ de sloten heeft gebruikt (juli 2016 – maart 2018).
de Lock Manager software werkt niet naar behoren
4.8.7.
LinQ stelt dat de software niet naar behoren werkt omdat, ondanks de toezegging dat de Lock Manager Software zou checken of er in een range van 100 sloten dezelfde pincode actief is bij het aanmaken van de lijst van 100 unieke codes, op één moment bij twee opeenvolgende sloten dezelfde pincode actief was.
4.8.8.
SAG betwist dat zij heeft toegezegd dat de Lock Manager Software ervoor zou zorgen dat sloten nooit dezelfde code hebben. Dat is volgens haar mathematisch ook niet mogelijk, aangezien LinQ tweeduizend sloten heeft gekocht en sprake is van viercijferige codes. Verder betwist SAG dat sprake is van een wezenlijke tekortkoming, aangezien het kennelijk slechts hooguit één keer is voorgekomen.
4.8.9.
In reactie op dit verweer heeft LinQ niet betwist dat dit inderdaad (hooguit) één keer is voorgekomen. LinQ heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesteld om de kunnen aannemen dat sprake is van een wezenlijke tekortkoming. Voor zover dit zich al eenmalig heeft voorgedaan in de periode waarin LinQ de sloten heeft gebruikt (juli 2016 – maart 2018) – hetgeen SAG overigens betwist – bestaat daarmee geen grond voor ontbinding van de overeenkomst.
spookcodes
4.8.10.
LinQ stelt dat er een probleem is met spookcodes. Gedurende de dag wijzigt de code op onverklaarbare wijze, wat veel problemen veroorzaakt en onbruikbare sloten oplevert.
4.8.11.
SAG voert aan dat de spookcodes door LinQ zelf zijn veroorzaakt, omdat LinQ de sloten onjuist heeft geprogrammeerd. Alhoewel er geen sprake was van een tekortkoming aan de zijde van SAG, heeft SAG een software update doorgevoerd om het programmeren voor LinQ makkelijker te maken. Voor zover SAG bekend, hebben spookcodes zich vervolgens nooit meer voorgedaan.
4.8.12.
LinQ heeft in reactie hierop toegelicht dat SAG hen inderdaad heeft laten weten dat het gestelde probleem was onderzocht en zou worden opgelost door de software update. LinQ stelt echter niet gecontroleerd te hebben of de problemen opgelost waren door de software update, omdat zij toen al besloten had niet meer met de sloten verder te gaan. LinQ betwist bij gebrek aan wetenschap dat zij de sloten onjuist heeft geprogrammeerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft LinQ daarmee niet, althans onvoldoende, weersproken dat de spookcodes veroorzaakt werden door onjuist gebruik door LinQ en evenmin weersproken dat SAG vervolgens een software update heeft doorgevoerd waarmee herhaling werd voorkomen. LinQ heeft immers niet gesteld en onderbouwd dat zij de sloten op correcte wijze heeft geprogrammeerd of dat deze spookcodes ook optreden bij programmering conform de instructies van SAG. Voor zover LinQ stelt dat uit het enkele feit dat deze spookcodes zich hebben voorgedaan al volgt dat sprake is van een tekortkoming, volgt de rechtbank LinQ daarin niet. Indien een gebruiker de sloten niet op de juiste wijze programmeert, kan aan de omstandigheid dat daar dan spookcodes door (zouden kunnen) ontstaan niet de conclusie worden verbonden dat sprake is van een tekortkoming van de verkoper. Dat LinQ de door SAG aangeboden oplossing kennelijk niet meer heeft uitgeprobeerd, komt voor haar eigen rekening. Zij had dit immers alleen al kunnen testen om haar stelling dat sprake is van een tekortkoming nader te onderbouwen, hetgeen zij niet gedaan heeft. Uit het voorgaande volgt dat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesteld is dat sprake is van een tekortkoming, laat staan van een wezenlijke tekortkoming. Daarom bestaat geen grond voor ontbinding van de overeenkomst.
de batterijen hebben een te korte levensduur
4.8.13.
LinQ stelt, zo begrijpt de rechtbank, dat de batterijen een kortere levensduur hebben dan LinQ op basis van de overeenkomst mocht verwachten. De levensduur is door SAG in haar brochure gesteld op over 30.000 gebruiksmomenten (of een periode van circa drie jaar, met circa 30 open- en sluitmomenten per dag).
4.8.14.
SAG betwist dat sprake is van een (wezenlijke) tekortkoming. SAG erkent dat batterijen de overeengekomen levensduur niet haalden. Zij stelt dat zij heeft aangeboden om op eigen kosten de batterijen van de sloten te vervangen. LinQ voert in reactie daarop aan dat zij al vanaf het eerste moment heeft aangegeven dat het vervangen van een batterij niet tot oplossing van de problemen zal leiden. Bovendien was het vertrouwen dermate geschaad dat LinQ in de tussentijd al met een nieuwe leverancier afspraken had gemaakt over de levering van een ander type slot.
4.8.15.
De rechtbank stelt vast dat LinQ niet zelfstandig heeft vastgesteld bij hoeveel sloten de batterijen daadwerkelijk leeg waren. LinQ verwijst in dit verband enkel naar een controle door SAG. Volgens SAG hadden bij die controle acht sloten een lege batterij, hetgeen volgens haar geen wezenlijke tekortkoming betreft. De rechtbank is met SAG van oordeel dat bij een levering van duizend sloten de vaststelling dat acht sloten ongeveer anderhalf jaar na levering (in januari 2018) een lege batterij hebben niet kan worden aangemerkt als een wezenlijke tekortkoming. De rechtbank stelt daarnaast vast dat uit de eigen stellingen van LinQ volgt dat zij in maart 2018 is gestopt met het gebruik van de sloten. De eerste batch sloten, waar het hier om gaat, is geleverd op 28 juli 2016. LinQ heeft derhalve ongeveer twintig maanden gebruik gemaakt van de sloten, terwijl de levensduur van batterijen gegarandeerd is voor drie jaren. Indien LinQ gebruik had gemaakt van het aanbod van SAG om de batterijen op kosten van SAG te vervangen was er daarmee naar verwachting geen sprake geweest van een tekortkoming, laat staan een wezenlijke tekortkoming. SAG heeft aangeboden om haar verplichtingen na te komen door kosteloos nieuwe batterijen te leveren, maar LinQ heeft daarvan kennelijk geen gebruik willen maken. Op grond van het voorgaande bestaat met betrekking tot de levensduur van de batterijen geen grond voor ontbinding van de overeenkomst.
de knoppen breken af/draaien door
4.8.16.
LinQ stelt dat de plastic knoppen van de sloten doorgedraaid kunnen worden en snel afbreken. De plastic strips voor de led lampjes laten volgens LinQ ook vaak los en verder zijn er ook een aantal defecten waarbij het slot niet meer sluit.
4.8.17.
SAG heeft in dit verband – onder meer – betwist dat de sloten op dit punt niet voldoen. LinQ heeft geen enkele onderbouwing gegeven van haar standpunt dat de knoppen bij normaal gebruik (op festivals) afbreken of doordraaien of anderszins niet meer sluiten. Zo heeft zij niet gesteld of onderbouwd hoe vaak dit voorkomt noch onderbouwd dat dit ook bij normaal gebruik plaatsvindt. Ook ten aanzien van de overige gebreken heeft zij geen onderbouwing gegeven. LinQ heeft evenmin gesteld en onderbouwd dat en waarom dit wezenlijke tekortkomingen zijn. De rechtbank kan op grond van het voorgaande niet aannemen dat sprake is van een tekortkoming, laat staan van een wezenlijke tekortkoming.
conclusie
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van LinQ dienen te worden afgewezen. De beslissingen van de rechtbank zijn gebaseerd op de overwegingen die hierboven staan. Alles wat partijen meer of anders hebben aangevoerd blijft verder buiten beschouwing omdat het voor de beslissing van de rechtbank niet (langer) relevant is.
4.10.
LinQ wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van SAG worden begroot op:
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat €
3.540,00(2,0 punten × tarief € 1.770,00)
Totaal € 7.671,00
4.11.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot.
De nakosten worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.12.
De wettelijke rente over de proceskosten en nakosten wordt toegewezen als vermeld onder de beslissing.
in voorwaardelijke reconventie
4.13.
De eis in reconventie is voorwaardelijk ingesteld. Uit de beslissing in conventie vloeit voort dat de voorwaarde niet is vervuld, zodat op de vordering in reconventie geen beslissing hoeft te worden gegeven.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt LinQ in de proceskosten, aan de zijde van SAG tot op heden begroot op € 7.671,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt LinQ in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat LinQ niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.5.
verstaat dat de vordering geen behandeling behoeft.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Alink-Steinberg en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2021. [1]

Voetnoten

1.type: PB