4.4.Het meest verstrekkende verweer van SAG is dat de vorderingen van LinQ zijn verjaard. LinQ betwist dat.
4.4.1.De rechtbank overweegt als volgt.
4.4.2.Verjaring is niet geregeld in het Weens Koopverdrag. Het Duitse recht bepaalt dus in dit geval de verjaringstermijn.
4.4.3.De vordering van LinQ tot (terug)betaling het aankoopbedrag van € 86.000,00 (twee batches sloten van ieder € 43.000,--) is gegrond op de stelling dat LinQ de overeenkomst wegens tekortkomingen in de nakoming buitengerechtelijk heeft ontbonden, waardoor een ongedaanmakingsverbintenis is ontstaan. De overige vorderingen zijn gegrond op de stelling dat LinQ schade heeft geleden als gevolg van de (gestelde) tekortkomingen in de nakoming door SAG.
Het (Duitse) wettelijk kader
4.4.4.Omdat het hier gaat om koopovereenkomsten van roerende zaken is allereerst artikel 650 “
Anwendung des Kaufrechts” van het Bürgerliches Gesetzbuch (hierna: BGB) van belang. Daarin staat onder meer – en voor zover hier relevant – het volgende:
“Auf einen Vertrag, der die Lieferung herzustellender oder zu erzeugender beweglicher Sachen zum Gegenstand hat, finden die Vorschriften über den Kauf Anwendung. (…)”
4.4.5.Uit voornoemde zin blijkt dat op de onderhavige koopovereenkomsten de artikelen van “
Kaufrecht” van het BGB van toepassing zijn. In dat hoofdstuk van het BGB zijn artikelen 437 “
Rechte des Käufers bei Mängeln”, waarin de rechten van de koper bij gebreken, en 438 “
Verjährung der Mängelansprüche”, waarin verjaringstermijnen zijn bepaald, opgenomen. In die artikelen staat – voor zover hier relevant – het volgende:
“§ 437Rechte des Käufers bei Mängeln
Ist die Sache mangelhaft, kann der Käufer, wenn die Voraussetzungen der folgenden Vorschriften vorliegen und soweit nicht ein anderes bestimmt ist,
(…)
2. nach den § 440, 323 und 326 Abs. 5 von dem Vertrag zurücktreten oder nach § 441 den
Kaufpreis mindern und
3. nach den § 440, 280, 281, 283 und 311a Schadensersatz oder nach § 284 Ersatz vergeblicher Aufwendungen verlangen.
§ 438 Verjährung der Mängelansprüche
(1) Die in § 437 Nr. 1 und 3 bezeichneten Ansprüche verjähren
1. in 30 Jahren, wenn der Mangel
a.
a) in einem dinglichen Recht eines Dritten, auf Grund dessen Herausgabe der Kaufsache verlangt werden kann, oder
b) in einem sonstigen Recht, das im Grundbuch eingetragen ist,
besteht,
2. in fünf Jahren
a.
a) bei einem Bauwerk und
b) bei einer Sache, die entsprechend ihrer üblichen Verwendungsweise für ein Bauwerk verwendet worden ist und dessen Mangelhaftigkeit verursacht hat, und
3. im Übrigen in zwei Jahren.
(2) Die Verjährung beginnt bei Grundstücken mit der Übergabe, im Übrigen mit der Ablieferung der Sache. (…)
(4) Für das in § 437 bezeichnete Rücktrittsrecht gilt § 218.”
4.4.6.Uit lid 4 van artikel 438 BGB volgt voorts dat ten aanzien van de ontbinding het bepaalde in artikel 218 BGB geldt. Dat artikel luidt – voor zover relevant – als volgt:
“§ 218 Unwirksamkeit des Rücktritts
(1) Der Rücktritt[rechtbank: vgl. ontbinding]
wegen nicht oder nicht vertragsgemäß erbrachter Leistung ist unwirksam, wenn der Anspruch auf die Leistung oder der Nacherfüllungsanspruch verjährt ist und der Schuldner sich hierauf beruft. (…)”
4.4.7.Verder geldt voor het instellen van een vordering met betrekking tot een door ontbinding ontstane ongedaanmakingsverbintenis (Rückgewährschuldverhältnis) het volgende (artikel 199 BGB):
“§ 199 Beginn der regelmäßigen Verjährungsfrist und Verjährungshöchstfristen
(1) Die regelmäßige Verjährungsfrist beginnt, soweit nicht ein anderer Verjährungsbeginn bestimmt ist, mit dem Schluss des Jahres, in dem
1. der Anspruch entstanden ist und
2. der Gläubiger von den den Anspruch begründenden Umständen und der Person des Schuldners Kenntnis erlangt oder ohne grobe Fahrlässigkeit erlangen müsste. (…)”
4.4.8.Van belang is op te merken dat voor zover LinQ schadevergoeding vordert als bedoeld in artikel 437 lid 3 BGB, gelet op de aanhef van artikel 438 lid 1 BGB de in dat artikel genoemde verjaringstermijnen relevant zijn. Dat van een situatie als bedoeld onder 1 of onder 2 van artikel 438 lid 1 BGB sprake is, blijkt niet uit de stellingen van partijen of anderszins. De verjaringstermijn van twee jaren (als bedoeld onder 3) is dus van toepassing. Deze verjaringstermijn begint te lopen bij aflevering van de gekochte zaken, zo volgt uit artikel 438 lid 2 BGB.
4.4.9.Uit het bepaalde in artikel 218 BGB volgt dat de verjaringstermijn ten aanzien van het recht om de overeenkomst op grond van non-conformiteit te ontbinden eveneens twee jaren bedraagt. Uit het bepaalde in artikel 199 BGB volgt dat de aanspraak op de door de ontbinding ontstane ongedaanmakingsverbintenis op haar beurt een verjaringstermijn van drie jaren kent, die begint te lopen per 1 januari van het jaar volgende op het jaar waarin het vorderingsrecht ontstaan is én de schuldeiser met het bestaan van de vordering en de persoon van de schuldenaar bekend is geworden, of bekend had kunnen dan wel had moeten worden.
4.4.10.Bij brief van 29 april 2019 heeft LinQ per 5 mei 2019 de overeenkomsten ten aanzien van beide batches sloten ontbonden. Op 9 december 2019 heeft LinQ de dagvaarding van deze procedure aan SAG laten betekenen en aanspraak gemaakt op – onder meer – schadevergoeding. Zowel de ontbinding als de aanspraak op schadevergoeding heeft aldus plaatsgevonden meer dan twee jaren na de levering van de sloten, op respectievelijk 28 juli 2016 en 21 maart 2017. Dit brengt met zich mee dat op grond van het voorgaande de vorderingen tot schadevergoeding wegens een tekortkoming in de nakoming van LinQ met betrekking tot beide batches sloten in beginsel zijn verjaard. Het betekent voorts dat de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomsten in beginsel geen doel heeft getroffen, nu de verjaring voor een beroep op een tekortkoming in de nakoming van de sloten voor die tijd reeds was voltooid.
Hetgeen LinQ daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.
garantie / verlengde“
Gewährleistung”
4.4.11.LinQ beroept zich primair op een volgens haar door SAG verstrekte garantie die aan de verjaring in de weg staat. SAG betwist dat. Zij stelt zich op het standpunt dat partijen niet een garantie zijn overeengekomen, maar een verlenging van de "Gewährleistungsfrist", de wettelijke periode in het Duitse recht waarbinnen verkoper aangesproken kan worden op non-conformiteit.
4.4.12.Partijen hebben volgens LinQ in de e-mailwisselingen van 15 april 2016 en 9 mei 2016 afspraken vastgelegd over de garantie. De rechtbank stelt vast dat in die
e-mails wordt gesproken over
“Extended 3 years warranty”dan wel
“Extended warranty to 3 years”. De vraag is dan hoe dit moet worden gelezen. LinQ heeft niets gesteld over hoe zij op het moment van contracteren deze bepaling heeft opgevat of – op basis van hetgeen partijen daarover hebben besproken – heeft mogen opvatten. LinQ stelt primair dat sprake is van een (overeengekomen) garantie dan wel subsidiair van een verlengde (wettelijke)
Gewährleistungsfristvan twee jaar naar drie jaar. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van het laatstgenoemde. Enerzijds omdat SAG, die de betreffende bepaling heeft geschreven en daarover kennelijk verder niet met LinQ heeft gesproken of onderhandeld, aangeeft dat zo te hebben bedoeld. Anderzijds omdat er ‘
extended’ wordt geschreven, hetgeen impliceert dat een bestaande termijn wordt verlengd. Dit sluit aan bij het subsidiaire betoog van LinQ en het verweer van SAG dat is bedoeld de bestaande Duitse non-conformiteitsregeling van twee jaar naar drie jaar te verlengen. Uit de door partijen aangehaalde correspondentie volgt dat LinQ wel heeft gevraagd naar de voorwaarden van SAG, maar dat daarover verder niet onderhandeld of gesproken is. Voor zover LinQ heeft aangevoerd dat het een garantie betreft, heeft zij niet toegelicht waarom dan wordt gesproken over een ‘
extended’, dus ‘verlengde’, garantie. Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd volgt overigens dat deze verlenging enkel is overeengekomen voor de eerste batch sloten, aangezien de correspondentie waarop LinQ in dit verband een beroep doet op die eerste batch ziet. In de e-mail van 9 mei 2016 meldt SAG ook dat haar voorstel ziet op de eerste order. In haar e-mail van 16 februari 2017 bestelt LinQ opnieuw 1000 sloten en vraagt zij om de prijs en leveringstijd. LinQ gaat er dus kennelijk niet van uit dat onder dezelfde voorwaarden wordt gecontracteerd. In de daaropvolgende orderbevestiging van SAG, gedateerd op 16 februari 2017, staat ook niets opgenomen over
“extended warranty”. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de verlengde non-conformiteitsregeling niet is overeengekomen voor wat betreft de tweede batch sloten.
4.4.13.Uit het voorgaande volgt dat ten aanzien van de eerste batch sloten sprake is van een verjaringstermijn van drie jaar die eindigt op 28 juli 2019, terwijl ten aanzien van de tweede batch sloten geldt dat sprake is van een verjaringstermijn van twee jaar die eindigt op 21 maart 2019.
Dit betekent ten aanzien van de tweede batch dat de verjaringstermijn reeds was verlopen op het moment van ontbinden (op 5 mei 2019) dan wel dagvaarden (op 9 december 2019).
Ten aanzien van de eerste batch geldt dat weliswaar binnen de verjaringstermijn is ontbonden (op 5 mei 2019), maar dat pas na het verstrijken van de verjaringstermijn aanspraak is gemaakt op schadevergoeding (op 9 december 2019). Uit het voorgaande volgt dat hetgeen LinQ primair aanvoert ten aanzien van de ontbinding en de daaruit voortvloeiende ongedaanmakingsverbintenis slaagt voor zover het de eerste batch betreft. Uit het bepaalde in artikel 199 BGB volgt immers dat de aanspraak op de door de ontbinding ontstane ongedaanmakingsverbintenis op haar beurt een verjaringstermijn van drie jaren kent, die begint te lopen per 1 januari van het jaar volgende op het jaar waarin het vorderingsrecht ontstaan is én de schuldeiser met het bestaan van de vordering en de persoon van de schuldenaar bekend is geworden, of bekend had kunnen dan wel had moeten worden. De verjaringstermijn ten aanzien van de ongedaanmakingsverbintenis is daarmee pas aangevangen op 1 januari 2020.
opschorting van de verjaring?
4.4.14.LinQ voert subsidiair aan dat sprake is van “
Hemmung” (opschorting) van de verjaring. Zij stelt dat partijen hebben onderhandeld over de gebreken van de sloten en dat de verjaring gedurende de periode van onderhandelingen is opgeschort, zodat de verjaringstermijn ten tijde van de buitengerechtelijke ontbinding en dagvaarding nog niet was voltooid. SAG betwist dat.
4.4.15.LinQ voert aan dat op 5 juni 2018 de laatste reactie van SAG is gevolgd, die kan worden opgevat als het beëindigen van de discussie tussen partijen en het einde van de onderhandelingen. Voor de eerste batch heeft te gelden dat de discussie over de functionaliteit van de sloten volgens LinQ is begonnen op 14 oktober 2016. Ten aanzien van de tweede batch kan de rechtbank uit de stellingen van LinQ geen begindatum afleiden.
4.4.16.SAG heeft aangevoerd dat zij zich in alle correspondentie met LinQ van begin af aan op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake was van gebreken. SAG heeft naar eigen zeggen op geen enkel moment met LinQ onderhandeld over herstel of nalevering van sloten, omdat volgens SAG geen sprake was van een gebrek. Er was volgens SAG dan ook nooit sprake van “
Verhandlungen” in de zin van de Duitse wet. Van “
Hemmung” van de verjaring op grond van tussen partijen gevoerde onderhandelingen is volgens SAG geen sprake.
4.4.17.Ten aanzien van de stelling van LinQ dat zij de verjaring heeft opgeschort overweegt de rechtbank het volgende. Artikel 203 BGB luidt als volgt:
§ 203 Hemmung der Verjährung bei Verhandlungen
Schweben zwischen dem Schuldner und dem Gläubiger Verhandlungen über den Anspruch oder die den Anspruch begründenden Umstände, so ist die Verjährung gehemmt, bis der eine oder der andere Teil die Fortsetzung der Verhandlungen verweigert. Die Verjährung tritt frühestens drei Monate nach dem Ende der Hemmung ein.
Uit artikel 203 BGB volgt dat indien tussen de schuldenaar en de schuldeiser “
Verhandlungen” (onderhandelingen) aan de gang zijn over de vordering of de omstandigheden die aanleiding geven tot de vordering, de verjaring wordt opgeschort totdat de ene of de andere partij weigert de onderhandelingen voort te zetten. De verjaring treedt vervolgens ten vroegste drie maanden na het einde van de opschorting in.
4.4.18.LinQ draagt de stelplicht en bewijslast voor de “
Hemmung”, nu zij zich op de rechtsgevolgen daarvan beroept. Zij moet stellen – en indien nodig bewijzen – dat sprake is van onderhandelingen naar Duits recht, wanneer de verjaring als gevolg van die onderhandelingen is gepauzeerd en voor hoe lang.
4.4.19.Het Duits recht is strikt op het gebied van “Hemmung”, een aanmaning volstaat niet (Rechtbank Oost-Brabant, 25 oktober 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:5852). Ook het melding maken van klachten is onvoldoende om een lopende verjaring te schorsen of te stuiten (Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 7 september 2011, ECLI:NL:RBSHE:2011:BR6948). Van “Verhandlungen” in het Duitse recht is sprake bij iedere gedachtenuitwisseling over de vordering of de omstandigheden die aanleiding geven tot de vordering, op grond waarvan de schuldeiser mag aannemen dat zijn verzoek door de andere partij nog niet definitief afgewezen wordt (Münchener Kommentar zum Bürgerlichen Gesetzbuch, 8. Auflage 2018, § 203 BGB, randnummer III;“Verhandlungen zwischen den Parteien oder ihren mit Verhandlungsvollmacht ausgestatteten Vertretern schweben bei jedem Meinungsaustausch über den Anspruch oder die den Anspruch begründenden Umstände, auf Grunddessen der Gläubiger davon ausgehen kann, dass sein Begehren von der Gegenseite noch nicht endgültig abgelehnt wird.”en LG München I, Endurteil v. 19.12.2019 – 7 O 1852/19:“Verhandlungen im Sinne des § 203 BGB liegen vor, wenn die Parteien sich über einen Anspruch (oder anspruchsbegründende Umstände) austauschen, so dass der Gläubiger davon ausgehen kann, seine Ansprüche seien von der Gegenseite noch nicht vollständig abgelehnt.”). 4.4.20.De rechtbank stelt vast dat LinQ niet heeft gesteld wanneer de “
Verhandlungen” precies hebben plaatsgevonden, anders dan dat zij ten aanzien van de eerste batch zouden zijn begonnen op 14 oktober 2016 en ten aanzien van beide batches zouden zijn geëindigd op 5 juni 2018. De rechtbank merkt op dat LinQ weliswaar tientallen producties heeft overgelegd, maar deze grotendeels niet of nauwelijks heeft toegelicht. Het had in dit verband met name op haar weg gelegen op aan te geven welke correspondentie tussen partijen moet worden beschouwd als “
Verhandlungen” en waarom dat het geval is. Dat had in het kader van de op haar rustende stelplicht al verwacht mogen worden, maar te meer nog naar aanleiding van het verweer van SAG dat zij op geen enkel moment met LinQ onderhandeld heeft over herstel of nalevering van sloten, omdat volgens SAG geen sprake was van een gebrek. Het verweer van SAG komt er dus op neer dat van begin af aan duidelijk is geweest dat een beroep van LinQ op enig gebrek definitief werd afgewezen.
4.4.21.Aangezien LinQ op dit punt niet heeft voldaan aan de op haar rustende stelplicht en bovendien door SAG gemotiveerd wordt betwist dat sprake is van “
Hemmung”, is de slotsom dat het beroep van LinQ op “
Hemmung” van de verjaring niet slaagt.
4.4.22.Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van LinQ verjaard zijn voor zover het betreft de vorderingen tot schadevergoeding met betrekking tot beide batches sloten en vordering gebaseerd op de ontbinding met betrekking tot de tweede batch sloten. Dit betekent dat de vorderingen van LinQ tot schadevergoeding en de vordering tot terugbetaling van de koopsom van de tweede batch sloten dienen te worden afgewezen.
de ontbinding van de overeenkomst terzake de eerste batch