ECLI:NL:RBLIM:2021:8504

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
C/03/295608 / HA RK 21-272
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verschoning
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van het verzoek tot verschoning van een rechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft de rechter, mr. H.H. Dethmers, op 16 augustus 2021 een verzoek tot verschoning ingediend bij de verschoningskamer van de Rechtbank Limburg. Dit verzoek was ingegeven door het verlies van vertrouwen van de partijen in de rechter, na een opmerking van de wrakingkamer in een eerdere beslissing van 28 juli 2021. De opmerking suggereerde dat het niet onwaarschijnlijk was dat een wrakingsverzoek zou zijn toegewezen als dit tijdig was ingediend. De advocaat van een van de partijen, mr. Rooijen, heeft in een brief aangegeven dat hij ervan uitgaat dat de rechter zich zou moeten terugtrekken of verschonen. Na overleg met beide partijen heeft de rechter besloten om het verzoek tot verschoning in te dienen, waarbij hij aan de verschoningskamer vroeg om zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid te bevestigen.

De verschoningskamer heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat een rechter in principe wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die wijzen op een mogelijke vooringenomenheid. De verschoningskamer concludeerde dat de rechter terecht tot het indienen van het verzoek was gekomen, gezien de omstandigheden en de opmerkingen van de wrakingkamer. De verschoningskamer oordeelde dat het verzoek tot verschoning gerechtvaardigd en toewijsbaar was, en dat heroverweging van de eerdere beslissing van de wrakingskamer niet in de verschoningsprocedure past.

De beslissing van de verschoningskamer was als volgt: het verzoek tot verschoning werd toegewezen, terwijl andere of meer verzochte zaken werden afgewezen. De beslissing werd openbaar gemaakt op 26 augustus 2021 en werd genomen door de voorzitter en twee leden van de verschoningskamer, bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Verschoningskamer
Zaaknummer: C/03/295608 / HA RK 21-272
Beslissing van de meervoudige kamer belast met de behandeling van verschoningsverzoeken
op het verzoek van
mr. H.H. DETHMERS,
rechter in de rechtbank Limburg,
verder de rechter.

1.De procedure

Met de brief van 16 augustus 2021 aan de voorzitter van de verschoningskamer heeft de rechter op grond van artikel 40 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering een verzoek gedaan strekkend tot zijn verschoning in bovengenoemde zaak die de rechter behandelt.

2.Het verzoek

Het verzoek houdt -zakelijk weergegeven- in dat de rechter zich genoodzaakt voelt dit verzoek in te dienen nu partijen het vertrouwen in de rechter hebben opgezegd omdat de wrakingkamer in haar beslissing van 28 juli 2021 een overweging ‘ten overvloede’ heeft opgenomen waarin staat dat ‘het bepaald niet onwaarschijnlijk zou zijn geweest’ dat het wrakingsverzoek zou zijn toegewezen mits het verzoek tijdig was gedaan.
Deze opmerking heeft geleid tot een brief van mr. Rooijen, advocaat van een van de partijen waarin hij stelt dat hij ervan uitgaat dat de rechter geen andere beslissing kan en zal maken dan zich alsnog terug te trekken dan wel te verschonen.
Na consultering door de rechter van beide partijen middels de brief van 4 augustus 2021 heeft hij besloten een verzoek tot verschoning in te dienen en het oordeel aan de verschoningskamer te laten.
De rechter verzoekt om zijn verschoningsverzoek af te wijzen en uit te spreken dat er geen reden is om aan zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid te twijfelen.

3.De beoordeling

Bij een beoordeling van een verzoek als het onderhavige dient het uitgangspunt te zijn dat een rechter zich uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid zou kunnen koesteren, althans dat de bij die rechtzoekende dienaangaande vrees objectief gerechtvaardigd zou kunnen zijn.
De vraag is of de rechter terecht tot de conclusie is gekomen dat ten aanzien van hem in bovengenoemde zaak de schijn van partijdigheid zou kunnen worden opgewekt.
Uitgaande van hetgeen de rechter in zijn verzoek tot verschoning ten grondslag heeft gelegd komt de verschoningskamer tot het oordeel dat de rechter het verzoek terecht heeft ingediend. Wat er ook zij van het geven van de overweging ten overvloede op zich én van de inhoud daarvan: in de gegeven omstandigheden is de verschoningskamer van oordeel dat het verschoningsverzoek gerechtvaardigd en toewijsbaar is. Zoals de rechter zelf al opmerkte past heroverweging van de eerdere beslissing van de wrakingskamer niet in de verschoningsprocedure.
Om de schijn van partijdigheid te vermijden zal de verschoningskamer het verzoek tot verschoning toe wijzen

4.De beslissing

De verschoningskamer:
  • wijst het verzoek tot verschoning toe;
  • wijst af en anders of meer verzochte;
  • beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan de rechter en aan de partijen.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.B.T.G. Steeghs, voorzitter, mr. R.H.J. Otto en
mr. M.J.M. Goessen, leden, bijgestaan door mr. M.J.W.D. Janssen als griffier. De beslissing is openbaar gemaakt op 26 augustus 2021. [1]

Voetnoten

1.type: