In deze zaak heeft de kantonrechter op 10 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Wonen Wittem en een gedaagde huurder. De eiser, Wonen Wittem, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand die was ontstaan vanaf februari 2020. De gedaagde had de huur niet tijdig betaald en was in gebreke gebleven bij het nakomen van betalingsafspraken. Ondanks een betalingsregeling en herinneringen, bleef de huurachterstand oplopen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand ten tijde van de dagvaarding meer dan drie maanden bedroeg, wat op zichzelf al voldoende grond vormde voor ontbinding van de huurovereenkomst. De gedaagde voerde aan dat zij door ziekte en tijdelijke contracten in financiële problemen was geraakt, maar de rechter oordeelde dat dit niet voldoende was om de ontbinding te rechtvaardigen. De rechter heeft de vordering van Wonen Wittem toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen twee weken na betekening van het vonnis. Tevens werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten.