ECLI:NL:RBLIM:2021:9073

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 augustus 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
8883093 BR VERZ 20-405
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot boedelbeschrijving en rekening en verantwoording in erfrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 23 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende de nalatenschap van de erflaatster. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.P.M. Bergmans, heeft verzocht om een boedelbeschrijving en rekening en verantwoording van de verweerder, die de financiële belangen van de erflaatster heeft behartigd. De procedure is gestart op 19 november 2020 met de indiening van een verzoekschrift. Na verschillende schriftelijke reacties en een mondelinge behandeling op 10 juni 2021, heeft de kantonrechter de beschikking bepaald.

De feiten van de zaak zijn dat de erflaatster, na eerdere afwijzingen van verzoeken tot instelling van bewind, op [overlijdensdatum] is overleden. De erfgenamen zijn haar zes kinderen. De verzoeker heeft aangevoerd dat de verweerder geen inzage heeft gegeven in de omvang van de nalatenschap, waardoor de verdeling niet kan plaatsvinden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een verplichting bestaat voor de verweerder om rekening en verantwoording af te leggen over het financiële beheer van de erflaatster, zowel voor als na haar overlijden.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de verweerder binnen twee weken na betekening van de beschikking een boedelbeschrijving en rekening en verantwoording moet opstellen, op straffe van een dwangsom. Tevens is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die zijn begroot op € 483,00. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht / Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 8883093 BR VERZ 20-405
Beschikking van 23 augustus 2021
op een verzoek van
[verzoeker],
wonend te [woonplaats 1] , aan de [adres 1] ,
verzoeker,
gemachtigde mr. J.P.M. Bergmans,
tegen:
[verweerder],
wonend te [woonplaats 2] aan de [adres 2] ,
verweerder,
gemachtigde mr. A. Carli.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en [verweerder] worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 19 november 2020 is een verzoekschrift met producties 1 t/m 3 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
1.2.
Op 8 januari 2021 zijn ter griffie van deze rechtbank schriftelijke reacties van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] ontvangen.
1.3.
Op 1 februari 2021 is een verweerschrift met een zelfstandig verzoek en met producties 1 t/m 4 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
1.4.
Op 10 juni 2021 heeft de mondelinge behandeling van het verzoekschrift plaatsgevonden waarbij [verzoeker] , bijgestaan door mr. Bergmans, [verweerder] , bijgestaan door mr. Carli, en [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] zijn verschenen. Van het verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt.
1.5.
Vervolgens is beschikking bepaald en wordt vandaag uitspraak gedaan.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van de kantonrechter in deze rechtbank van 20 april 2016 is het verzoekschrift tot instelling van een bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan
[erflaatster] (verder: de erflaatster) alsmede de instelling van een mentorschap ten behoeve van de erflaatster afgewezen.
2.2.
Bij beschikking van de kantonrechter in deze rechtbank van 16 januari 2017 is het verzoekschrift tot instelling van een bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan de erflaatster) opnieuw afgewezen.
2.3.
Tegen voormelde beschikkingen is geen hoger beroep ingesteld.
2.4.
Op [overljdensdatum] is de erflaatster te [overlijdensplaats] overleden.
2.5.
De erfgenamen van de erflaatster zijn haar zes kinderen. Vanwege het vooroverlijden van de echtgenoot van de erflaatster sorteert haar testament geen effect en is de wettelijke verdeling op de nalatenschap van de erflaatster van toepassing.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] vraagt
I. te bepalen dat [verweerder] binnen twee weken na deze beschikking een boedelbeschrijving per overlijdensdatum van de erflaatster, met een voorlopige schuldenstaat en alle andere door [verzoeker] onder 8 vermelde inlichtingen en/of bescheiden, waaronder kopieën van de afschriften van alle (bank-, giro en beleggings-) rekeningen van de erflaatster vanaf 7 jaar voorafgaand aan het overlijden - [overljdensdatum] - tot en met heden, waarop tevens zichtbaar is wat de saldi op de sterfdatum was, een kopie van de aangiftes IB 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 en aangifte erfbelasting, en daarmee verband houdende aanslagen, en alle andere relevante bescheiden waaronder een kopie van de levensverzekeringen en opgave van alle door erflaatster gedane giften aan hem verstrekt, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [verweerder] nalatig is hieraan te voldoen met een maximum van € 20.000,--
II. te bepalen dat [verweerder] binnen twee weken na deze beschikking aan hem en aan de andere belanghebbenden rekening en verantwoording dient af te leggen over het financiële beheer voor de erflaatster over enerzijds de periode april 2016 tot de datum van overlijden en anderzijds over de periode vanaf datum overlijden tot en met heden een en ander onder overlegging van alle ter zake relevante bescheiden/bewijsstukken, zulks beide op straffe van verbeurte van een dwangsom van dwangsom van € 500,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [verweerder] nalatig is hieraan te voldoen met een maximum van € 20.000,--
III. veroordeling van [verweerder] tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[verzoeker] voert daartoe aan - samengevat weergegeven - dat [verweerder] , ondanks herhaaldelijk verzoek, geen inzage in de omvang van de nalatenschap verstrekt waardoor er niet toegekomen kan worden aan de verdeling van de nalatenschap.
3.3.
[verweerder] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal de kantonrechter, indien nodig, nader ingaan.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens vaste rechtspraak kan een verplichting tot het doen van rekening en verantwoording worden aangenomen indien tussen partijen een rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan krachtens welke de een jegens de ander (de rechthebbende) verplicht is om zich omtrent de behoorlijkheid van enig vermogensrechtelijk beleid te verantwoorden. Een zodanige verhouding kan voortvloeien uit de wet, een rechtshandeling of ongeschreven recht (vgl. onder meer HR 9 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1089, NJ 2014/251). Dat van een dergelijke verhouding sprake was staat genoegzaam in rechte vast nu beide partijen hebben verklaard dat [verweerder] bij leven van de erflaatster haar vermogensrechtelijke belangen heeft behartigd.
4.2.
Het voorgaande, in samenhang bezien met de overweging in de beschikking van de kantonrechter van 20 april 2016, waarin is gestipuleerd dat [verweerder] ieder jaar (op 1 juli en 31 december) rekening en verantwoording aflegt, leidt tot de conclusie dat [verweerder] vanaf
20 april 2016 tot en met de datum van het overlijden van de erflaatster aan [verzoeker] en de overige belanghebbenden die daarom hebben gevraagd rekening en verantwoording, die voldoet aan de eisen zoals die ook aan een particuliere bewindvoerder worden gesteld (de betreffende documenten zijn te vinden op www.rechtspraak.nl), diende af te leggen. Anders dan [verweerder] betoogt, heeft hij daar niet volledig aan voldaan. De stukken die [verweerder] ter zake in het geding heeft gebracht zijn, zonder aanlevering van bankafschriften, nota’s en overige bescheiden die de inkomsten en uitgaven onderbouwen, onvoldoende om te kunnen spreken van aan een rekening en verantwoording in voormelde zin te stellen eisen. Dat brengt met zich dat [verzoeker] en de overige belanghebbenden die daarom hebben gevraagd er voldoende belang bij hebben dat [verweerder] daartoe alsnog door de rechter zal worden veroordeeld als nader in het dictum is bepaald. Nu hieruit tevens voortvloeit dat [verweerder] een boedelbeschrijving van de nalatenschap van de erflaatster, ingericht overeenkomstig het model dat op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd en voorzien van de daarbij voorgeschreven bijlagen, per datum van het overlijden van de erflaatster moet opmaken en deze aan de andere erfgenamen moet doen toekomen, zal [verweerder] ook daartoe worden veroordeeld op de wijze als nader in het dictum is bepaald. Voor verderstrekkende voorzieningen is geen plaats. De dwangsom zal worden gematigd als in het dictum is bepaald.
4.3.
[verweerder] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten die aan de zijde van [verzoeker] tot aan deze uitspraak zijn gerezen en begroot op € 83,00 aan griffierecht en € 400,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
bepaalt dat [verweerder] binnen twee weken na betekening van deze beschikking aan [verzoeker] en aan de andere belanghebbenden een boedelbeschrijving per overlijdensdatum van de erflaatster, ingericht overeenkomstig het model en voorzien van de daartoe voorgeschreven bijlagen als vermeld op www.rechtspraak.nl (model C bij de Richtlijn Vereffening nalatenschappen) zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [verweerder] nalatig is hieraan te voldoen met een maximum van € 10.000,--,
5.2.
bepaalt dat [verweerder] binnen twee weken na betekening van deze beschikking aan [verzoeker] en aan de andere belanghebbenden rekening en verantwoording, ingericht overeenkomstig het model op www.rechtspraak.nl dat geldt voor bewindvoerders en voorzien van de daarbij voorgeschreven bescheiden dient af te leggen over het financiële beheer voor de erflaatster over de periode van 20 april 2016 tot de datum van overlijden van de erflaatster, een en ander onder overlegging van alle ter zake relevante bescheiden en bewijsstukken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van dwangsom van
€ 500,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [verweerder] nalatig is hieraan te voldoen met een maximum van € 10.000,--,
5.3.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten die aan de zijde van [verzoeker] zijn gerezen en tot aan deze beschikking zijn begroot op € 483,00,
5.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.J. Quaedackers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.
YT