ECLI:NL:RBLIM:2021:916

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 januari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3463 en AWB - 20 _ 2562
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep en verzoek voorlopige voorziening tegen handhaving last onder dwangsom voor beëindiging illegale huisvesting van arbeidsmigranten op vakantiepark

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 januari 2021 uitspraak gedaan in een beroep en verzoek om voorlopige voorziening van Oostappen Vakantiepark De Berckt B.V. tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas. Het college had een last onder dwangsom opgelegd voor de beëindiging van de illegale huisvesting van arbeidsmigranten op het vakantiepark. Eiseres, de eigenaar van het vakantiepark, had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat de grief van eiseres, dat de huisvesting van arbeidsmigranten voorlopig zou moeten worden toegestaan omdat er in de komende maanden geen vermenging met recreanten mogelijk is, niet in het bestreden besluit hoefde te worden betrokken, aangezien dit argument niet in de bezwaarprocedure was aangevoerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wees het verzoek om voorlopige voorziening af en hefte de eerder opgelegde schorsing van het primaire besluit op. De voorzieningenrechter concludeerde dat verweerder in redelijkheid het primaire besluit had mogen handhaven, gezien de illegale huisvesting van arbeidsmigranten op het park en de noodzaak tot handhaving. De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van bestemmingsplannen en de afweging van belangen in dergelijke bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20 / 3463 en AWB 20 / 2562
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
18 januari 2021 op het beroep en het verzoek voorlopige voorziening in de zaken tussen
Oostappen Vakantiepark De Berckt B.V., te Asten, eiseres,
(gemachtigde: mr. H.G.M. van der Westen)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas, verweerder
(gemachtigde: D. Langerak).
Procesverloop
Bij besluit van 23 juni 2020 (primaire besluit) heeft verweerder eiseres gelast de huisvesting van arbeidsmigranten op vakantiepark De Berckt te beëindigen en beëindigd te houden op de terreingedeelten waar dit volgens het bestemmingsplan ‘Napoleonsbaan Noord 4A te Baarlo” niet is toegestaan.
Eiseres heeft op 8 juli 2020 tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De procedure over de voorlopige voorziening heeft registratienummer AWB 20/2562.
Op 15 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel het primaire besluit tot twee weken na deze uitspraak geschorst.
Op 27 oktober 2020 heeft een onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Eiseres is toen verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst.
Bij besluit van 3 november 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, zodat het verzoek om voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.
Op 18 januari 2021 heeft een nadere zitting plaatsgevonden. Eiseres en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- heft de bij de uitspraak van 15 oktober 2020 opgelegde schorsing van het primaire besluit op.
Overwegingen

1.De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.

2. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
3. Eiseres is eigenaar van recreatiepark De Berckt te Baarlo. Zij bood gedurende een groot aantal jaren huisvesting aan arbeidsmigranten op het recreatiepark. Aanvankelijk werd daar niet handhavend tegen opgetreden. In het jaar 2016 is een traject tot wijziging van het bestemmingsplan in gang gezet. Vermenging van de functies recreatie en huisvesting van arbeidsmigranten werd als onwenselijk beschouwd. Op 25 juni 2019 werd het bestemmingsplan “Napoleonsbaan Noord 4 te Baarlo” vastgesteld. Dit bestemmingsplan is in mei 2020 onherroepelijk geworden. Op grond hiervan is het eiseres niet toegestaan op het park arbeidsmigranten te huisvesten, maar mogen maximaal 750 arbeidsmigranten worden gehuisvest op het naast het park gelegen voormalige racecircuitterrein (circuitterrein). Tot 31 december 2019 zijn tijdelijke omgevingsvergunningen voor huisvesting met toepassing van de kruimelgevallenregeling aan eiseres verleend. In januari en februari 2020 heeft overleg plaatsgevonden tussen eiseres en de gemeente. Eiseres heeft bij dit overleg een beroep op verweerder gedaan om gedurende de ontwikkeling van het circuitterrein de illegale huisvesting van arbeidsmigranten te gedogen. Tevens is afgesproken te kijken op welke wijze spoedig omgevingsvergunning zou kunnen worden verleend voor de herhuisvesting op het circuitterrein. Voor zover nodig zou daarin een voorschrift worden opgenomen om te voorkomen dat op vervuilde grond zou worden gebouwd. Eiseres heeft een concreet plan overgelegd en verweerder zou op basis hiervan een standpunt innemen over het toestaan van huisvesting buiten het circuitterrein. Bij brief van 28 april 2020 deelde verweerder eiseres mede voornemens te zijn een last onder dwangsom op te leggen. Uit de brief bleek dat de bodemverontreiniging geen belemmering was voor de herinrichting van het circuitterrein. Eiseres heeft op 14 mei 2020 een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het realiseren van de huisvesting op het circuitterrein.
4. Verweerder heeft op 13 januari 2020, 4 juni 2020 en 28 juli 2020 controles uitgevoerd en daarbij geconstateerd dat arbeidsmigranten op het park werden gehuisvest waar dit niet is toegestaan.
5. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiseres gelast de huisvesting van arbeidsmigranten op de terreindelen waar huisvesting volgens het bestemmingsplan niet is toegestaan permanent te beëindigen en beëindigd te houden. Eiseres is tot 21 juli 2020 gelegenheid gegeven om de huisvesting van arbeidsmigranten in vak M (aangeduid in de bijlage bij het besluit) en tot 20 oktober 2020 om de huisvesting van arbeidsmigranten op de rest van het vakantiepark te beëindigen waar dit niet is toegestaan. Als niet voor de aangegeven datums aan de last wordt voldaan verbeurt eiseres een dwangsom van € 250.000,- per week dat niet aan de last wordt voldaan met een maximum van € 1.000.000,-.
6. Eiseres heeft de huisvesting van de arbeidsmigranten in vak M tijdig beëindigd.
7. Eiseres heeft haar bezwaren tegen het primaire besluit toegelicht aan de commissie bezwaarschriften van verweerders gemeente. Deze commissie heeft op 19 oktober 2020 advies uitgebracht over het op het bezwaar te nemen besluit.
8. Op 19, 22 en 28 oktober 2020 heeft verweerder weer controles uitgevoerd. Daaruit bleek dat toen in vak U geen arbeidsmigranten meer gehuisvest waren.
9. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het bezwaar met overneming van het advies van de commissie bezwaarschriften ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
10. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Zij verwijst naar de uitgangspunten van het bestemmingsplan. Eén van de uitgangspunten is, blijkens de toelichting bij het bestemmingsplan, dat de arbeidsmigranten moeten worden gehuisvest op een strikt afgescheiden gedeelte van het park, namelijk vak U, zonder dat daarbij het risico bestaat op menging met recreanten. Daaraan is voldaan nu het vakantiepark in elk geval tot april 2021 is gesloten voor recreatief gebruik. Tijdens de sluiting voor recreatief gebruik kan het park wel worden gebruikt door jaargasten, maar de jaarplaatsen zijn niet gesitueerd binnen vak U en door middel van een hekwerk daarvan gescheiden. In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt bovendien gewezen op de behoefte aan geschikte locaties voor huisvesting van arbeidsmigranten en op het feit dat de regio zijn voordeel kan doen met het potentieel aan arbeidsmigranten om demografische ontwikkelingen zoals vergrijzing op te vangen en de tekorten aan geschoolde vakmensen op de arbeidsmarkt te verlichten. Dat belang is volgens eiseres nog steeds aanwezig. Gelet op het voorgaande vindt eiseres dat verweerder bij een redelijke afweging van alle betrokken belangen haar bezwaren gegrond had moeten verklaren en het primaire besluit had moeten aanpassen in die zin dat in elk geval de huisvesting van arbeidsmigranten in vak U op het park wordt toegestaan
totdat de arbeidsmigranten kunnen worden gehuisvest op het circuitterrein
of totdat het park weer wordt opengesteld voor recreatief gebruik.
11. De voorzieningenrechter moet beoordelen of verweerder het primaire besluit in bezwaar heeft mogen handhaven.
12. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet in geschil is dat ten tijde van het primaire besluit arbeidsmigranten op het park (buiten het circuitterrein) gehuisvest waren. Verweerder dient gelet op vaste jurisprudentie in beginsel handhavend op te treden tegen deze huisvesting. Alleen in bijzondere omstandigheden mag en moet verweerder afzien van handhaving.
13. Eiseres heeft in het beroepschrift aangevoerd dat zij heeft besloten om het park tot 1 april 2021 te sluiten voor recreanten, met uitzondering van jaarplaatshouders, en dat verweerder hiermee rekening had moeten houden. De voorzieningenrechter stelt vast dat eiseres dit argument wel op de zitting van de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening door de voorzieningenrechter op 27 oktober 2020 naar voren heeft gebracht, maar dat dit geen onderdeel uitmaakt van hetgeen zij in het kader van het bezwaar, schriftelijk of mondeling, naar voren heeft gebracht. Daarom kan niet worden gezegd dat verweerder dit argument in het bestreden besluit had moeten betrekken. Het feit dat verweerder dit niet heeft meegewogen kan het bestreden besluit dan ook niet aantasten.
14. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat verweerder ter zitting op 18 januari 2021 wel heeft gereageerd op voormeld argument van eiseres. Verweerder acht het van groot belang de huisvesting van arbeidsmigranten buiten het circuitterrein te beëindigen en voorziet de nodige handhavingsrisico’s in het geval dit nog tot 1 april 2021 zou worden toegestaan.
15. Gelet op het voorgaande en in het licht van de beroepsgronden is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder alle belangen deugdelijk heeft afgewogen en in redelijkheid het primaire besluit heeft mogen handhaven. Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard.
16. Nu op het beroep wordt beslist en, naar niet in geschil is, op dit moment geen arbeidsmigranten meer zijn gehuisvest op het park, is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening en dient het daartoe ingediende verzoek te worden afgewezen.
17. Bij ordemaatregel van 15 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter het primaire besluit geschorst tot twee weken na de (definitieve) uitspraak op het verzoek. Nu de uitspraak inhoudt dat het beroep ongegrond is en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen, dient ook de schorsing van het primaire besluit thans te worden opgeheven.

18.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Rechtsmiddel
De voorzieningenrechter wijst erop dat tegen deze uitspraak slechts voor zover daarbij is beslist op het beroep, binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan, hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Waarvan door de griffier is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter is ondertekend. De griffier is verhinderd het proces-verbaal mede te ondertekenen.
mr. R.J.G.H Seerden (voorzieningenrechter)
Afschrift verzonden aan partijen op: 4 februari 2021