Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Procesverloop
- Het bezwaar wordt gegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op het inmiddels herroepen besluit van 5 maart 2021;
- Het besluit van 15 maart 2021, wordt herroepen voor zover hierbij aan eiseres een pgb voor het tarief van sociaal netwerk is toegekend;
- Aan eiseres wordt voor de periode 1 juli 2021 tot en met 31 maart 2026 een pgb toegekend naar een tarief van een professional;
- Het besluit van 15 maart 2021 wordt voor het overige in stand gelaten en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard;
- Kosten in bezwaar worden vergoed: € 1.068,-;
- Verzoek om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente afgewezen.
Overwegingen
- Licht huishoudelijk werk: 55 minuten
- Zwaar huishoudelijk werk: 115 minuten
- Meerzorg door hoge vervuilingsgraad: 90 minuten
- Textielverzorging eenpersoonshuishouden: 54 minuten.
- Het bezwaar wordt gegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op het inmiddels herroepen besluit van 5 maart 2021;
- Het besluit van 15 maart 2021, wordt herroepen voor zover hierbij aan eiseres een pgb voor het tarief van sociaal netwerk is toegekend;
- Aan eiseres wordt voor de periode 1 juli 2021 tot en met 31 maart 2026 een pgb toegekend naar een tarief van een professional;
- Het besluit van 15 maart 2021 wordt voor het overige in stand gelaten en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
Hoewel verweerder geen reactie van eiseres heeft ontvangen op de brief van 12 februari 2021, heeft eiseres in bezwaar tegen het besluit, waarbij de indicatie van eiseres definitief is vastgesteld aan de hand van het nieuwe beleid, wel naar voren gebracht dat haar beperkingen zijn verergerd. Eiseres heeft aangevoerd dat er sprake is van een verdergaande rolstoelgebondenheid door een gecompliceerde voetwond en dat er sprake is van artrose aan haar handen, waardoor zij minder kracht en coördinatie heeft en zaken minder goed kan vastpakken.
tijdelijkeverminderde handfunctie. Het standpunt dat er geen reden meer is om extra tijd te indiceren voor een verminderde handfunctie, omdat aan eiseres in juni 2018 een handbewogen rolstoel voor actief gebruik is toegekend, waaruit verweerder concludeert dat eiseres zichzelf kan voortbewegen door te hoepelen, zodat van een verminderde handfunctie geen sprake meer is, behoeft nader onderzoek door een arts en een nadere motivering. Eiseres geeft namelijk aan dat ze alleen kan hoepelen en voor de rest minder kracht en weinig grip heeft (doordat ze niet met duim en wijsvinger kan knijpen). Ter zitting is gebleken dat door de consulent die de rapportage heeft opgesteld is geconcludeerd dat er geen sprake is van een verminderde handfunctie nu eiseres kan hoepelen en dat dit niet door een deskundige (een arts) is onderzocht. Dat zal alsnog moeten gebeuren.
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2021.