ECLI:NL:RBLIM:2021:956

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
8884544 CV EXPL 20-5769
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een civiele vordering van meer dan 25.000 euro naar de juiste kamer binnen de Rechtbank Limburg

Op 3 februari 2021 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis gewezen in een civiele zaak met zaaknummer 8884544 CV EXPL 20-5769. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. L.A. Jansen, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. E. Frins, voor een bedrag van € 38.424,75, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Tijdens de procedure is gebleken dat beide partijen het erover eens zijn dat de zaak niet bij de juiste rechter in behandeling is. De kantonrechter heeft daarom besloten de zaak te verwijzen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht.

De procedure is gestart met een rolbeslissing op 9 december 2020, waarin partijen in de gelegenheid zijn gesteld om zich uit te laten over de vraag welke rechter bevoegd is. Na verschillende akten van beide partijen, is op 17 februari 2021 de beslissing genomen om de zaak te verwijzen. De kantonrechter heeft partijen erop gewezen dat zij in het vervolg van de procedure alleen bij advocaat kunnen procederen en dat na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is. Dit griffierecht moet binnen vier weken na de roldatum zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of ter griffie zijn gestort.

Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto, die de zaak heeft behandeld. De beslissing benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen en de verplichtingen van partijen in civiele zaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: 8884544 CV EXPL 20-5769
Vonnis van 3 februari 2021
in de zaak van
[eisende partij],
wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. L.A. Jansen,
tegen
[gedaagde partij],
wonend te [woonplaats 2] , [adres] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. E. Frins.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 9 december 2020
  • de akte uitlating absolute bevoegdheid van [eisende partij] , genomen op de rol van
  • de akte uitlating absolute bevoegdheid van [gedaagde partij] , genomen op de rol van
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Bij rolbeschikking van 9 december 2020 heeft de kantonrechter partijen in staat gesteld zich uit te laten over de vraag welke rechter van deze rechtbank dit geschil moet behandelen.
2.2.
De vordering van [eisende partij] strekt tot betaling door [gedaagde partij] van een geldbedrag van in totaal € 38.424,75, te vermeerderen met de wettelijke rente en proceskosten.
2.3.
Beide partijen zijn het erover eens dat de zaak niet bij de juiste rechter in behandeling is.
2.4.
De kantonrechter zal dan ook de zaak in de staat en stand waarin deze zich bevindt verwijzen naar de kamer voor andere zaken dan kantonzaken van de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht.
2.5.
De kantonrechter wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure alleen bij advocaat kunnen procederen.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt naar de civiele rolzitting van de kamer voor andere zaken dan kantonzaken in de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht van woensdag
17 februari 2021voor stellen advocaat,
3.2.
wijst partijen erop dat zij na verwijzing dienen te procederen bij advocaat,
3.3.
wijst [eisende partij] erop dat na verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd is, dat deze verhoging kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat deze verhoging binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort,
3.4.
wijst [gedaagde partij] erop dat na verwijzing griffierecht verschuldigd is, dat dit griffierecht kan worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl en dat het griffierecht binnen 4 weken na voormelde roldatum moet zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank dan wel ter griffie zijn gestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH