ECLI:NL:RBLIM:2021:9790

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
9497202 CV EXPL 21-4863
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot betaling van huurachterstand en ontruiming van gehuurde woning in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 22 december 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de eisende partij, een verhuurder, en de gedaagde partij, een huurder die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van een huurachterstand en ontruiming van het gehuurde appartement. De procedure begon met een dagvaarding op 21 oktober 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 20 december 2021. De gedaagde partij is niet verschenen en heeft zich niet schriftelijk verweerd, waardoor verstek werd verleend.

De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij recht had op betaling van de huurachterstand en dat de ontruiming van het gehuurde kon worden toegewezen. De rechter stelde vast dat de gedaagde partij in gebreke was gebleven met zijn betalingsverplichtingen en dat de vordering tot ontruiming niet onrechtmatig of ongegrond was. De rechter wees de vordering tot ontruiming af, omdat het vonnis al een executoriale titel opleverde voor de ontruimingskosten, waardoor een aparte veroordeling overbodig was.

De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot nakoming van alle verplichtingen uit de huurovereenkomst, inclusief betaling van de huur tot aan de ontruiming en wettelijke rente. Tevens is de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten van de eisende partij, die zijn begroot op € 726,82. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gedaagde partij is in het ongelijk gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9497202 CV EXPL 21-4863
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 22 december 2021
in de zaak van
[eisende partij]h.o.d.n.
[handelsnaam] ,
wonend en kantoorhoudend te [plaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. D.L. Hendrikx
,
tegen
[gedaagde partij] ,
wonend te [woonplaats] , gemeente [plaats 2] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding van 21 oktober 2021,
  • de mondelinge behandeling van 20 december 2021.
1.2.
[gedaagde partij] is niet ter mondelinge behandeling verschenen en hij heeft zich evenmin voorafgaand aan de zitting schriftelijk tegen de vordering verweerd. Nu de dagvaarding voldoet aan de daaraan te stellen eisen wordt tegen [gedaagde partij] verstek verleend.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] heeft sinds 1 november 2020 aan [gedaagde partij] verhuurd het appartement staande en gelegen aan de [adres] te [plaats 2] tegen een bij vooruitbetaling verschuldigde kale huurprijs van € 660,00 en € 100,00 voorschot voor gas, water en licht per maand.
2.2.
Op enig moment is aan de zijde van [gedaagde partij] een achterstand ontstaan in zijn betalingsverplichtingen (betaling borg en overeengekomen huurprijs) jegens [eisende partij] uit hoofde van voornoemde huurrelatie.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert dat de kantonrechter in kort geding, bij vonnis
uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde partij] veroordeelt:
I. om binnen één maand na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten met al hetgeen dat/degene die zich daar hunnerzijds bevindt/bevinden en onder afgifte van alle sleutels ter vrije beschikking van [eisende partij] te stellen en dit alles op kosten van [gedaagde partij] ,
II. [eisende partij] te machtigen om, indien [gedaagde partij] met die ontruiming in gebreke mocht blijven, deze zelf op kosten van [gedaagde partij] te doen bewerkstelligen door een deurwaarder, zo nodig met behulp van de politie of de gewapende macht,
III. [gedaagde partij] te veroordelen over te gaan tot nakoming van alle uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, waaronder betaling van de huur tot aan het tijdstip van de ontruiming, inclusief wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening en voorts te betalen een bedrag van € 500,00 voor iedere maand, dat [gedaagde partij] voormeld gehuurde in zijn bezit zal houden,
IV. [gedaagde partij] te veroordelen in de kosten van deze procedure.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering.
4.2.
De onweersproken gebleven ontruimingsvordering komt de kantonrechter, gelet op de onweersproken gebleven huurachterstand, niet onrechtmatig en/of ongegrond voor, zodat deze bij verstek kan worden toegewezen. De vordering onder I om de ontruiming, verlating en afgifte van de sleutels op kosten van [gedaagde partij] te bewerkstelligen zal echter worden afgewezen nu dit vonnis, ook voor die kosten een executoriale titel oplevert. Een aparte veroordeling zoals door [eisende partij] gevorderd, is overbodig.
4.3.
Ter zake van de onder II gevorderde machtiging geldt dat de in de wet aan de deurwaarder verleende bevoegdheden tot reële executie (artikelen 555 e.v. Rv in verbinding met artikel 444 Rv) toereikend worden geacht, zodat [eisende partij] bij een afzonderlijke machtiging geen belang heeft.
4.4.
De onweersproken gebleven vordering tot nakoming van alle uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, waaronder betaling van de huur tot aan het tijdstip van de ontruiming, inclusief wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening, komt de kantonrechter evenmin onrechtmatig en/ of ongegrond voor en zal worden toegewezen. [eisende partij] vordert ook € 500,00 voor iedere maand, dat [gedaagde partij] het gehuurde in zijn bezit zal houden. De kantonrechter begrijpt dat het gevorderde bedrag van € 500,00 als dwangsom is bedoeld. Een dwangsom kan echter niet worden opgelegd in geval van een veroordeling tot betaling van een geldsom. Aangezien de uit de huurovereenkomst voor [gedaagde partij] voortvloeiende verplichtingen hoofdzakelijk uit betaling van een geldsom (borg en huur) bestaan en hij hierna wort veroordeeld tot nakoming van die verplichtingen, dient de door [eisende partij] gevorderde dwangsom afgewezen te worden.
4.5.
Voor zover deze dwangsom mocht zien op het niet ontruimen van de woning door [gedaagde partij] , dient deze vordering eveneens te worden afgewezen. Immers ook hier heeft [eisende partij] geen belang bij een dergelijke vordering, nu hij door dit vonnis over een executoriale titel beschikt en als zodanig zelf de ontruiming kan bewerkstelligen.
4.6.
[gedaagde partij] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden begroot op:
dagvaarding € 112,82
griffierecht € 126,00
salaris gemachtigde
€ 498,00(vast tarief kort geding kanton verstek)
Totaal € 726,82

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om het gehuurde, het appartement staande en gelegen aan de [adres] te [plaats 2] , binnen één maand na betekening van dit vonnis, met al hetgeen dat/degene die zich daar hunnerzijds bevindt/bevinden, te verlaten, ontruimen en onder afgifte van alle sleutels ter vrije beschikking van [eisende partij] te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] om over te gaan tot nakoming van alle uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, waaronder betaling van de huur tot aan het tijdstip van de ontruiming, inclusief wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding (zijnde 21 oktober 2021) tot die der algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten van [eisende partij] , welke kosten tot heden worden begroot op een bedrag van € 726,82,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
NZ