3.3Het oordeel van de rechtbank
03-196068-19
Feit 1 primair, subsidiair
Geen onrechtmatig binnentreden
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake was van onrechtmatig binnentreden in de woning van de verdachte op 13 augustus 2019. Uit het procesdossier volgt dat in de kliko die behoort bij de woning aan de [adres 1] (woning van de verdachte) door aangever/getuige [naam getuige] een sleutelbos is aangetroffen die op 19 juli 2019 tijdens een inbraak uit zijn woning is weggenomen. De sleutelbos was onder een vuilniszak gestopt, hetgeen de suggestie van de raadsman dat een voorbijganger deze sleutel in de kliko van verdachte heeft gestopt ongeloofwaardig maakt. Verder werd door [naam getuige] kentekenplaten aangetroffen die na onderzoek door de politie gestolen bleken te zijn. Uit deze bevindingen in samenhang beschouwd met de aangifte van [naam getuige] ter zake de woninginbraak, het onderzoek van [naam getuige] op Marktplaats waar (van hem gestolen) goederen werden aangeboden door ‘ [verdachte] uit Reuver’ en de waarneming van [naam getuige] dat vanuit de [adres 1] goederen die sterk overeenkwamen met de goederen die bij hem waren gestolen in een personenauto werden geladen, volgt dat er voldoende verdenking was om tot een doorzoeking op het adres van de verdachte over te gaan. Om deze reden zal de rechtbank dit verweer verwerpen.
Feit 1 primair
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat de betrokkenheid van de verdachte bij de woninginbraak bij [naam getuige] niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, wegens gebrek aan voldoende wettig bewijsmateriaal. De rechtbank acht het gegeven dat op camerabeelden te zien is dat de daders van de woninginbraak op 19 juli 2019 op en neer lopen met gestolen goederen over een paadje dat uitkomt op onder meer de [adres 1] , de woning van de verdachte, onvoldoende. Op de bewuste camerabeelden worden de daders niet herkend. Het enkele feit dat op 13 augustus 2019 in de woning van de verdachte diverse goederen van aangever [naam getuige] worden aangetroffen, maakt nog niet dat de verdachte daadwerkelijk betrokken is geweest bij de woninginbraak. Dit geldt temeer nu er een plausibel alternatief, heling, is dat niet in strijd is met het bewijsmateriaal. De verdachte zal van het primaire feit worden vrijgesproken.
Feit 1 subsidiair
Algemene overweging
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met grote regelmaat goederen aankocht en weer doorverkocht waarvan hij wist dat die goederen gestolen waren. Verder heeft hij verklaard dat personen, waaronder leden van de motorclub [naam motorclub] , zijn woning gebruikten om goederen te ‘stashen’. Hij wist dat deze personen een criminele achtergrond hadden. Het was een komen en gaan van mensen met spullen.Dit betekent dat, zo verdachte al niet expliciet wist dat de goederen die hij op die manier kocht, dan wel die in zijn woning werden opgeslagen (en hij aldus voorhanden had), hij in elk geval willens en wetens het aanmerkelijk risico voor lief nam dat het uit misdrijf verkregen goederen betrof.
Bewijsmiddelen
Aangever [naam getuige]heeft op 19 juli 2019 aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning aan de [adres 2] te Venlo op 19 juli 2019. Een grote hoeveelheid goederen is ontvreemd waaronder toiletartikelen, horloges van het merk Camel respectievelijk Festina, een powerbank en een stereo installatie van het merk “Harman Kardon”. Aangever treft op
5 augustus 2019 in de container, toebehorende aan de [adres 1] te Venlo, sleutels aan die op 19 juli 2019 zijn weggenomen uit zijn woning.Tijdens een zoektocht op Marktplaats herkende aangever de bij hem weggenomen televisie van het merk Samsung. De aanbieder was genaamd [verdachte] en deze bood de televisie aan vanuit Reuver.
Op 13 augustus 2019 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de verdachte aan de [adres 1] .Daarbij is onder meer aangetroffen:
- een doos van de MacBook Air 13-inch;
- een bruinkleurige hoes;
- zwartkleurige zonnebril van het merk Ray Ban;
- stereo-installatie met drie boxjes van het merk Harman/Kardon;
- horloge van het merk Camel Trophy;
- zilverkleurig horloge van het merk Festina.
Aangever [naam getuige] herkent voormelde goederen als zijn eigendom.Tevens herkent hij de powerbank als zijn eigendom, welke hem op 13 augustus 2019 is getoond.
Heling:
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de periode van 19 juli 2019 tot en met
13 augustus 2019 te Venlo gestolen voorwerpen voorhanden heeft gehad, die eigendom zijn van aangever [naam getuige] .
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte goederen voorhanden heeft gehad waarvan hij, bij het verkrijgen, wist dat die van misdrijf afkomstig waren.
Feit 2 primair
De rechtbank is van oordeel dat uit het procesdossier noch het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de verdachte het opzet had om zich de bakfiets wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 2 subsidiair
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen. Nu de verdachte ter terechtzitting het tenlastegelegde heeft bekend en van de zijde van de verdediging geen vrijspraak is bepleit, kan de rechtbank ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van de bewezenverklaring van het tenlastegelegde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 4 april 2019, doorgenummerde dossierpagina’s 70-71;
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 januari 2021.
Feit 3 primair
Aangever [naam aangever]heeft verklaard dat er op 6 maart 2019 tussen 01:38 uur en 04:54 uur is ingebroken in hun woning aan de [adres 3] te Venlo en dat er enig goed was weggenomen. Zij zag en voelde dat de achterdeur naar de achtertuin niet meer afgesloten was. Zij zag dat het alarmsysteem was gedeactiveerd met de key van haar dochter. Zij zag dat hun beide auto's waren weggenomen met de sleutels. De auto’s betroffen een Renault Mégane voorzien van het kenteken [kenteken 1] en een Fiat Seicento voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Zij zag ook dat de portemonnee van haar man weggenomen was. Hierin zaten het rijbewijs, de bankpas en creditcard van haar man. Verder zijn twee mobiele telefoons van haar man weggenomen, een IPad, en haar werklaptop. Naar aanleiding van de inbraak heeft aangeefster met haar dochter [naam 1] gesproken. Zij verklaarde dat haar dochter vorige week haar sleutelbos was kwijtgeraakt met daaraan de key van het alarmsysteem. Aan de sleutelbos hing een label met de naam [naam 1] .
Aangeefster [naam 1]heeft verklaard dat zij op 27 februari 2019 haar sleutelbos met daaraan de key voor het laatst in haar bezit heeft gehad. In de gestolen Fiat Seicento lag haar kapotte Apple Iphone.
Op 21 maart 2019 vond er een gesprek plaats tussen een verbalisant en [naam 2] . Dit gesprek vond plaats omdat mevrouw [naam 2] door meerdere personen onder druk werd gezet om criminele activiteiten te plegen dan wel in haar woning te dulden. Zo gaf zij aan dat zij een winkeldiefstal onder druk van [verdachte] , gepleegd had. In het gesprek gaf zij ook aan dat [verdachte] op een gegeven moment s' morgensvroeg omstreeks 05.00 uur bij haar was gekomen en toen een sleutelbos en Iphone en mogelijk ook een laptop bij zich had. De sleutelbos had een roze label met de naam [naam 1] .
Het voertuig Renault Mégane Scenic met kenteken [kenteken 1] is op 6 maart 2019 aangetroffen in de parkeergarage aan de [adres 4] te Venlo.Er heeft een sporenonderzoek in het voertuig plaatsgevonden, waarbij onder meer de versnellingspook werd bemonsterd.Blijkens de resultaten van het DNA onderzoek is er een match met het opgeslagen DNA-profiel van de verdachte in de DNA-databank.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de auto voor iemand anders in de garage heeft neergezet. Om veiligheidsredenen noemt de verdachte geen namen. Hij heeft verder verklaard niet betrokken te zijn geweest bij de diefstal.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat op 6 maart 2019 een woninginbraak heeft plaatsgevonden in een woning aan de [adres 3] te Venlo. Daarbij is onder meer een auto Renault Mégane Scenic met kenteken [kenteken 1] weggenomen. De rechtbank stelt verder vast dat er een DNA spoor van de verdachte in de auto op de versnellingspook is aangetroffen. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de getuige [naam 2] heeft verklaard dat zij op een ochtend de verdachte aan de deur heeft gehad, terwijl hij in het bezit was van een sleutelbos en Iphone en mogelijk ook een laptop. De sleutelbos had een roze label met de naam [naam 1] , hetgeen overeenkomt met de beschrijving die aangeefster [naam 1] heeft gegeven.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte betrokken is geweest bij de woninginbraak te Venlo.
De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. De verdachte heeft ter terechtzitting een verklaring afgelegd. De verklaring wordt eerst ter terechtzitting afgelegd en is geenszins verifieerbaar. Een redelijke door de verdachte gegeven ontzenuwende verklaring is dus uitgebleven. De rechtbank hecht dan ook geen geloof aan de verklaring van verdachte. Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte samen met een ander of anderen de woninginbraak heeft gepleegd en de in de tenlastelegging genoemde goederen heeft weggenomen. Het mededaderschap volgt, naar het oordeel van de rechtbank uit het gegeven dat twee auto’s zijn gestolen.
Feit 4 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij de woninginbraak. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
Feit 4 subsidiair
Aangeefster [naam 3]heeft verklaard dat op 8 februari 2019 bij haar een woninginbraak is gepleegd. Haar portemonnee was weggenomen. In de portemonnee zat haar paspoort/ID-kaart, haar bankpas en ziekenfondspasje. Verder was haar medicijndoosje weggenomen.
Op 13 augustus 2019 vindt er een doorzoeking plaats in de woning van de verdachte aan de [adres 1] .De inbeslaggenomen goederen zijn geïnventariseerd. In de woning is onder meer aangetroffen:
- ziekenhuispas op naam van [naam 4] ;
- Rabo WereldPas op naam van [naam 4] .
Op 26 augustus 2019 werd aan de dochter ( [naam 5] ) en kleindochter van aangeefster goederen getoond die onder de verdachte in beslag zijn genomen:
- sieraden in een rode fluwelen sieradendoosje;
- de rode glanzende portemonnee en de bruine portemonnee, voorzien van kraaltjes;
- vier horloges;
- een witte kunststof doosje;
- een zilveren schakelarmband;
- bedeltjes en hangertjes;
- een houten sieraden kistje.
De dochter en kleindochter herkenden de voorwerpen als zijnde het eigendom van aangeefster.
Heling:
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de periode van 8 februari 2019 tot en met
13 augustus 2019 te Venlo gestolen voorwerpen voorhanden heeft gehad, die eigendom zijn van aangeefster [naam 3] .
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte goederen voorhanden heeft gehad waarvan hij, bij het verkrijgen, wist dat die van misdrijf afkomstig waren.
Feit 5 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij de woninginbraak. Bij gebrek aan voldoende wettig bewijs zal de verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 5 subsidiair
Aangever [naam 6] doet op 30 april 2019 aangifte van diefstal uit een vrijstaande garage, behorende bij zijn woning aan de [adres 5] te Venlo. Onder meer zijn een televisie, een subwoofer, flessen drank, twee speakers, een dartbord en een wijnkoeler weggenomen.
Op 13 augustus 2019 vindt er een doorzoeking plaats in de woning van de verdachte aan de [adres 1] te Venlo. Een bokszak, biertap Jägermeister, wijnkoelkast, twee mengpanelen, stofzuiger, versterker, luidspreker en hogedruk reiniger werden in beslag genomen.
De verdachte [medeverdachte] , partner van verdachte, heeft tijdens haar verhoor op 23 augustus 2019 verklaard dat de dranktap, merk Jägermeister zich in de berging bevond sinds tweeëneenhalve maand. De wijnkoelkast stond er net zo lang als de tap. De verdachte [verdachte] heeft samen met [naam 18] en ‘ [naam 19] ’ twee mengpanelen in de woning neergezet. Dat gebeurde tweeëneenhalve maand geleden.
Op 10 oktober 2019 vond er een afspraak plaats op het politiebureau met [naam 7] voor de teruggave van goederen die bij haar en [naam 6] waren weggenomen.
[naam 7] gaf aan de eigenaar te zijn van de getoonde bokszak, biertap, wijnkoelkast, twee mengpanelen, stofzuiger, versterker, luidspreker en hogedruk reiniger.
Heling:
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de periode van 27 april 2019 tot en met
13 augustus 2019 te Venlo gestolen voorwerpen voorhanden heeft gehad, die eigendom zijn van aangevers [naam 6] en [naam 7] .
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte goederen voorhanden heeft gehad waarvan hij, bij het verkrijgen, wist dat die van misdrijf afkomstig waren.
Feit 6
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen. Nu de verdachte ter terechtzitting het tenlastegelegde heeft bekend en van de zijde van de verdediging geen vrijspraak is bepleit, kan de rechtbank ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van de bewezenverklaring van het tenlastegelegde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 17] d.d. 14 augustus 2019 (inclusief foto’s), doorgenummerde dossierpagina’s 166-171;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 augustus 2019 (inclusief foto’s), doorgenummerde dossierpagina’s 346-350;
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 januari 2021.
Feit 7
Op 2 juli 2018 doet [naam 8] aangifte van diefstal van een scooter met kenteken
[kenteken 3] .
Op 3 april 2019 doet [naam 9] aangifte van diefstal van zijn mountainbike, merk Giant Talon, framenummer: [nummer] .
Op 5 juni 2019 doet [naam 10] aangifte van diefstal van kentekenplaten van haar auto. Het kenteken is [kenteken 4] .
Op 1 augustus 2019 doet [naam 11] aangifte van diefstal van kentekenplaten van haar auto. Het kenteken is [kenteken 5] .
Op 4 augustus 2019 doet [naam 12] aangifte van diefstal van kentekenplaten van haar auto. Het kenteken is [kenteken 6] .
Tijdens zoeking -in een woning, gelegen aan de [adres 1] te Venlo- werden onderstaande goederen/voertuigen in beslag genomen:
Voertuig : Bromfiets
Merk/type : Piaggio C38
Kenteken : [kenteken 3]
Voertuig : Fiets (Atb)
Merk/type : Giant Talon
Framenummer : [nummer]
Tijdens de zoeking op het adres [adres 1] te Venlo op 13 augustus 2019werden verder twee kentekenplaten aangetroffen onder een berg afval. Het betrof een Nederlands kenteken
[kenteken 4] . Bij raadplegen van dit kenteken bleek dat deze platen op 5 juni 2019 gestolen waren.
Verdachte [medeverdachte] heeft tijdens haar verhoor verklaard dat zij de kentekenplaten ( [kenteken 4] ) in haar handen heeft gehad. Zij verklaart verder dat [verdachte] de kentekenplaten in een afvalbak heeft gedaan.
Tijdens de zoeking werd verder in de grijze kliko een set kentekenplaten gevonden. Het betrof een Nederlands kenteken [kenteken 5] . Na raadplegen van dit kenteken bleek dat deze platen op 1 augustus 2019 waren ontvreemd.
Op 5 augustus 2019 heeft [naam getuige] in een huisvuilcontainer behorende bij de woning [adres 1] , delen van kentekenplaten, welke samen het kenteken [kenteken 6] vormden, aangetroffen. [naam getuige] heeft de kentekenplaten aan de verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] , overhandigd. Bij navraag in het politiesysteem bleek dat de kentekenplaten op
4 augustus 2019 waren ontvreemd.
Heling
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de periode van 2 juli 2018 tot en met
13 augustus 2019 te Venlo gestolen voorwerpen voorhanden heeft gehad, die eigendom zijn van eerder genoemde aangevers.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte goederen voorhanden heeft gehad waarvan hij, bij het verkrijgen, wist dat die van misdrijf afkomstig waren.
Met betrekking tot de verklaring van verdachte dat hij de bromfiets (Piaggio) als onderpand had genomen van een vriend/kennis van hem, omdat deze nog een schuld bij hem had openstaan, merkt de rechtbank op dat deze verklaring voor het eerst ter terechtzitting is afgelegd en bovendien geenszins verifieerbaar is. Voorts is het op zichzelf beschouwd een weinig voor de hand liggende verklaring. Daarom hecht de rechtbank geen geloof aan deze verklaring.
Feit 8
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen. Nu de verdachte ter terechtzitting het tenlastegelegde heeft bekend en van de zijde van de verdediging geen vrijspraak is bepleit, kan de rechtbank ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van de bewezenverklaring van het tenlastegelegde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van doorzoeking pand [adres 1] te Venlo d.d. 13 augustus 2019, doorgenummerde dossierpagina 205;
- de geschriften, zijnde de kennisgevingen van inbeslagname, doorgenummerde dossierpagina’s 466-468;
- het proces-verbaal relaterende een onderzoek aan het vuurwapen en munitie d.d. 15 augustus 2019 (inclusief foto’s), doorgenummerde dossierpagina’s 412-418;
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 januari 2021.
Feit 1
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te kunnen vaststellen dat de verdachte de aanhangwagen heeft geheeld dan wel als medepleger daarbij betrokken is geweest. De verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
Feit 2 primair
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen. Nu de verdachte ter terechtzitting het tenlastegelegde heeft bekend en van de zijde van de verdediging geen vrijspraak is bepleit, kan de rechtbank ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van de bewezenverklaring van het tenlastegelegde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 13] d.d. 22 mei 2020, doorgenummerde dossierpagina’s 55-56;
- het proces-verbaal van verhoor van de getuige [naam 14] d.d. 9 juni 2020 doorgenummerde dossierpagina’s 69-71;
- de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 januari 2021.
Feit 3 primair
Aangever [naam 15]heeft op 31 mei 2020 aangifte gedaan van diefstal van zijn tuinset en tuintafel te Venlo. Op 7 juni 2020 kregen verbalisanten [naam verbalisant 3] en [naam verbalisant 4] een melding dat aangever zijn gestolen tuinset had aangetroffen in de tuin van [adres 1] . Aangever beschreef een aantal specifieke kenmerken van de tuinset. Met goedvinden van verdachte hebben de verbalisanten de woning en de bijbehorende tuin aan de [adres 1] betreden. De verbalisanten constateerden in de tuin dat verschillende door aangever beschreven kenmerken overeenkwamen met die van de aangetroffen tuinset.
De verdachte gaf aan dat hij via Marktplaats deze set had gekocht van een handelaar uit Someren. De verbalisant kreeg twee chatgesprekken te zien op Marktplaats, die geen betrekking hadden op de tuinset. De verdachte verklaarde toen dat hij de tuinset ter plaatse had zien staan en cash had afgerekend.
De verdachte heeft tijdens zijn verhoor verklaard dat hij de tuinset had gekregen van vrienden. Hij had de tuinset gekregen van ‘ [naam 16] ’. De verdachte hoefde er niets voor te betalen. ‘ [naam 16] ’ had de oproep van de verdachte voor een tuinset gezien op Wish.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat die vriend van wie hij de tuinset had gekregen, lid is van [naam motorclub] .
Heling:
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 7 juni 2020 te Venlo een gestolen tuinset voorhanden heeft gehad.
Verdachte heeft over de verkrijging van de tuinset verschillende tegenstrijdige verklaringen afgelegd. De rechtbank acht deze daarom niet geloofwaardig.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte goederen voorhanden heeft gehad waarvan hij, bij het verkrijgen, wist dat die van misdrijf afkomstig waren.