ECLI:NL:RBLIM:2022:10102

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
ROE 21/3189
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ingangsdatum van WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidseisen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 15 december 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. R.A.N.H. Theeuwen-Verkoeijen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door P.L.E. Delahaije. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV, waarin zijn vervolguitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) werd gewijzigd. Eiser was van mening dat hij al vanaf 7 januari 2021 volledig arbeidsongeschikt was, maar de rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zijn klachten per die datum waren toegenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op basis van medisch en arbeidskundig onderzoek heeft geconcludeerd dat eiser per 1 april 2021 volledig arbeidsongeschikt was, maar niet eerder. De verzekeringsarts van het UWV heeft de medische gegevens van eiser bestudeerd en vastgesteld dat zijn klachten op 7 januari 2021 in essentie ongewijzigd waren ten opzichte van eerdere beoordelingen. Eiser had weliswaar een indicatie voor intensieve schematherapie, maar dit was niet voldoende om aan te tonen dat zijn arbeidsongeschiktheid eerder was ingetreden.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg in zijn verzoek om schadevergoeding en dat de door hem gemaakte proceskosten niet vergoed worden. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en eiser heeft de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/3189

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.A.N.H. Theeuwen-Verkoeijen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: P.L.E. Delahaije).

Procesverloop

Met het besluit van 20 mei 2021 heeft het UWV aan eiser meegedeeld dat zijn vervolguitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) wijzigt. Eiser is vanaf 1 april 2021 volledig arbeidsongeschikt en ontvangt vanaf 1 juni 2021 een WGA-loonaanvullingsuitkering.
Met het besluit van 20 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting van 10 november 2022. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat ging er aan deze procedure vooraf

1. Eiser werkte sinds 2 oktober 2017 als assistent bedrijfsleider via uitzendbureau PP Personeelsdiensten B.V. bij inlener Nederlandse Slijpsteen Industrie voor gemiddeld 38,17 uur per week. Het dienstverband is op 16 januari 2018 geëindigd. Het UWV heeft eiser daarop een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toegekend. Eiser heeft zich op 19 maart 2018 wegens psychische klachten ziekgemeld. Eiser ontving hierna ziekengeld op grond van de Ziektewet.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld. In dat verband heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek heeft het UWV eiser met ingang van 16 maart 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is toen bepaald op 62,06%. Eiser is medegedeeld dat hij deze uitkering bij ongewijzigde omstandigheden ontvangt tot en met 12 februari 2021.
3. Het UWV heeft hierna op verzoek van eiser een herbeoordeling van zijn mate van arbeidsongeschiktheid gedaan. Met het besluit van 26 augustus 2020 heeft het UWV aan eiser meegedeeld dat het medisch en arbeidskundig onderzoek heeft uitgewezen dat zijn loongerelateerde WGA-uitkering niet wijzigt. Wel wordt hij per 25 augustus 2020 voor 65,81% arbeidsongeschikt geacht [1] .
4. Op 5 januari 2021 heeft eiser een melding wijziging gezondheid bij het UWV ingediend. Op het formulier heeft hij vermeld dat hij vanaf 7 januari 2021 onder behandeling is bij Centrum voor Persoonlijkheidsstoornissen Vincent van Gogh (hierna: Vincent van Gogh). Op het formulier van 11 januari 2021 heeft hij vragen beantwoord over zijn gezondheid. Naar aanleiding van deze melding heeft het UWV een medisch onderzoek verricht. Een verzekeringsarts van het UWV heeft onderzoek gedaan, eiser telefonisch gesproken en aan de hand van de beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn vanaf de arbitrair gekozen datum 1 april 2021. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat eiser vanaf deze datum op medische gronden geen benutbare mogelijkheden heeft. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 80 tot 100%. Hierop heeft het UWV het besluit van 20 mei 2021 genomen.
5. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan zich – voor zover van belang – vinden in de beoordeling door de verzekeringsarts. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij voert als enige grond aan dat hij al vanaf 7 januari 2021 volledig arbeidsongeschikt is. Eiser verzoekt om vergoeding van de door hem geleden schade.

Waarover gaat het in deze zaak

7. De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of het UWV terecht stelt dat eiser op 7 januari 2021 niet volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht.

Wat vindt de rechtbank

8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet al per 7 januari 2021 geen benutbare mogelijkheden heeft. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser, waaronder ook de door eiser ingevulde vragenlijst en de informatie van Vincent van Gogh van 16 februari 2021, bestudeerd. Zij heeft eiser gesproken tijdens een telefonisch spreekuur op 10 mei 2021. Verder is rekening gehouden met de inhoud van een telefoongesprek van 22 april 2022 dat eiser heeft gevoerd met een adviseur verzekeringsarts. Volgens de verzekeringsarts is er – voor zover van belang – geen reden om eiser per de datum waarop eiser zijn verzoek om een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid deed, meer beperkt te achten dan bij de eerdere beoordeling is gedaan. Zijn klachten waren in essentie ongewijzigd en er vond geen intensieve behandeling plaats op grond waarvan hij minder beschikbaar was voor arbeid. In de periode daarna zijn de klachten toegenomen, onder andere door psychosociale stressoren, de afwijzing heronderzoek WIA, financiële problemen en zorgen om zijn dochter. Daarbij frustreerde hem de ingestelde behandeling bij verslavingszorg waarvoor een indicatie was gesteld alvorens hij met schematherapie bij Vincent van Gogh kon gaan starten. De behandeling bij de verslavingszorg is door eiser voortijdig (rond 1 april 2021) beëindigd. Via de huisarts is eiser doorverwezen naar Pro Persona in Lunteren. Na een intake is eiser op de wachtlijst geplaatst voor deeltijdtherapie. Verwacht wordt dat hij hiermee binnen 10 weken kan gaan starten. Gezien het beloop in de afgelopen maanden vindt de verzekeringsarts het aannemelijk dat de medische problematiek is toegenomen en dat eiser vanaf (een arbitrair gekozen datum van) 1 april 2021 niet meer structureel beschikbaar was voor arbeid; enerzijds vanwege de toegenomen klachten en beperkingen anderzijds wegens een op handen zijnde intensieve behandeling. Per 1 april 2021 heeft eiser dus geen benutbare mogelijkheden.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 13 oktober 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en kennis genomen van de bezwaargronden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de datum waarop de toegenomen arbeidsongeschiktheid van eiser is aangenomen door de verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft volgens hem ook terecht aangenomen dat eiser per die datum volledig arbeidsongeschikt is. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan eiser niet worden gevolgd in zijn stelling dat hij al vanaf 7 januari 2021 volledig arbeidsongeschikt is. Dat hij zich verslechterd voelt wordt niet betwist, maar eisers klachten kunnen per deze datum niet worden geobjectiveerd, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
11. In beroep handhaaft eiser zijn (in bezwaar reeds ingenomen) standpunt dat hij al vanaf 7 januari 2021 volledig arbeidsongeschikt is. Eiser stond namelijk al in januari 2021 op een wachtlijst voor intensieve schematherapie. Dat eiser voor intensieve schematherapie is geïndiceerd volgt ook al uit de brief van de gezondheidspsycholoog van Vincent van Gogh van 17 november 2020. Volgens eiser duidt het doorverwijzen naar/voorschrijven van een dergelijke therapie op de aanwezigheid van beperkingen die het rechtstreeks gevolg zijn van een ziekte of gebrek en zijn de klachten dus medisch geobjectiveerd.
12. De rechtbank vindt dat de verzekeringsartsen van het UWV aan de hand van de beschikbare medische informatie inzichtelijk en voldoende hebben gemotiveerd waarom de ingangsdatum voor de toegenomen arbeidsongeschiktheid niet is aangenomen op 7 januari 2021, zoals eiser wil. Uit deze motivering blijkt navolgbaar welke medische aspecten een rol hebben gespeeld bij de vraag per wanneer eisers psychische klachten (dusdanig) zijn toegenomen dat gesproken kan worden van het niet langer structureel inzetbaar zijn voor werk. De rechtbank volgt de uitleg van de verzekeringsartsen dat de klachten van eiser op 7 januari 2021 in essentie ongewijzigd waren ten opzichte van zijn klachten ten tijde van de eerder arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij al per 7 januari 2021 toegenomen klachten had. Als iemand het niet eens is met het oordeel van de verzekeringsartsen van het UWV, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiser heeft deze medische stukken wel aangekondigd maar heeft ze niet ingebracht, ook niet nadat hem meermalen uitstel van de inlevertermijn is gegeven. De enkele stelling van eiser dat de intensieve schematherapie al is benoemd in een brief van 17 november 2020 en dat hij in januari 2021 op een wachtlijst stond voor deze behandeling leidt niet tot een ander oordeel. Het enkele feit dat hij geïndiceerd is voor een bepaalde therapie zegt namelijk niets over de vraag of bepaalde bij eiser reeds bestaande klachten (in aard, omvang of ernst) zijn toegenomen. Daarnaast staat vast dat de behandeling bij het Vincent van Gogh niet in januari 2021 van start is gegaan.

De conclusie van de rechtbank

13. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van zijn verzoek om schadevergoeding en worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst af het verzoek om schadevergoeding.
Deze uitspraak is gedaan op 15 december 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 15 december 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Eiser heeft tegen de beslissing van 26 augustus 2020 bezwaar gemaakt. Met de beslissing op bezwaar van 7 december 2020 heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.