ECLI:NL:RBLIM:2022:10122

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 december 2022
Publicatiedatum
16 december 2022
Zaaknummer
ROE 21/2536
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag en beoordeling arbeidsongeschiktheid door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 15 december 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar WIA-aanvraag door het UWV. Eiseres had op 18 maart 2021 een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), welke door het UWV werd afgewezen. Het UWV stelde dat eiseres per 28 september 2020 voor 0,63% arbeidsongeschikt was, wat betekende dat zij geen recht had op een WIA-uitkering. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het onderzoek onvolledig was en dat haar klachten niet goed waren onderkend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de aanvraag van eiseres zorgvuldig had beoordeeld. De verzekeringsarts had de medische situatie van eiseres op 28 september 2020 onderzocht en op basis van de beschikbare medische gegevens en eigen observaties een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Eiseres had tijdens de hoorzitting haar klachten toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat de artsen voldoende informatie hadden om tot hun conclusies te komen. De rechtbank vond dat het UWV terecht had besloten dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt was en dat de rapporten van de artsen aan de vereisten voldeden.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om een WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de door het UWV vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 0,63% correct was en dat eiseres geen recht had op een uitkering. De proceskosten van eiseres werden niet vergoed, aangezien zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2536

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. E.C.H. Coenen).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Action Service en Distributie B.V., uit Zwaagdijk-Oost, ex-werkgever,
(gemachtigde: mr. K. Gomes).

Procesverloop

Met het besluit van 18 maart 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 10 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De ex-werkgever van eiseres heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar ex-werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van de ex-werkgever van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiseres.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Teamszitting van 24 november 2022. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door een tolk. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De (gemachtigde van) ex-werkgever heeft te kennen gegeven niet bij de zitting aanwezig te zullen zijn.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres werkte als orderpicker bij ex-werkgever voor gemiddeld 37,23 uur per week. Zij heeft zich ziekgemeld voor dit werk. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts bezwaar en beroep is vastgesteld dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag 1 oktober 2018 is.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet WIA alsnog beoordeeld. In dat verband heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht.
3. Een arts van het UWV heeft eiseres onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 28 september 2020. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 25 februari 2021. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als orderpicker, maar dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog wel zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft deze drie functies gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid. Met de middelste van deze drie functies kan eiseres 98,57% verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 1,43%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt dat de FML van 25 februari 2021 niet volledig is en heeft aanvullende beperkingen aangenomen (in de FML van 19 juli 2021). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aan de hand van de FML van 19 juli 2021 vastgesteld dat de door de arbeidsdeskundige geduide functies niet in stand kunnen blijven en heeft daarop drie nieuwe functies (en drie reservefuncties) geselecteerd. Met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 0,63%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiseres

5. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat het onderzoek onvolledig is en alleen is gebaseerd op visuele bevindingen van de arts. De beoordeling is gedaan op basis van onjuiste informatie over haar gezondheid en feiten zijn over het hoofd gezien. Haar klachten zijn genegeerd. Verder zijn de feiten tijdens de hoorzitting verdraaid en eiseres kan dat bewijzen. Volgens eiseres heeft het UWV zich niet verdiept in het verloop van haar klachten, de behandeling en het effect daarvan. De behandelend artsen zijn niet geraadpleegd. Verder is er geen rekening gehouden met beïnvloedende factoren, zoals de problemen die zij op haar werk heeft ervaren. Er wordt ook niet aangegeven welke behandeling zij nodig zou hebben. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Ze ervaart iedere dag veel pijn. Ze is bijvoorbeeld niet in staat om lang te zitten, te bukken of om 6 kg te tillen. Door haar fysieke klachten kan ze niet bewegen, zitten en slapen en is het moeilijk om normaal te functioneren. Verder komt er een grote operatie aan. Deze heeft, zo eiseres ter zitting heeft aangegeven, inmiddels plaatsgevonden. Zij heeft zich in dit verband ziek gemeld en ontvangt sindsdien ziekengeld. Door de operatie zijn haar klachten afgenomen. Eiseres acht zichzelf niet in staat om weer aan het werk te gaan. Eiseres heeft (medische) informatie en foto’s ingebracht. De rechtbank kan haar behandelaars om informatie vragen. Ter zitting heeft eiseres hier nog aan toegevoegd dat de behandelaar in eerste instantie een onjuiste diagnose had gesteld. Verder heeft zij haar ongenoegen geuit over behandelingen die volgens haar slecht waren en/of die volgens haar ten onrechte zijn gestopt. Ook is bij haar inmiddels een nieuwe aandoening vastgesteld en eiseres begrijpt niet dat dit niet ook al tijdens het medisch onderzoek in dit geding is geconstateerd.

Waarover gaat het in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres op 28 september 2020 voor 0,63% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 28 september 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank

7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 28 september 2020 voor 0,63% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van (verzekerings)artsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. De ingebrachte medische informatie heeft hij meegewogen in zijn oordeel. Hij heeft beschreven dat op basis van de anamnese, het lichamelijk onderzoek en de bekende medische gegevens er sprake is van beperkingen voortvloeiend uit ziekte. [1]
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in haar rapport van 19 juli 2021 heroverwogen. Zij heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Ze heeft de informatie van de behandelaars bij haar beoordeling betrokken. Ook heeft zij eiseres gezien en gesproken tijdens de hoorzitting middels beeldbellen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanvullende beperkingen opgenomen in de FML van 19 juli 2021.
11. Eiseres heeft betoogd dat het onderzoek volgens haar onvolledig is geweest. In deze beroepsgrond heeft de rechtbank gelezen dat eiseres vindt dat zij ten onrechte niet is gezien op een fysiek spreekuur bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 23 februari 2022 naar voren gebracht dat er geen reden was om opnieuw een spreekuur te houden. Zij geeft aan dat ze met eiseres middels een Poolse tolk heeft gesproken tijdens de digitale hoorzitting en dat zij eiseres daar heeft geobserveerd. De arts had een lichamelijk onderzoek gedaan en zijn bevindingen daarvan gerapporteerd. Nog een lichamelijk onderzoek zou niet tot een andere conclusie over de fysieke belastbaarheid leiden. Immers, uit dat onderzoek van de arts waren de fysieke klachten al bekend geworden. Tot slot zijn alle nieuwe medische gegevens betrokken bij de heroverweging in bezwaar. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht aangegeven dat de combinatie van dossiergegevens, het gesprek met en observatie van eiseres en de in bezwaar aangeleverde stukken voldoende waren om haar bevindingen en conclusies op te baseren.
12. Eiseres heeft verder gesteld dat ten onrechte geen gegevens zijn opgevraagd bij haar behandelaars. De rechtbank kan eiseres hierin niet volgen. Een (verzekerings)arts mag in beginsel varen op zijn eigen oordeel. Contact opnemen met behandelend artsen is aangewezen, wanneer er sprake is van een (geplande) behandeling die de belastbaarheid aanzienlijk zal beïnvloeden of als de behandelaar een beredeneerd afwijkend oordeel over de belastbaarheid heeft. De rechtbank constateert dat de (verzekerings)artsen de aanwezige recente medische informatie hebben meegewogen in hun beoordeling. De rechtbank ziet in deze informatie geen aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van een (geplande) behandeling met een aanzienlijk effect op de belastbaarheid per 28 september 2020 of dat de behandelaren een afwijkend oordeel hebben over haar belastbaarheid per deze datum. Eiseres heeft verder ook niet aannemelijk gemaakt welke (nieuwe) medische informatie van haar behandelaars ontbreken in het dossier. De rechtbank ziet op basis hiervan geen reden om aan te nemen dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiseres, de bevindingen uit lichamelijk en psychisch onderzoek door de arts, de eigen observaties van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in haar beoordeling. Anders dan eiseres ter zitting heeft gesteld, heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat er klachten zijn genegeerd. De rechtbank merkt hierbij op dat het in de beoordeling gaat om de vaststelling van de medische situatie per 28 september 2020. Het verdere verloop van klachten en behandelingen kan, als dit na 28 september 2020 plaatsvindt, in beginsel niet meegenomen worden in de beoordeling. Dat er medische feiten zijn gemist of zijn verdraaid, zoals eiseres stelt, heeft zij niet aannemelijk gemaakt. De stelling van eiseres, dat de (verzekerings)artsen ten onrechte de onlangs bij haar vastgestelde (nieuwe) aandoening over het hoofd hebben gezien, kan de rechtbank niet volgen. Vast staat dat deze aandoening na 28 september 2020 is vastgesteld en eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat klachten ten gevolge van deze aandoening ook al speelden op 28 september 2020. Er is voor de rechtbank dan ook geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet. Dat de (verzekerings)artsen haar niet hebben verteld welke behandeling nodig is, kan eiseres niet baten omdat dat een taak is van de behandelend sector en niet van de (verzekerings)arts in het kader van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. De stelling van eiseres, dat haar behandelaar eerst ten onrechte een verkeerde diagnose heeft gesteld, leidt niet tot een ander oordeel, omdat bij de vaststelling van haar belastbaarheid niet alleen wordt uitgegaan van een diagnose, maar ook van de door haar gemelde klachten en belemmeringen, het dagverhaal, overige medische informatie en de eigen bevindingen uit onderzoek. De klacht van eiseres over de kwaliteit van haar behandelingen en de vraag of deze al dan niet ten onrechte zijn gestopt, kan in dit geding geen rol spelen, aangezien dat geen relatie heeft met de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling.
De medische beoordeling
14. De arts heeft vastgesteld dat geen sprake is van het ontbreken van benutbare mogelijkheden: volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden is daarom niet aan de orde volgens de arts. In de FML van 25 februari 2021 heeft de arts beperkingen opgenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren, de fysieke omgeving, dynamische handelingen en statische houdingen.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 19 juli 2021 uiteengezet dat, zoals de arts al had vastgesteld, geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Daarnaast geeft zij aan op welke punten zij tot een andere conclusie dan de arts komt. Zij neemt aanvullende beperkingen aan voor het sociaal functioneren, gezien de klachten van eiseres ten gevolge van (traumatische) gebeurtenissen in haar leven. Verder vindt de verzekeringsarts bezwaar en beroep, gezien de naar voren gekomen bevindingen uit onderzoek, de door de arts aangenomen beperkingen passend.
16. Aan de hand van het dossier, de ingebrachte informatie en het contact tijdens de hoorzitting heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht waarom de aangenomen beperkingen in de FML van 19 juli 2021 passend zijn bij de klachten van eiseres per 28 september 2020, en waarom meer of andere beperkingen niet van toepassing zijn. De rechtbank vindt deze toelichting begrijpelijk en ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de vastgestelde belastbaarheid niet passend is. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts en vindt dat er meer en/of forsere beperkingen hadden moeten worden aangenomen zoals eiseres in haar beroepschrift ook naar voren brengt, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op de in beroep ingebrachte medische informatie gereageerd dat dit geen nieuwe informatie met betrekking tot de belastbaarheid geeft. Over de stukken die eiseres op 20 november 2022 bij de rechtbank heeft ingediend, overweegt de rechtbank dat deze stukken niet zien op de situatie rondom 28 september 2020 of geen (nieuwe) medische informatie bevatten. Anders dan eiseres lijkt te veronderstellen zal de rechtbank niet zelf informatie opvragen bij haar behandelaars; dat ligt toch echt op haar weg. Verder overweegt de rechtbank dat de klachten die eiseres op zitting benoemd heeft al bekend waren en meegewogen zijn door de (verzekerings)artsen. Daarbij is het niet zo dat de (verzekerings)arts alle klachten één op één moet overnemen bij het vaststellen van de FML. Daarvoor geldt dat deze medisch te objectiveren moeten zijn. Hoe iemand zich voelt – zonder medische onderbouwing – is dus niet genoeg om bij de rechtbank gelijk te krijgen. Daarnaast kunnen externe factoren, zoals problemen op het werk, slechts beperkt meegewogen worden in de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit van invloed is op de gezondheid van eiseres, kan hieraan niet de betekenis toegekend worden, die eiseres daaraan toegekend wil zien. Dat er na 28 september 2020 een grote operatie is uitgevoerd, waardoor haar klachten zijn verminderd, heeft geen invloed op de medische toestand van eiseres op 28 september 2020. Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het bestreden besluit. Eiseres moet op 28 september 2020 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 19 juli 2021.
De arbeidskundige beoordeling
17. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen in de FML van 19 juli 2021 ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. Haar stelling dat zij zichzelf niet in staat acht om weer aan het werk te gaan is hiertoe onvoldoende. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. Hij heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 28 september 2020 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 99,37% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als orderpicker, zodat eiseres voor de overige 0,63% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

19. Het UWV heeft terecht geweigerd om aan eiseres per 28 september 2020 een WIA‑uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
20. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 15 december 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 15 december 2022 en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.