ECLI:NL:RBLIM:2022:10200

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
ROE 21/3013
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de Wet WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 19 december 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen een besluit van het UWV. Eiser had een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd, waarbij zijn mate van arbeidsongeschiktheid aanvankelijk was vastgesteld op 56,08%. Na bezwaar werd dit percentage aangepast naar 71,73%. Eiser was het niet eens met deze vaststelling en stelde dat hij volledig arbeidsongeschikt was, zonder benutbare mogelijkheden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een online zitting op 14 november 2022, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl het UWV zich liet vertegenwoordigen door een gemachtigde. De rechtbank heeft de medische rapporten van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser per 3 juni 2021 voor 71,73% arbeidsongeschikt is. De rechtbank oordeelde dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat er geen reden was om aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen te twijfelen. Eiser's verzoek om een onafhankelijke deskundige te benoemen werd afgewezen, omdat de rechtbank vond dat er voldoende medische informatie beschikbaar was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/3013

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.M.J. Schoonbrood),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,het UWV,
(gemachtigde: mr. B. Drossaert),
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derder-partij], gevestigd in [vestigingsplaats] , ex-werkgever.

Procesverloop

Met het besluit van 29 april 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiser per 3 juni 2021 een loongerelateerde uitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 56,08%.
Met het besluit van 13 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen voor zover betreft het vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage en de vastgestelde restverdiencapaciteit en deze gewijzigd naar 71,73% (mate van arbeidsongeschiktheid) en € 756,25 (restverdiencapaciteit).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De ex-werkgever van eiser heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn ex-werkgever. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiser.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting van 14 november 2022. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De ex-werkgever heeft zich voor de zitting afgemeld.

Wat ging er aan deze procedure vooraf

1. Eiser werkte als allround metaalbewerker voor gemiddeld 39,77 uur per week bij ex-werkgever. Hij heeft zich op 6 juni 2019 wegens gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Op 16 maart 2021 heeft eiser een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht.
3. Een arts van het UWV [1] heeft eiser onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 3 juni 2021. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 12 april 2021. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiser gezien zijn beperkingen zijn eigen werk als allround metaalbewerker niet meer kan verrichten, maar dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog wel zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze drie functies 43,92% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 56,08%. Daarom krijgt eiser per 3 juni 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien om meer en/of forsere beperkingen in de FML op te nemen (FML van 23 september 2021). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens opnieuw gekeken naar welk werk eiser nog kan uitvoeren. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de maatmanfunctie gecorrigeerd naar allround metaalbewerker en de conclusie dat hij deze functie niet meer kan verrichten gehandhaafd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft (uitgaande van de FML van 23 september 2021) twee van de drie geduide functies laten vervallen, één reservefunctie gebruikt en één nieuwe functie in het CBBS geduid. Op grond hiervan heeft zij het arbeidsongeschiktheidspercentage en de restverdiencapaciteit van eiser aangepast. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiser

5. Eiser is het niet eens met het UWV. Eiser wijst allereerst naar de gronden die hij in bezwaar naar voren heeft gebracht en hij verzoekt deze in beroep herhaald en ingelast te beschouwen. Eiser betwist de voor hem vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid. Volgens eiser heeft hij geen duurzaam benutbare mogelijkheden en dient hij op medische gronden volledig arbeidsongeschikt te worden geacht. Eiser verwijst hierbij naar de criteria zoals die door het voormalige Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) gehanteerd werden (mogelijkheden, benutten, duurzaam), zijn dagverhaal en de inhoud van de brief van zijn behandelaar van 22 april 2020. Verder heeft het UWV onvoldoende rekening gehouden met zijn klachten en beperkingen en is de FML niet juist ingevuld. De aangenomen urenbeperking is niet voldoende verregaand.
6. Eiser verzoekt de rechtbank om een onafhankelijke deskundige te benoemen. Eiser kan geen nieuwe medische informatie overleggen, omdat hij uitbehandeld is. Nu eiser niet de mogelijkheid heeft om het standpunt van het UWV met medische informatie te weerleggen, vindt hij dat er daardoor sprake is van een ongelijke strijd. Een onafhankelijke deskundige kan beoordelen of de klachten van eiser op de juiste manier vertaald zijn in de FML.
7. Eiser vindt dat hij met zijn beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten omdat de functies te belastend voor hem zijn.
8. Eiser verzoekt de rechtbank te bepalen dat hij recht heeft op een schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente over de niet en dus te laat ontvangen uitkering.

Waarover gaat het in deze zaak

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser per 3 juni 2021 voor 71,73% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 3 juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank

10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 3 juni 2021 voor 71,73% arbeidsongeschikt is en dus recht heeft op een loongerelateerde WIA-uitkering naar dat percentage. De rechtbank zal dat uitleggen.
11. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
12. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van (verzekerings)artsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
13. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het telefonisch spreekuur gesproken en betrokken wat eiser eerder met een sociaal medisch verpleegkundige van het UWV telefonisch had besproken. Hij beschrijft (onder andere) de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in zijn rapport van 23 september 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier en de bezwaargronden bestudeerd. Ook heeft hij eiser gesproken op de hoorzitting en aansluitend psychisch en lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij aanleiding ziet anders te denken over de diagnoses en de belastbaarheid dan de arts.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiser, de informatie uit het dossier, de eigen bevindingen uit (psychisch en lichamelijk) onderzoek en de informatie van de behandelaars betrokken in zijn beoordeling. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aspecten van de gezondheidstoestand van eiser heeft gemist. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
16. De arts heeft aangenomen dat eiser wordt belemmerd door medisch objectiveerbare gezondheidsklachten waardoor er sprake is van minder benutbare mogelijkheden. In de FML van 14 april 2021 heeft de arts beperkingen opgenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen en werktijden.
17. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 23 september 2021 uiteengezet op welke punten hij tot een andere conclusie dan de arts komt. Niet alle aandoeningen van eiser zijn door de arts in het primaire onderzoek weergegeven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alsnog deze diagnoses bevestigd en overgenomen. In de FML van 23 september 2021 zijn daarom extra beperkingen aangenomen voor (kort samengevat) vasthouden en verdelen van aandacht (niet langdurig aanhouden of zeer intensief), niet continue werken in mensendrukte zoals kantoortuinen langdurig schrijven, geen hulpverleningsrelatie met patiënten, lopen langer dan 30 minuten, trappenlopen en is de urenbeperking aangescherpt.
18. Eiser voert aan dat het UWV ten onrechte niet heeft aangenomen dat hij geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft. Uit de beschikbare medische informatie en het dagverhaal van eiser blijkt dit volgens hem. Ook vindt eiser dat zijn klachten onvoldoende in de FML zijn weergegeven. Tot slot vindt hij de gegeven urenbeperking niet toereikend.
19. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet is aangenomen dat eiser geen benutbare mogelijkheden heeft. In artikel 2, vijfde lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten is bepaald wanneer benutbare mogelijkheden niet aanwezig zijn en er om die reden afgezien kan worden van een arbeidskundig onderzoek. Hieruit volgt dat de door eiser genoemde criteria (kennelijk gehanteerd door het ‘oude’ Lisv) hierbij thans niet betrokken worden bij de beoordeling naar de vraag of sprake is van geen duurzaam benutbare mogelijkheden. De in het Schattingsbesluit genoemde criteria heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook getoetst en gemotiveerd weerlegd in zijn rapport van 23 september 2021. Daarbij is kenbaar betrokken eisers dagverhaal en de medische informatie van eisers behandelaars in het dossier, waaronder dus ook de brief van 22 april 2020. Het enkele feit dat eiser zichzelf niet of minder zelfredzaam vindt kan hieraan niet afdoen.
20. De rechtbank kan eiser verder niet volgen in zijn betoog dat het UWV meer of andere beperkingen had moeten aannemen. Zoals hiervoor al is aangegeven hebben de (verzekerings)artsen aan de hand van hun onderzoek de medische feiten vastgesteld en deze zijn door de verzekeringsarts bezwaar en beroep uiteindelijk vertaald naar de beperkingen van eiser tot het verrichten van arbeid in de FML van 23 september 2021. Het behoort ook tot de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om de belastbaarheid van een betrokkene in kaart te brengen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep erkent daarbij de klachten van eiser. Eiser is daardoor fors beperkt, maar het is volgens het UWV niet zo dat hij niks meer kan. Dat blijkt ook niet uit de beschikbare medische informatie.
21. In de stukken van de behandelende sector die in het dossier aanwezig zijn, leest de rechtbank evenmin dat de gegeven urenbeperking niet ver genoeg gaat. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in dit verband gezien de daarvoor geldende criteria ook volgen.
22. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij geen nieuwe medische informatie meer kan overleggen, omdat hij niet meer behandeld wordt. Zijn behandelaars hebben gezegd dat zijn medische situatie niet meer zal verbeteren. De rechtbank ziet daarin geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht. Daarbij weegt de rechtbank mee dat het UVW in de primaire fase wel medische informatie heeft ontvangen. Desgevraagd heeft eiser ter zitting aangegeven dat hij toen nog wel onder behandeling was en dat medische situatie zoals daarin is omschreven nog steeds actueel is. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat van die medische informatie uitgegaan kan worden. Eiser verkeert daardoor niet in de positie dat hij benadeeld wordt nu hij geen recentere medische informatie kan overleggen. Deze (ten tijde in geding nog steeds actuele) informatie is immers ingebracht en betrokken door de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
23. Omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende onderbouwd heeft waarom de aanwezige medische stukken niet tot meer of andere beperkingen zouden moeten leiden en eiser een andersluidende conclusie niet aannemelijk heeft gemaakt, heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit. Dat eiser niet de financiële middelen heeft om zelf een expertise door een deskundige te laten verrichten, maakt niet dat hij onvoldoende gelegenheid heeft gehad om voldoende weerwoord te bieden aan wat de (verzekerings)artsen hebben aangevoerd ter onderbouwing van het bestreden besluit en dat de rechtbank om die reden een deskundige zou moeten benoemen. De rechtbank wijst het verzoek om een deskundige te benoemen dan ook af.
24. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit. Eiser moet op de datum in geding daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 23 september 2021.
De arbeidskundige beoordeling
25. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- (315173) Telefonisch verkoper (outbound);
- (111112) Medewerker beddenreiniging;
- (111333) Huishoudelijk medewerker.
26. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten van 11 oktober 2021 en 19 januari 2022 en in reactie op vragen van de rechtbank van 9 augustus 2022 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
27. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite ook gericht tegen de vastgestelde FML van 23 september 2021. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
28. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 3 juni 2021 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 28,27% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als allround metaalbewerker, zodat eiser voor de overige 71,73% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

29. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiser per 3 juni 2021 terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 71,73%.
30. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van zijn verzoek om schadevergoeding en worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst af het verzoek om schadevergoeding.
Deze uitspraak is gedaan op 19 december 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 19 december 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.