ECLI:NL:RBLIM:2022:10229

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
ROE 21/1918
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering na verkeersongeval

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiser, die sinds 1 maart 2019 wegens gezondheidsklachten na een verkeersongeval ziek was, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV had eiser per 26 februari 2021 een loongerelateerde Werkhervattingsuitkering Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) toegekend, waarbij zijn mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 39,71%. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zijn arbeidsongeschiktheid hoger was dan vastgesteld, en dat het UWV onvoldoende rekening had gehouden met zijn medische situatie en beperkingen.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiser per 26 februari 2021 voor 39,71% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle relevante medische gegevens had meegewogen. Eiser had onvoldoende onderbouwd dat er meer beperkingen moesten worden aangenomen dan in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 26 oktober 2022 was opgenomen. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit en dat de geduide functies die eiser kon vervullen, niet in strijd waren met zijn belastbaarheid.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en veroordeelde het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-, en bepaalde dat het UWV het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1918

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. H.G.M. Hilkens),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. L. Wennekers).

Procesverloop

Met het besluit van 12 maart 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiser met ingang van 26 februari 2021 een loongerelateerde Werkhervattingsuitkering Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eisers mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 39,71%.
Met het besluit van 10 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft drie verweerschriften ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de zitting van 8 november 2022. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat ging er aan deze procedure vooraf?

1. Eiser werkte sinds 1 september 2009 bij [bedrijfsnaam] als chef werkplaats voor gemiddeld 39,77 uur per week. Het dienstverband is per 1 maart 2019 verbroken omdat eiser als zelfstandige ging werken. Hij heeft zich op 1 maart 2019 wegens gezondheidsklachten na een verkeersongeval ziekgemeld. Vanaf 4 maart 2019 ontving eiser ziekengeld op grond van de Ziektewet. In het kader van de Eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWb) heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dat onderzoek is het ziekengeld van eiser gecontinueerd.
2. Op 19 november 2020 heeft eiser een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 26 februari 2021. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 21 januari 2021. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiser zijn eigen werk als chef werkplaats niet meer kan verrichten, maar dat er drie functies (en één reservefunctie) zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog wel zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van de drie functies 60,29% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 39,71%. Daarom krijgt eiser per 26 februari 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering naar dit arbeidsongeschiktheidspercentage.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling en de conclusies van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiser?

5. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Het bestreden besluit is onvoldoende voorbereid, nu dit is gebaseerd op onvoldoende dan wel onjuiste gegevens. Eiser vindt dat hij 80-100% arbeidsongeschikt is en bij de beoordeling is geen dan wel onvoldoende rekening gehouden met het beoordelingskader van de verzekeringsartsen ten aanzien van de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen.
6. Volgens eiser is zijn medische situatie slechter en heeft hij meer beperkingen dan de verzekeringsartsen van het UWV hebben aangenomen. Eiser benoemt dat de medische klachten nog steeds evident aanwezig zijn, hetgeen ook blijkt uit de beschikbare medische informatie. Eiser is van mening dat zijn klachten niet sterk zijn verminderd en dat er nauwelijks voortuitgang is sinds de start van de behandeling begin 2020. De door de verzekeringsartsen ingeschatte prognose klopt niet. Eiser voert aan dat zijn belastbaarheid gering is en dat alles trager gaat. Verder kan hij geen twee dingen tegelijk doen, zeker niet als hij de hele dag met prikkels wordt geconfronteerd. Er is derhalve sprake van ernstige concentratie-en vermoeidheidsproblematiek. Eiser stelt dat voorbij wordt gegaan aan de bevindingen van zijn behandelend fysiotherapeut, waarin hij aangeeft dat de situatie van eiser alleen kan verbeteren door een verminderde belasting van eiser. Ook voert eiser aan dat is voorbijgegaan aan zijn psychisch-mentale problematiek, terwijl hij uitdrukkelijk heeft aangegeven dat iedere actie/handeling die hij verricht (zowel mentaal als fysiek) enorm veel energie kost, waarna hij geruime tijd moet rusten. Hij acht zich meer beperkt op onder andere ‘vasthouden van de aandacht in het dagelijks functioneren’ en ‘verdelen van de aandacht in het dagelijks functioneren’. Ook is ten onrechte geen urenbeperking aangenomen, zoals wel volgt uit de informatie van de fysiotherapeut. Ook is hierbij van belang dat in het primaire verzekeringsgeneeskundige onderzoek verwezen wordt naar de FML van 18 februari 2020, waarin een urenbeperking tot 4 uur per dag en 20 uur per week is opgenomen. De primaire verzekeringsarts heeft aangegeven zich te kunnen verenigen met deze FML, maar heeft nagelaten een urenbeperking op te nemen in de FML van 21 januari 2021. Dit maakt dat er sprake is van inconsistentie en tegenstrijdigheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat de situatie ten opzichte van de EZWb niet echt is veranderd. Het vervallen van de urenbeperking wordt door de verzekeringsartsen alleen niet onderbouwd. Eiser onderbouwt zijn standpunt met een onderzoeksrapport van 15 augustus 2022 van Arbeidspsychologisch Advies. Ook vindt eiser dat, indien er twijfel is, de rechtbank zowel een onafhankelijke medische deskundige als arbeidsdeskundige moet inschakelen.
7. Verder voert eiser aan dat de geduide functies, waaronder de functie wikkelaar (sbc-code: 267053), niet passend zijn, omdat zijn medische beperkingen niet juist zijn vastgesteld en de functies zijn belastbaarheid overschrijden op bijvoorbeeld gassen en dampen (soldeerdamp). Ook acht hij de functie monteur reparatie smartphones en/of tablets (sbc-code: 267032) niet geschikt.

Waarover gaat het in deze zaak?

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser per 26 februari 2021 voor 39,71% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 26 februari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank?

9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser per 26 februari 2021 voor 39,71% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
10. Naar aanleiding van het onderzoekrapport van Arbeidspsychologisch Advies dat eiser heeft ingediend tijdens de beroepsprocedure heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep reden gezien om beperkingen op te nemen voor werken in een prikkelarme omgeving, waaronder beroepsmatig autorijden. Ook wordt eiser verder beperkt geacht op het vlak van werktijden, waaronder onregelmatige werktijden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit kenbaar gemaakt in het rapport en de gewijzigde FML van 26 oktober 2022. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van deze gewijzigde FML het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 oktober 2022 gekeken of de geduide functies nog geschikt zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 27 oktober 2022 toegelicht dat de reservefunctie besteller (expresse) post/pakketten (sbc-code: 282102) kom te vervallen, omdat eiser niet langer in staat wordt geacht om beroepsmatig een voertuig te besturen. Doordat dit een reservefunctie betreft heeft dit geen gevolg voor het arbeidsongeschiktheidspercentage. Het UWV heeft dan ook geen aanleiding gezien om het bestreden besluit te wijzigen.
11. Omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens de beroepsprocedure verdere beperkingen heeft aangenomen in het rapport en de FML van 26 oktober 2022 kleeft aan de medische grondslag van het bestreden besluit een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Dat geldt naar het oordeel niet voor de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit omdat door het vervallen van de functie besteller (expresse) post/pakketten (sbc-code 282102) daarin geen verandering is aangebracht. Het UWV heeft deze gebreken in het verweerschrift en in de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 oktober 2022 kenbaar gemaakt en naar het oordeel van de rechtbank hersteld. Niet is gebleken dat eiser door de gebreken in het bestreden besluit is benadeeld, omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage hetzelfde blijft en eiser in beroep op deze aanvullende motiveringen heeft kunnen reageren. Dit maakt dat de rechtbank de gebreken in het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeert.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
12. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek uiteindelijk zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft kennis genomen van het dossier, waaronder het rapport van de verzekeringsarts, inhoudende onder meer zijn bevindingen uit eigen lichamelijk en psychisch onderzoek, de gegevens van de behandelend sector, waaronder de informatie van fysiotherapeut [naam] , en het bezwaar van eiser. Zij heeft eiser gezien en gesproken tijdens de hoorzitting. Het door eiser tijdens de beroepsprocedure ingebrachte onderzoeksrapport van Arbeidspsychologisch Advies heeft zij meegewogen in haar beoordeling in het rapport van 26 oktober 2022. Dit heeft ertoe geleid dat zij een gewijzigde FML heeft opgesteld op 26 oktober 2022. Gelet hierop vindt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op een zorgvuldig en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten, te weten: zijn nekklachten, linker schouderklachten, longklachten, rugklachten, linker knieklachten en zijn psychische klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling.
13. De stelling van eiser dat er nader onderzoek had moeten plaatsvinden, omdat de klachten die eiser ervaart niet te objectiveren zijn bij een kortdurend gesprek met een verzekeringsarts volgt de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet. Zij benoemt dat er veel medische informatie aanwezig is in het dossier en dat meer informatie niet nodig is om tot een besluit te komen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat de verzekeringsarts de bevindingen van fysiotherapeut [naam] uitgebreid heeft bestudeerd. Ook is rekening gehouden met deze bevindingen. Eisers stelling, dat geen acht geslagen is op de informatie van [naam] , is dus feitelijk onjuist. In de laatste brief van de revalidatiearts staat vermeld dat werd gesproken over een herhaald neuropsychologisch onderzoek, maar dat men daar geen meerwaarde in zag. Deze noodzaak ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook niet, omdat de neuroloog later ook geen afwijkingen heeft gevonden. Eiser heeft zijn stelling dat het medisch onderzoek van het UWV is gebaseerd op onjuiste en onvolledige informatie bovendien niet nader onderbouwd. De rechtbank ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts bezwaar en beroep aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist.
De medische beoordeling
14. De verzekeringsarts gaat uit van de diagnoses overige gewrichtsklachten, overige neurologische klacht en overige respiratoire aandoeningen. Eiser kampt nog steeds met de gevolgen van het auto-ongeval. Hij heeft restklachten in de zin van pijn in de nek/schouders, rug, knieën en ook heeft hij problemen met de inprenting, tempobelasting en prikkelverwerking. De fysiotherapie is langdurig van aard, maar haalt niet veel uit. Desondanks wordt de therapie nog steeds gecontinueerd. Alles overziend zijn er tijdens het onderzoek en per einde wachttijd geen medische gronden voor het vaststellen van volledige arbeidsongeschiktheid: eiser voldoet niet aan de voorwaarden daarvoor, omdat geen sprake is van langdurige opname in een ziekenhuis of inrichting; volledige bedlegerigheid; volledige ADL-afhankelijkheid en/of een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Eiser heeft onveranderd restklachten, overigens zonder belangrijke objectieve afwijkingen bij het onderzoek (fysiek/psychisch dan wel cognitief). Een urenbeperking is niet langer geïndiceerd, omdat – zo de verzekeringsarts beschrijft – er geen sprake is (en achteraf ook niet is geweest) van een meerdaagse of intensieve behandeling. Eiser heeft verder een gevuld dagverhaal met voldoende activiteiten ook buitenshuis.
15
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 3 juni 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. Eiser rijdt auto wat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep wil zeggen dat eiser zich in voldoende mate kan concentreren en ook de aandacht bij het verkeer kan houden. Dat houdt in dat hij op de items aandacht, concentratie en geheugen presteert op tenminste het minimumniveau van deze items binnen het CBBS. Voor de conclusie dat de geclaimde urenbeperking, waar wel sprake van was bij de EZWb, in deze beoordeling niet aan de orde is sluit de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich aan bij de argumentatie van de verzekeringsarts, namelijk dat daar geen indicatie voor is.
16. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 oktober 2022, opgesteld naar aanleiding van het Arbeidspsychologisch Advies dat eiser heeft overgelegd in beroep, volgt dat dit advies geen wezenlijk nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat de cognitieve vermogens van eiser intact zijn, wat blijkt uit het feit dat hij kan autorijden. Hierdoor ziet zij geen reden om specifieke beperkingen aan te nemen bij geheugen en concentratie. Wel is eiser erg gevoelig voor prikkels en heeft hij moeite met het opnemen van informatie, vooral onder tijdsdruk. Daarom ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding om een gewijzigde FML op te stellen van 26 oktober 2022 waarin – bovenop de beperkingen die al door de verzekeringsarts waren aangenomen – rekening wordt gehouden met een prikkelarme omgeving, wat ook inhoudt dat eiser niet meer geschikt is voor beroepsmatig vervoer. Ook wordt eiser verder beperkt geacht op werktijden, waaronder geen overwerk en geen onregelmatige werktijden. Verder ziet zij geen indicatie voor een verdergaande beperking op werktijden. In rustig, routinematig en regelmatig werk in een rustige omgeving moet eiser fulltime kunnen werken.
17. Eiser heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij volledig arbeidsongeschikt is. De verzekeringsartsen van het UWV hebben in hun rapporten voldoende toegelicht waarom daarvan geen sprake is; eiser voldoet niet aan de daarvoor geldende criteria. Eiser heeft een andersluidende conclusie niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank komt dan ook niet toe aan eisers daaraan toegevoegde stelling, dat ten onrechte geen rekening is gehouden met het beoordelingskader ten aanzien van de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen.
18. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Dat een urenbeperking nodig is heeft eiser niet voldoende met medische stukken onderbouwd. Daarnaast hebben de verzekeringsartsen duidelijk toegelicht waarom er ten tijde van de EZWb wel een urenbeperking is gesteld, maar deze nu (en eigenlijk ook al niet bij de EZWb) niet (meer) van toepassing is. Eisers stelling dat niet is gemotiveerd waarom nu geen urenbeperking meer is gesteld, terwijl dat eerder bij de EZWb wel was gedaan, is gezien voorgaande ook feitelijk onjuist. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing om meer beperkingen aan te nemen voor de klachten die eiser ervaart per 26 februari 2021. Ten slotte kan eisers stelling, dat de door de verzekeringsarts weergegeven en door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet betwistte prognose (de medische situatie zal naar verwachting op lange termijn in belangrijke mate verbeteren) onjuist is omdat zijn klachten alleen maar verergeren, verder geen doel treffen omdat dit niet afdoet aan de vastgestelde beperkingen in de FML van 26 oktober 2022. Wanneer eisers gezondheidssituatie inderdaad verslechtert na 26 februari 2021, kan hij zich daarvoor toegenomen arbeidsongeschikt melden bij het UWV. De rechtbank komt tot de slotsom dat eisers beroepsgronden geen reden vormen om te oordelen dat voor hem meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen dan zijn weergegeven in de FML van 26 oktober 2022. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 26 februari 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 26 oktober 2022. Nu er geen grond bestaat om te twijfelen aan de medische grondslag van het bestreden besluit, ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
19. De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft op grond van de FML van 26 oktober 2022 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als chef werkplaats, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft vervolgens functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies opgeleverd. Het gaat om:
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker (samenstellen van producten);
- ( sbc-code 267032) Monteur reparatie smartphones en/of tablets;
- ( sbc-code 267053) Wikkelaar (nieuw en revisie).
20. Eiser voert aan dat de functie wikkelaar (sbc-code 267053) niet geschikt in verband de belasting op het item gassen/dampen. Ook acht eiser de functie monteur smartphones en/of tablets (sbc-code 267032) niet geschikt, omdat er sprake is van werkdruk, er met een computer moet worden gewerkt en er sprake is van telefonisch contact met klanten. Eiser stelt dat uit de functieomschrijving, ondanks dat er geen signalering is, logisch volgt dat de functie niet passend is. Hij betwist dan ook de motivering van de arbeidskundig analist op deze punten.
21. De arbeidsdeskundigen hebben in hun rapporten en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom de geduide functies geen overschrijdingen opleveren van eisers belastbaarheid. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft na overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitdrukkelijk gemotiveerd dat de functie wikkelaar eisers belastbaarheid op het item gassen/dampen niet overschrijdt. Eiser heeft daar niks tegen ingebracht. Verder heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat op de items deadlines, productiepieken en hoog handelingstempo de belasting in de functie monteur reparatie smartphones en/of tablets eisers belastbaarheid niet overschrijdt. Daarnaast volgt uit het resultaat functiebeoordeling van 10 maart 2021 dat op de items toetsenbord bedienen en muis hanteren de belasting op dit item de belastbaarheid van eiser niet overschrijdt. Voor wat betreft het telefonisch contact met klanten heeft de arbeidsdeskundige toegelicht dat eiser beperkt is op rechtstreeks contact met klanten, echter kan hij oppervlakkige en/of kortdurende contacten wel aan. In de functie gaat het om telefonisch contact, wat niet bezwaarlijk is. De rechtbank stelt vast dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij zijn motivering, waarom de functie de belastbaarheid van eiser op deze items niet overschrijdt, gebruik maakt van de gegevens van de arbeidskundig analist. Eiser heeft deze gegevens van de arbeidskundig analist betwist, maar die betwisting verder niet nader geconcretiseerd. De rechtbank ziet dan ook geen redenen om te oordelen dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet heeft mogen uitgaan van de bevindingen van de arbeidskundig analist. De arbeidsdeskundigen hebben de overige knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite ook gericht tegen de door de verzekeringsartsen vastgestelde FML van 26 oktober 2022, waarvan de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld dat er geen reden is om daaraan te twijfelen. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen en ziet dan ook geen reden om een onafhankelijk arbeidsdeskundige te benoemen.
22. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser per de datum in geding met de middelste van de eerste drie van de geduide functies 60,29% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als chef werkplaats, zodat eiser voor de overige 39,71% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

23. Het UWV heeft eiser per 26 februari 2021 terecht voor 39,71% arbeidsongeschikt geacht.
24. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb wordt in dit geval aanleiding gezien het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiser. De proceskosten in beroep stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van een zitting, met een waarde van € 759,- per punt en een wegingsfactor 1). Ook wordt bepaald dat het UWV het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het UWV het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan op 20 december 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 20 december 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.