ECLI:NL:RBLIM:2022:10230

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
ROE 21/3364
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering van eiser met medische klachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 december 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A.J.E. Verschuren, en de Raad van bestuur van het UWV, vertegenwoordigd door mr. D.E.C. Veugen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV, dat zijn WIA-vervolguitkering per 1 januari 2021 heeft aangepast naar 46,79% arbeidsongeschiktheid, gebaseerd op een medische herbeoordeling. Eiser betwist de juistheid van deze beoordeling en stelt dat zijn klachten van duizeligheid, flauwvallen en hallucinaties onvoldoende zijn meegewogen, wat zou leiden tot een overschatting van zijn belastbaarheid.

De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig zijn opgesteld en voldoen aan de vereisten. De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser per 20 oktober 2020 voor 46,79% arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen alle relevante medische gegevens hebben meegenomen in hun beoordeling en dat er geen reden is om aan de juistheid van deze rapporten te twijfelen. Eiser heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid zouden kunnen onderbouwen.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt in zijn verzoek om een hogere WIA-uitkering. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de door eiser gemaakte proceskosten niet vergoed worden, omdat hij in beroep geen gelijk heeft gekregen. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en eiser heeft de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/3364

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.J.E. Verschuren),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. D.E.C. Veugen).

Procesverloop

Met het besluit van 21 januari 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV eisers vervolguitkering in verband met Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 1 januari 2021 aangepast, omdat hij vanaf 20 oktober 2020 minder arbeidsgeschikt is dan voorheen, namelijk 46,79%.
Met het besluit van 9 november 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de zitting van 8 november 2022. Eiser was niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat ging er aan deze procedure vooraf?

1. Eiser werkte als onderhoudsschilder bij [bedrijfsnaam 1] voor gemiddeld 36,25 uur per week. Het dienstverband is per 1 juli 2007 verbroken. Het UWV heeft hem daarop een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toegekend. Hij heeft zich op 15 oktober 2008 wegens gezondheidsklachten ziekgemeld. Op grond van de resultaten van een medisch en arbeidskundig onderzoek naar eisers mate van arbeidsongeschiktheid per de datum einde wachttijd, heeft het UWV eiser met ingang van 13 oktober 2010 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij eiser voor 35 tot 80% arbeidsongeschikt werd geacht.
2. Per 1 februari 2016 is eiser gaan werken als magazijnmedewerker/bezorger bij [bedrijfsnaam 2] voor 40,13 uur per week. Eiser heeft zich per 11 januari 2017 ziekgemeld voor dit werk. Per 1 januari 2018 is het dienstverband verbroken. Het UWV heeft vervolgens diverse keren eisers mate van arbeidsongeschiktheid (naar aanleiding van meldingen door eiser van een gewijzigde gezondheidstoestand) beoordeeld, laatstelijk op een percentage van 44,87. Bij besluit van 21 oktober 2020 heeft het UWV eiser bericht dat zijn WGA-loonaanvullingsuitkering per 1 december 2020 eindigt en dat hij vanaf die datum een WGA-vervolguitkering ontvangt. Op 28 oktober 2020 heeft eiser opnieuw een melding gewijzigde gezondheidstoestand per 20 oktober 2020 bij het UWV gedaan. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een (medische en arbeidskundige) herbeoordeling gedaan van eisers arbeidsgeschiktheid.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser telefonisch gesproken en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 20 oktober 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 7 januari 2021. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eisers werk als onderhoudsschilder moet worden aangemerkt als de maatgevende arbeid, dat eiser gezien zijn beperkingen die maatgevende arbeid niet kan verrichten, maar dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog wel zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 53,21% kan verdienen van het loon dat hij verdiende als onderhoudsschilder. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 46,79%. Daarom krijgt eiser per 1 januari 2021, dit is twee kalendermaanden nadat het arbeidsongeschiktheidspercentage is gewijzigd, een WGA-vervolguitkering naar dit percentage.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een arts [1] bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de arts bezwaar en beroep zijn de beperkingen in de FML van 7 januari 2021 juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiser?

5. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij voert aan dat de klachten van ernstige/hevige duizeligheid, flauwvallen alsook het zien van waanbeelden (hallucinaties) onvoldoende in de beoordeling zijn meegenomen. Hierdoor is zijn belastbaarheid overschat. Eiser is van mening dat er door zijn wisselende belastbaarheid sprake is van een situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’. Hij merkt op dat er wellicht nog geen duidelijke diagnose bestaat voor de klachten van duizeligheid en flauwvallen, wel heeft te gelden dat de klachten door de medische sector zijn geobjectiveerd. Deze klachten, die niet te voorzien zijn, treden met vaste regelmaat, gemiddeld éénmaal per week, op waardoor eiser zich een halve dag tot drie dagen niet kan voortbewegen, zijn huis niet uit kan en niet kan autorijden. Dit maakt dat eiser sterk wisselende mogelijkheden heeft, waardoor er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden.
6. Subsidiair stelt eiser dat hij de geduide functies niet kan uitvoeren, omdat deze zijn belastbaarheid overschrijden en onvoldoende acht is geslagen op de gevolgen van zijn klachten. Eiser heeft door zijn klachten moeite met het vasthouden van aandacht en concentreren. Ook is hij overprikkeld. De FML dient hierop aangepast te worden, aldus eiser. Verder voert eiser aan dat een deskundige moet worden ingeschakeld vanwege het tussen partijen bestaande geschil met betrekking tot zijn beperkingen ten gevolge van de ernstige duizeligheidsklachten en flauwvallen.

Waarover gaat het in deze zaak?

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser per 20 oktober 2020 voor 46,79% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 20 oktober 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank?

8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser per 20 oktober 2020 voor 46,79% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser gesproken tijdens een telefonisch spreekuur. De verzekeringsarts beschrijft onder andere de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnose en de prognose. Hij heeft beschreven dat eiser verminderd benutbare mogelijkheden heeft als rechtstreeks en objectiveerbaar gevolg van ziekte en/of gebrek en op grond daarvan beperkingen vastgesteld in de FML van 7 januari 2021.
11. De arts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport heroverwogen. Hij heeft het dossier met daarin de informatie van de behandelaars bestudeerd. Tijdens de bezwaarprocedure is informatie verkregen van een psycholoog en twee neurologen en heeft de arts bezwaar en beroep nog telefonisch aanvullende inlichtingen gevraagd bij de behandelend neuroloog [naam] . Ook heeft de arts bezwaar en beroep kennis genomen van eisers bezwaargronden en eiser gesproken op de hoorzitting, waar ook een verzekeringsarts bezwaar en beroep bij aanwezig was. Daarbij is een lichamelijk onderzoek achterwege gebleven omdat dat gezien de klachten geen toegevoegde waarde had, maar heeft de arts bezwaar en beroep wel een psychische observatie verricht. De arts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
12. De (verzekerings)artsen hebben alle klachten van eiser, de eigen bevindingen uit de psychische observatie door de arts bezwaar en beroep en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Er is geen reden om aan te nemen dat de (verzekerings)artsen aspecten van de gezondheidstoestand van eiser hebben gemist. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De (verzekerings)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
13. De verzekeringsarts gaat uit van de diagnoses restklachten na trauma capitis (WAD), gonartrose en rugpijn aspecifiek chronisch. Volgens de verzekeringsarts wordt niet voldaan aan de verzekeringsgeneeskundige criteria voor het ontbreken van benutbare mogelijkheden conform het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit). Er is geen sprake van onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op alle drie de niveaus. Eiser verzorgt zichzelf en heeft, zij het in beperkte mate, activiteiten en contacten binnen- en buitenshuis. Ook is eiser niet opgenomen in een ziekenhuis of inrichting, niet bedlegerig en ook niet volledig ADL-afhankelijk. Ook de arts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport uiteengezet dat er geen sprake is van ‘geen benutbare mogelijkheden’, omdat eiser niet aan één van de criteria voldoet die volgen uit het Schattingsbesluit. Eiser stelt daarentegen dat hij ‘geen benutbare mogelijkheden’ heeft dan wel dat hij op medische gronden volledig arbeidsongeschikt is door zijn sterk wisselende mogelijkheden, maar de rechtbank volgt hem daarin niet. In dit verband stelt de rechtbank vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser kampt met duizeligheidsklachten, flauwvallen en het hebben van waanbeelden (hallucinaties). Ook staat vast dat uit onderzoek door specialisten voor deze klachten geen verklaring is gevonden. Eveneens is niet in geschil dat eiser per half jaar zo’n 8 à 9 keer flauwvalt. Eiser heeft ter zitting gesteld dat de duizeligheidsklachten gemiddeld één keer per week voorkomen en dat deze tussen de één uur tot drie dagen kunnen duren. De rechtbank stelt vast dat deze verklaring afwijkt van de verklaring die in dit verband door eiser in bezwaar is afgelegd. Uit het rapport van de arts bezwaar en beroep volgt dat eiser tijdens de hoorzitting heeft verklaard dat de duizeligheidsklachten weliswaar een halve dag tot wel drie dagen per week duren maar dat de frequentie is eens per drie weken tot weken niet. De rechtbank ziet geen grond om niet uit te gaan van eisers verklaring in bezwaar. Deze wijkt namelijk af van wat eiser in beroep heeft gesteld, zonder dat dit verschil door hem wordt verklaard. Ook ontbreekt een (medische) onderbouwing van de zijde van eiser, dat uitgegaan moet worden van zijn verklaring hierover in beroep, in plaats van wat hij in bezwaar heeft verklaard. Uitgaande van de verklaring van eiser over zijn duizeligheidsklachten in bezwaar, vindt de rechtbank de verklaring van de arts bezwaar en beroep dat bij eiser sprake is van een gemiddelde frequentie van duizeligheidsklachten van één dag per week navolgbaar is; eiser ervaart deze klachten immers eens per drie weken, maar ook weken niet. De rechtbank betrekt hier ook bij dat uit het rapport van de arts bezwaar en beroep volgt dat eiser voor deze klachten meermalen naar de neuroloog is verwezen en dat deze geen verklaring voor zijn klachten heeft gevonden. Ook werden een MRI en EEG gemaakt die normaal bleken. De rechtbank ziet geen reden om hetgeen de arts bezwaar en beroep heeft geschreven niet te volgen. Met de arts bezwaar en beroep is de rechtbank dan ook van oordeel dat op grond van deze feiten niet kan worden vastgesteld dat bij eiser sprake is van sterk wisselende mogelijkheden met perioden van niet of nauwelijks zelfredzaamheid dan wel verlies aan mogelijkheden. Dat geen sprake is van ernstig persoonlijk en sociaal disfunctioneren op alle niveaus ten gevolg van een ernstige psychische stoornis, dat er geen sprake is van opname in een ziekenhuis of instelling en dat er geen sprake is van bedlegerigheid of ADL-afhankelijkheid heeft eiser niet betwist en de rechtbank ziet daarvoor in het dossier ook onvoldoende grond. Dat betekent dat de (verzekerings)artsen zich terecht op het standpunt hebben gesteld dat geen sprake is van ‘geen benutbare mogelijkheden’ en eiser niet op medische gronden volledig arbeidsongeschikt kan worden geacht. Er is terecht een FML opgesteld.
14. De verzekeringsarts heeft verder overwogen dat eiser werd verwezen naar de neuroloog in verband met klachten van duizeligheid en het zien van waanbeelden (hallucinaties). Zoals hiervoor al is weergegeven werden bij neurologisch onderzoek geen duidelijke afwijkingen gevonden die de ervaren klachten kunnen verklaren. Er bestaat derhalve een discrepantie tussen de door eiser ervaren klachten en de medisch objectiveerbare afwijkingen als rechtstreeks en objectiveerbaar gevolg van ziekte of gebrek, aldus de verzekeringsarts. Op fysiek gebied zijn de klachten afgenomen. Eiser heeft een actieve levensstijl, waardoor hij minder klachten en belemmeringen ervaart. Wel blijven de knie en de rug kwetsbare plekken. Op het vlak van persoonlijk en sociaal functioneren zijn er beperkingen voor overmatige stress, werkdruk, conflicthantering en persoonlijk risico. Op fysiek gebied zijn er beperkingen op het vlak van zwaardere fysieke belasting van het locomotoor systeem. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen op het vlak van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
15. De arts bezwaar en beroep geeft aan dat met de duizeligheidsklachten, het flauwvallen en de hallucinaties in voldoende mate rekening is gehouden door de verzekeringsarts. Hoewel de neuroloog een oogheelkundig probleem als een mogelijke oorzaak van de hallucinaties ziet, zijn er anamnestisch geen aanwijzingen voor een verminderde visus, waardoor aanvullende visuele beperkingen vooralsnog niet zijn aangewezen. Daarnaast is bij de primaire beoordeling volgens de arts bezwaar en beroep in voldoende mate rekening gehouden met de bij eiser bekende knie artroseklachten, lage rugklachten, astma en de resterende klachten na de auto-ongevallen.
16. Eiser voert subsidiair aan dat de arts bezwaar en beroep zijn klachten onvoldoende heeft meegewogen en dat zijn belastbaarheid is overschat. Volgens eiser hadden er beperkingen moeten worden aangenomen op vasthouden van de aandacht en hadden beperkingen moeten gelden voor concentratie en overprikkeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Met de duizeligheidsklachten en het flauwvallen is door de arts bezwaar en beroep kenbaar rekening gehouden en daarvoor zijn in de FML ook beperkingen vastgesteld; eisers stelling dat voor deze klachten weliswaar geen medische verklaring is gevonden maar dat deze wel zijn geobjectiveerd kan dus geen doel treffen. De medische feiten zijn niet in geschil; het is vervolgens de taak en verantwoordelijkheid van een (verzekerings)arts om die medische feiten te vertalen naar beperkingen voor arbeid in de FML. Het is de rechtbank niet gebleken dat deze vertaalslag de toets der kritiek niet kan doorstaan. Eiser heeft in dit verband ook geen (nieuwe) medische gegevens ingebracht. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiser ervaart op 20 oktober 2020.
17. Eiser vindt dat de rechtbank een medisch deskundige moet benoemen, omdat er geschil bestaat over de beperkingen ten gevolge van ernstige duizeligheidsklachten en flauwvallen. De arts bezwaar en beroep heeft voldoende onderbouwd waarom de medische stukken die eiser heeft ingebracht niet tot meer of andere beperkingen zouden moeten leiden. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de arts bezwaar en beroep. Nu er geen twijfel is wijst de rechtbank het verzoek om een deskundige te benoemen dan ook af. De verwijzing door eiser naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, in welke zaak kennelijk een deskundigenonderzoek is gelast naar de gezondheidssituatie van een persoon die last heeft van duizeligheidsklachten, kan niet tot een ander oordeel leiden omdat een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling een individuele, op de persoon toegespitste beoordeling is, zodat hieruit geen conclusies kunnen worden getrokken ten aanzien van eiser.
18. Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het bestreden besluit. Eiser moet op 20 oktober 2020 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 7 januari 2021.
De arbeidskundige beoordeling
19. De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) heeft op grond van de FML van 7 januari 2021 functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- (267051) Monteur printplaten;
- (315133) Administratief medewerker (document scannen);
- (315100) Administratief ondersteunend medewerker.
20. Ter zitting heeft eiser zijn arbeidskundige beroepsgrond toegelicht in die zin dat hij daarmee bedoeld heeft te stellen dat hij de geduide functies met zijn beperkingen niet kan uitvoeren. Hij betwist de motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep dat de functies passend zijn niet.
21. De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML van 7 januari 2021. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 4 november 2021 voldoende uitgelegd waarom de drie geduide functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat de functies geen overschrijding opleveren van de belastbaarheid van eiser.
22. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 20 oktober 2020 met de middelste van deze functies 53,21% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als schilder, zodat eiser voor de overige 46,79% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

23. Het UWV heeft terecht bepaald dat eiser per 20 oktober 2020 voor 46,79% arbeidsongeschikt is, waardoor hij per 1 januari 2021 een WGA-vervolguitkering ontvangt naar dit percentage.
24. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 20 december 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 20 december 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.De medische heroverweging in het rapport van 20 oktober 2021 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.