ECLI:NL:RBLIM:2022:10231

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
ROE 21/2466
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van WGA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. E.R. Peeters, en het UWV, vertegenwoordigd door E. Olthof. Eiseres had een WGA-loongerelateerde uitkering ontvangen, maar deze werd per 9 juni 2021 omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zij recht had op een IVA-uitkering, omdat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank moest beoordelen of het UWV terecht had geconcludeerd dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres niet duurzaam was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische situatie van eiseres voldoende had onderkend en dat er een bottleneckanalyse was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat het UWV de loongerelateerde WGA-uitkering terecht had omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering, omdat de volledige arbeidsongeschiktheid van eiseres niet duurzaam was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, maar heeft het UWV wel veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.518,-, en het griffierecht van € 49,-.

De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid een inschatting naar de toekomst toe is en dat de verzekeringsarts voldoende had gemotiveerd waarom er een redelijke verwachting van verbetering was. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had beslist dat eiseres per 9 juni 2021 volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2466

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] ,te [plaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. E.R. Peeters),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: E. Olthof).

Procesverloop

Met het besluit van 23 maart 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV eiseres medegedeeld dat zij haar loongerelateerde Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) wegens bereiken van de maximumduur zal ontvangen tot en met 8 juni 2021 en dat zij vanaf 9 juni 2021 een WGA-loonaanvullingsuitkering krijgt, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Met het besluit van 5 augustus 2021 het (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Teams-zitting van 15 november 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat ging er aan deze procedure vooraf

1. Eiseres werkte als [functie] voor gemiddeld 35,63 uur per week. Zij heeft zich op 12 februari 2019 ziekgemeld voor dit werk. Naar aanleiding van een aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet WIA heeft het UWV een medisch onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dat onderzoek heeft het UWV eiseres met ingang van 9 februari 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De beslissing is in bezwaar gehandhaafd (beslissing op bezwaar van 16 april 2021). Eiseres heeft tegen deze beslissing op bezwaar van 16 april 2021 beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder nummer ROE 21/1447.
2. In verband met het verstrijken van het maximumduur van de loongerelateerde WGA-uitkering is deze uitkering bij het primaire besluit per 9 juni 2021 omgezet in een WGA-loonaanvullingsuitkering. Daarbij is de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres gehandhaafd op 80 tot 100%.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is geen sprake van duurzaamheid van de beperkingen van eiseres maar heeft hij wel de zogenaamde duurzaamheids-FML geactualiseerd (
maar deze is inhoudelijk gelijk aan de duurzaamheids-FML van 11 maart 2021 [1] ). De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat eiseres met deze duurzame beperkingen in staat moet worden geacht meer dan 65% te dienen van het loon dat zij ontving toen zij [functie] was. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiseres

4. Eiseres is het niet eens met het UWV. Volgens haar heeft zij recht op een uitkering op grond van de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering). Zij heeft dit reeds naar voren gebracht in haar beroep tegen de beslissing op bezwaar van het UWV van 16 april 2021 [2] . Eiseres stelt dat wanneer haar beroep in die zaak gegrond wordt verklaard en aan haar per 9 februari 2021 een IVA-uitkering wordt toegekend, het bestreden besluit in deze zaak onrechtmatig is. Het UWV heeft ten onrechte (de drie stappen van) het beoordelingskader van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen (hierna: ‘’beoordelingskader’’) niet toegepast. Om de duurzaamheid te kunnen inschatten had de verzekeringsarts bezwaar en beroep actuele informatie over de ingezette behandeling moeten opvragen bij de behandelaren. Het is juist dat de ingezette behandeling door maatregelen in verband met de covid-19-pandemie is gestagneerd maar deze stagnatie komt ook door intrapersoonlijk onvermogen. Daarnaast voert eiseres aan dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd in hoeverre een verbetering te verwachten is binnen een jaar en het daaropvolgende jaar. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in dit verband alleen algemene overwegingen genoemd, zonder in te gaan op de specifieke situatie van eiseres. Het is bovendien onvoldoende om bij deze motivering aan te sluiten bij het enkele feit dat eiseres het verleden in staat is geweest om arbeid te verrichten. Volgens haar is zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt.

Waarover gaat het in deze zaak

5. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres per 9 juni 2021 op medische gronden volledig arbeidsongeschikt is. Wat partijen verdeeld houdt is de vraag of het UWV terecht stelt dat de volledig arbeidsongeschiktheid van eiseres niet duurzaam is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 9 juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank

6. Uit het dossier maakt de rechtbank het volgende op. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft een spreekuurcontact gehouden, waar hij eiseres heeft gezien, gesproken en onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat de onderzoeksbevindingen conform die van maart 2021 zijn en heeft tevens geconcludeerd dat dit an sich onvoldoende is om duurzaamheid aan te nemen. Feit is dat in maart 2021 de behandeling stagneerde door de covid-19 maatregelen, maar dat de behandeling, die op dit moment bestaat uit exposure, weer is opgepakt. Het is niet realistisch om te mogen verwachten dat dit ook direct tot het gewenste resultaat zal leiden. Volgens eiseres wordt de therapie gecontinueerd en zal er, nadat de angsten zijn behandeld, ook worden gestart met de behandeling van de PTSS. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat er geen medische argumenten zijn om te kunnen onderbouwen dat de prognose in vergelijking met maart 2021 nu wezenlijk is gewijzigd. Nog steeds is de verwachting dat binnen de periode van één of twee jaar verbetering kan worden gerealiseerd door de ingezette (en recente hervatte) behandeling, waarbij in de meest gunstige situatie de belastbaarheid zal zijn conform de op 11 maart 2021 opstelde duurzaamheids-FML. In bezwaar zijn ook geen stukken ingebracht waaruit het tegendeel blijkt. De duurzaamheids-FML wordt geactualiseerd.
7. De rechtbank stelt het volgende voorop. Het beoordelen van de duurzaamheid van de volledige arbeidsongeschiktheid vindt plaats per 9 juni 2021 en is een inschatting naar de toekomst toe. Als onverhoopt veel later blijkt dat die inschatting niet juist was, wil dat niet per definitie zeggen dat het UWV ten aanzien van de duurzaamheid een onjuist standpunt heeft aangenomen. Om deze inschatting van de duurzaamheid van de volledige arbeidsongeschiktheid naar de toekomst toe te kunnen maken en motiveren is in het beoordelingskader een stappenplan opgenomen met drie stappen. Middels dit stappenplan dient de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) te onderzoeken of er al dan niet sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. Bij de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid gaat het – zoals hiervoor reeds aangegeven – om een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. De inschatting van de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) van de kans op herstel in het eerste jaar en het volgende jaar moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij eiseres als individu aan de orde is. Als de inschatting van de kans op herstel is gebaseerd op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan in de situatie van eiseres.
8. Op verzoek van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 4 augustus 2022 het stappenplan (nogmaals) doorlopen en nader gemotiveerd. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie opgevraagd bij de behandelende sector. Uit deze informatie blijkt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er wel degelijk behandelmogelijkheden zijn op de datum in geding. Tevens blijkt uit die informatie van de behandelaars dat het proces wegens Covid-19 maatregelen is vertraagd en wegens de verhuizing van eiseres volledig is stilgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat op basis van de ontvangen informatie, indien niet in het eerstkomende jaar, zeker in het daaropvolgende jaar wel een redelijk of goede verwachting is op het optreden van een verbetering van de belastbaarheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert dat begeleiding mogelijk is voor de psychische beperkingen van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep neemt wel aan dat ook indien de meest gunstige resultaten worden behaald, kwetsbaarheid altijd aanwezig zal zijn. In het kader van een bottleneckanalyse is de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgegaan van de meest gunstige resultaten en heeft hij gemotiveerd welke beperkingen binnen de restsituatie blijvend aanwezig zullen blijven.
9. Eiseres voert allereest aan dat het aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 4 augustus 2022 niet tijdig is ingediend en dus buiten het geding gelaten moet worden. Eiseres verwijst hierbij naar het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2021. Indien de rechtbank toch ervoor kiest om het rapport mee te nemen in de overweging, zou dit in strijd zijn met het beginsel van equality of arms.
10. De rechtbank stelt vast dat eiseres deze beroepsgrond ook heeft ingebracht in het geding dat is geregistreerd onder nummer ROE 21/1447. Daar speelden wat dit betreft dezelfde feiten en omstandigheden. De rechtbank heeft deze beroepsgrond in haar uitspraak in dit geding van heden beoordeeld. De rechtbank volstaat daarom hier met het verwijzen naar haar overwegingen en beslissing ter zake in deze uitspraak (rechtsoverweging 12).
11. Eiseres stelt verder dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de kans op herstel onvoldoende concreet en deugdelijk heeft gemotiveerd. Volgens eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn oordeel niet gebaseerd op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die aan de orde zijn op de datum in geding. Eiseres voert hierover aan dat het enkel benoemen dat er behandelmogelijkheden zijn, niet voldoende is om te kunnen aantonen dat er sprake is van een redelijke of goede verwachting van verbetering. Welke precieze verbetering er valt te verwachten is niet door de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat zij wegens haar persoonlijke beperkingen de behandelingen heeft moeten staken en niet (enkel) wegens externe redenen, zoals Covid-19-maatregelen.
12. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende en begrijpelijk heeft gemotiveerd waarom een redelijke of goede verwachting van verbetering aanwezig is. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 4 augustus 2022 niet alleen de duurzaamheid van de belastbaarheid van eiseres heeft beoordeeld per 9 februari 2021 maar ook per 9 juni 2021. De rechtbank begrijpt dat het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is dat de gezondheidssituatie en de verwachte verbetering van de belastbaarheid van eiseres op 9 juni 2021 vergelijkbaar is met 9 februari 2021. In dat verband heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het stappenplan volledig uitgewerkt. Daarnaast heeft hij ook informatie opgevraagd bij de behandelende sector. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt in dit kader dat eiseres ook op 9 juni 2021 nog vooraan in het traject zat en het traject nog niet optimaal van de grond is gekomen. Deels was er sprake van een nog onderzoekende fase en daarnaast is exposure-therapie gestopt door externe omstandigheden. Verwijzend naar de ontvangen informatie stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep vast dat er sprake is van een redelijke of goede verwachting van verbetering van de belastbaarheid. Wel benadrukt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat ook na de behandelingen er zekere kwetsbaarheid aanwezig zal zijn. Uit de geactualiseerde duurzaamheids-FML van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat hij nog beperkingen aanneemt voor het persoonlijk en sociaal functioneren. Aan de hand van deze duurzaamheids-FML blijkt dat eiseres niet voor 80-100% arbeidsongeschikt is, waardoor er geen sprake is van duurzaamheid. Hiermee heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de kans op herstel op een concrete en deugdelijke afweging met feiten en omstandigheden gemotiveerd. Ook heeft hij bij zijn motivering de individuele situatie van eiseres betrokken en vastgesteld dat er ook na de behandelingen beperkingen zullen blijven voortbestaan.
13. De rechtbank stelt vast dat eiseres in de onderhavige procedure dezelfde beroepsgronden heeft ingediend tegen de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep als zij gedaan heeft in de zaak met nummer ROE 21/1447. De rechtbank heeft deze beroepsgronden beoordeeld in haar uitspraak van heden in de zaak met nummer ROE 21/1447. Zij volstaat hier dan ook met het verwijzen naar dat oordeel (rechtsoverwegingen 13, 14 en 15). De rechtbank realiseert zich dat dit oordeel ziet op het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de duurzaamheid van de belastbaarheid van eiseres op 9 februari 2021. Maar de rechtbank ziet geen aanleiding om dit oordeel niet ook van toepassing te achten op de datum in geding in onderhavige zaak (9 juni 2021). Vast staat dat er maar een korte tijd is verstreken tussen 9 februari 2021 en 9 juni 2021 en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep beide data heeft beoordeeld. Eiseres heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat er in die tussentijd iets zodanig wezenlijks is gewijzigd dat niet langer meer uitgegaan kan worden van de gegevens die de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft betrokken bij zijn beoordeling.
14. Omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep pas na de vragen van de rechtbank het stappenplan heeft gemotiveerd, is het bestreden besluit pas in beroep van een juiste motivering voorzien. De rechtbank zal dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeren, nu het gebrek in beroep is geheeld, eiseres hierop heeft kunnen reageren, zoals zij ook heeft gedaan, en eiseres hier niet door is benadeeld.

De conclusie van de rechtbank

15. Het UWV heeft terecht beslist dat eiseres per 9 juni 2021 volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is en heeft de loongerelateerde WGA-uitkering per die datum dan ook terecht omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. De rechtbank ziet in de toepassing van artikel 6:22 van de Awb aanleiding te bepalen dat het UWV aan eiseres de door haar gemaakte proceskosten moet vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en wegingsfactor 1). De rechtbank bepaalt tevens dat het UWV het griffierecht aan eiseres moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan op 20 december 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 20 december 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie zaak geregistreerd onder nummer ROE 21/1447.
2.Zaaknummer ROE 21/1447.